|
||||||||||||||||||||||||||||||
1. | a. | |||||||||||||||||||||||||||||
b. | ||||||||||||||||||||||||||||||
c. | ||||||||||||||||||||||||||||||
2. | a. | De cijfers zijn alleen gehele
getallen.
Tussenliggende waarden zijn niet mogelijk. |
||||||||||||||||||||||||||||
b. | 3,6 + 10,7 + 10,7 = 25% | |||||||||||||||||||||||||||||
c. | 3,6 + 10,7 + 10,7 + 28,6 + 21,4 +
7,1 = 82,1 De zessen hebben dus frequentie 100 - 82,1 = 17,9% |
|||||||||||||||||||||||||||||
3. | a. | Tel de vier staafjes
per jaar op: 2001: 10 + 20 + 25 + 20 = 75 2002: 20 + 15 + 13 + 20 = 68 2003: 30 + 16 + 20 + 10 = 76 2004: 20 + 30 + 32 + 38 = 120 Dus 2004 had de grootste omzet. |
||||||||||||||||||||||||||||
b. | Tel de staafjes per kleur op: Lente: 10 + 20 + 30 + 20 = 80 Zomer: 20 + 15 + 16 + 30 = 81 Herfst: 25 + 13 + 20 + 32 = 90 Winter: 20 + 20 + 10 + 38 = 88 De herfst was de omzet het grootst. |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
c. | lente 2004, zomer 2002, herfst 2002 of winter 2003 | |||||||||||||||||||||||||||||
d. | Zie hieronder. De omzet is 16000-16000-16000-32000 |
|||||||||||||||||||||||||||||
e. | zie hiernaast Aan de rechteras staan de seizoenen (van lente naar winter van voor naar achter) Aan de voorkant staan de jaartallen. |
|
||||||||||||||||||||||||||||
4. | a. | Staafdiagram. Het zijn "losse" groepen. | ||||||||||||||||||||||||||||
b. | Histogram: de uren lopen vloeiend in elkaar over. | |||||||||||||||||||||||||||||
c. | Histogram: de leeftijden zijn continu. Alle tussenliggende waarden zijn mogelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||
d. | Staafdiagram: Het aantal ogen zijn losse mogelijkheden; 4,3 e.d. ogen kan niet. | |||||||||||||||||||||||||||||
5. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Tel de lengtes van de
staven op. Alleen als er 100 uitkomt kan het relatief zijn. A: 35 + 20 + 15 + 10 + 20 = 100 dus absoluut of relatief B: 28 + 10 + 20 + 43 + 20 = 121 dus absoluut C: 10 + 25 + 35 + 30 = 100 absoluut of relatief. |
||||||||||||||||||||||||||||||
6. | a. | Eerste helft:
600 + 500 + 400 + 450 + 350 + 520 = 2820 Tweede helft: 400 + 580 + 450 + 400 + 250 + 350 = 2530 Dat is een daling van 290 en dat is 290/2820 • 100% = 10,3% |
||||||||||||||||||||||||||||
b. | Tussen mei en juni:
toename: 520 - 350 = 170 Tussen juli en augustus: toename 580 - 400 = 180 Tussen november en december: toename 350 - 250 = 100 In augustus was de absolute toename het grootst. |
|||||||||||||||||||||||||||||
c. | januari en februari:
afname 100/600 • 100% = 17% februri en maart: afname 100/500 • 100% = 20% april en mei: afname 100/450 • 100% = 22% juni en juli afname 120/520 • 100% = 23% augustus en september: afname 130/580 = 22% september en oktober: afname 50/450 • 100% = 11% oktober en november: afname 150/400 • 100% = 38% Dus in oktober was de relatieve afname het grootst. |
|||||||||||||||||||||||||||||
7. | SP: 20/15
• 100% = 133% toename VVD: 1/31 • 100% = 3% toename PvdA: 12/30 • 100% = 40% afname PVV: 6/24 • 100% = 25% afname CDA: 7/21 • 100% = 33% afname CU: 2/5 • 100% = 40% toename GL: 5/10 • 100% = 50% afname SGP en PvDD blijven gelijk: 0% |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
PP en 50+ : 1/0 • 100% en 2/0 • 100% zijn oneindig veel relatieve toename!! Dat valt niet te tekenen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
8. | a. | Zie hiernaast. | ||||||||||||||||||||||||||||
b. | zie hiernaast. | |||||||||||||||||||||||||||||
c. | Voordelen van deze tweede:
de verschillen/variaties zijn veel beter te zien. Nadelen van deze tweede: de verschillen lijken groter dan ze in werkelijkheid zijn. |
|||||||||||||||||||||||||||||
9. | a. | 10 + 6 + 6 + 3 + 2 + 0 + 0 + 1 = 28 wedstrijden. | ||||||||||||||||||||||||||||
b. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
De 36 is bijvoorbeeld
berekend als 10/28 • 100% Dat geeft dit staafdiagram: |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
10. | a. | aflezen van de totalen per klas: | ||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
In 1994 zijn alle zesdeklassers
verdwenen. Dus de zesdeklassers in 1995 komen allemaal uit de 5e klas van 1994. Dus van de 5e klas zijn er 20 meisjes en 25 jongens overgegaan en dus 5 meisjes en 5 jongens blijven zitten Van de vijfdeklassers in 1995 zijn er dus 5 meisjes en 5 jongens als zittenblijvers Dus zijn er 25 meisjes en 40 jongens uit de vierde klas gekomen. Dus van de 4e klas zijn er 15 meisjes en 10 jongens blijven zitten. |
||||||||||||||||||||||||||||||
b. | De derdeklassers zijn
er opvallend weinig van in 1994. Dat waren voor het grootste deel in 1992 eersteklassers. Dus in 1992 waren er waarschijnlijk weinig eersteklassers. |
|||||||||||||||||||||||||||||
11. | a. | het aantal keer te
laat is gemeten, dus de meetwaarde het aantal weken is hoe vaak het voorkwam dus de frequentie. |
||||||||||||||||||||||||||||
b. | het aantal gele
kaarten is gemeten, dus de meetwaarde het aantal wedstrijden is hoe vaak het voorkwam dus de frequentie. |
|||||||||||||||||||||||||||||
c. | het aantal
onvoldoendes is gemeten dus de meetwaarde het aantal proefwerken is hoe vaak het voorkwam, dus de frequentie. |
|||||||||||||||||||||||||||||
d. | het aantal vrouwen
(collega's) is gemeten dus is de meetwaarde het aantal mannen is hoe vaak het voorkwam dus de frequentie |
|||||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |