© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

         
1. a. In de tweede grafiek begint de schaal niet bij nul, en is de schaalverdeling bovendien uitgerekt t.o.v. de eerste. Dat betekent dat effecten veel belangrijker lijken.
         
  b. De tweede grafiek schiet zelfs "de figuur uit" aan de rechterkant.
         
  c. De stijging in 2011 was van  45 naar 65 en dus een stijging van 20
De daling van  1010 was van 70 naar 45 en dus een daling van ongeveer 25.
De daling was meer dan de stijging!
         
2. a. De figuur suggereert dat de verkopen met elkaar vergeleken kunnen worden, maar door de verschillende schaalverdelingen is dat helemaal niet zo.
         
  b.
         
  c. hier staan wat roosterpunten uitgerekend in % van 2000
   
jaar 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
binnenlands (% van 2000) 100   129   129 114     157   86   57
buitenlands (% van 2000) 100   250     200   350     350   400
    dat geeft deze grafieken:    
         
   
         
  d. Als je dingen met elkaar wilt vergelijken die echt een totaal andere eenheid hebben
(bijvoorbeeld gewicht en lengte)
         
3. a.
         
  b.
         
4 a.

         
  b. In de tweede zie je duidelijk dat het volume eerst toeneemt, maar vanaf een bepaald moment (ongeveer vanaf 30 gram KCl) ongeveer constant blijft.
         
5. Aflezen: in 1975 ongeveer 23000 schakers en in 1963  ongeveer 14500
De toename is dan  23000 - 14500 = 8500
Dat is in 12 jaar dus de gemiddelde toename per jaar is  8500/12 = 708

In 1978 waren er ongeveer 26500 schakers
De toename tussen 1975 en 1978 is dan  26500 - 23000 = 3500 schakers
Dat is in 3 jaar dus de gemiddelde toename per jaar is  3500/3 = 1167

Dus in de periode 1963 - 1975 was de gemiddelde toename per jaar kleiner. 

De schaalverdeling op de horizontal as is niet constant. Daardoor is de grafiek van 1963 tm 1975  "in elkaar gedrukt" en lijkt de stijging sterker dan hij is.
         

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)