|
|||||||||
1. | a. | De toename is 14,2 - 10,2 = 4. Dat is 4/10,2 • 100% ≈ 39,2% en dat is ruim meer dan 39%. | |||||||
b. | in 1990
is 10,2 gelijk aan 50%, dus is 100% gelijk aan 20,4 in 2000 is 14,2 gelijk aan 53% dus is 100% gelijk aan 100 • 14,2/53 = 26,79 de toename is 26,79 - 20,4 = 6,39 en dat is 6,39/20,4 • 100% = 31,3% Dat is minder dan de ruim 39% van de vrouwen. |
||||||||
c. | vrouwen
zijn niet ingelopen: de toename van het uurloon van de vrouwen is 13,30 - 8,68 = 4,62 de toename van het uurloon van de mannen is 16,98 - 11,91 = 5,07 het uurloon van de mannen neemt meer toe dan het uurloon van de vrouwen. vrouwen zijn wel ingelopen: • manier 1. • manier 2. |
||||||||
2. | Als dat p% , dan geldt: p • 0,52 + 88 • 0,48 = 80 en daaruit volgt eenvoudig p ≈ 73% | ||||||||
3. | In 2000 zijn er 821
+ 31 = 852 mannen en dus 1160 - 852 = 308 vrouwen. Als 1160 daalt met 6,47% dan blijft er 100 - 6,47 = 93,53% over. Dat zijn 0,9353 • 1160 = 1085 verkeersdoden (afgerond) in 2001. Daarvan zijn er 821 mannen en dus 1085 - 821 = 264 vrouwen. Dat is een afname van 308 - 264 = 44 vrouwen en dat is 44/308 • 100% = 14,3% |
||||||||
4. | Aflezen uit de grafiek: 50% onderspanning geeft 8% extra
brandstofverbruik. Dus 1 liter per 15,5 km is 8% extra, dus is 108% van het normale verbruik. Als 1 liter 108% is, dan is 100% gelijk aan 1/1,08 liter = 0,9259 liter 0,9259 liter per 15,5 km is hetzelfde als 1 liter per 15,5/0,9259 = 16,7 km |
||||||||
5. | a. | eerste
dag €36,00 geeft korting
€2,50 tweede dag €80,00 geeft korting €15,00 derde dag €319,00 geeft korting €90,00 de totale korting is nu 2,50 + 15,00 + 90,00 = €107,50 heb totale aankoopbedrag is 80 + 36 + 319 = €435 Dat is dan 107,50/435 • 100% = 24,7% |
|||||||
b | eerste
dag bijv. €25
geeft korting
€2,50 tweede dag bijv. €25 geeft korting €5,00 derde dag bijv. €300 geeft korting €90,00 de totale korting is nu 2,50 + 5,00 + 90,00 = €97,50 het totale aankoopbedrag is 25 + 25 + 300 = €350 Dat is dan 97,50/350 • 100% = 27,9% en dat is groter dan 27% |
||||||||
6. | week 17:
Juliette 95, gemiddelde 80 dus afwijking 15 en dat is
15/80 • 100% = 18,75% week 22: Juliette 90, gemiddelde 75 dus afwijking 15 en dat is 15/75 • 100% = 20% Dus in week 22 is de procentuele afwijking het grootst. |
||||||||
7. | a. | 1981: 4% van
5056000 is 0,04 • 5056000 =202240 mannen 2004: 10% van 6211000 is 0,10 • 6211000 = 621100 mannen Dat is een toename van 418860 en dat is 418860/202240 • 100% = 207,11% |
|||||||
b. | De vrouw had een
BMI van 69,1 dus haar overtollige BMI was 69,1 - 25 = 44,1 58% daarvan is 0,58 • 44,1 = 25,578 Haar nieuwe overtollige BMI is dus 25,578 dus haar BMI is 69 - 25,578 = 43,522 |
||||||||
c. | Voor een gezond
gewicht zal het totale overtollige BMI weg moeten zijn Dus moet er een afname van 100% zijn. De hoogste afname is 97,8%, dus de conclusie klopt: niemand heeft na 2 jaar een gezond gewicht. |
||||||||
8. | Het verschil is 1
punt en dat is 5% Dan is 100% gelijk aan 20 punten. |
||||||||
9. | Stel dat x%
van Oostenrijk in Graz woont. Dan woont dus x + 13 in Stiermarken Dus x is 35% van x + 13 x = 0,35(x + 13) x = 0,35x + 4,55 0,65x = 4,55 x = 7 Dus in Stiermarken woont 13 + 7 = 20% van Oostenrijk |
||||||||
10. | Stel dat Chantal x
uitgeeft Dan geeft Amira 1,6x uit, een Bo 0,15x Samen is dat 2,75x Dat is 55 euro, dus x = 20 euro Amira gaf dus 32 euro uit. |
||||||||
11. | eerst is 10% ziek,
maar daarvan is later weer 10% betere, dus 90% nog steeds ziek, dat is
0,10 • 0,9 = 0,09 van de 90% wordt 10% ziek, dat is 0,9 • 0,10 = 0,09 Samen in 0,18 ziek, dus dat is 18% |
||||||||
12. | 2011 | ||||||||
|
|||||||||
?? = 4,2 • 100/20 = 21 miljoen | |||||||||
2016: | |||||||||
|
|||||||||
?? = 8,5 • 100/26 = 32,69... miljoen | |||||||||
toename | |||||||||
|
|||||||||
?? = 32,69 • 100/21 = 156% Dat is een toename van 56% |
|||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |