© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1. μS = 5 • 73 = 365
σS = 5 • 18
normalcdf(400, 1099, 365, 5 • 18) = 0,1923
       
2. μS = 80 + 55 = 135
σS 2 =  42 + 32  dus  σS = 5
normalcdf(140, 1099, 135, 5) = 0,1587
       
3. a. μS = 40 + 30 = 70
σS2 = 82 + 52 = 169  dus  σS = 13
normalcdf(0, 65, 70, 13) = 0,3503
       
  b. μS = 100 • 70 = 7000
σS = 13 • 100 = 130
normalcdf(0, 650, 700, 130) = 0,3503
       
4. Dat zijn 60 dozen en 60 • 50 = 3000 pakjes
μS = 60 • 1400 + 3000 • 500 = 1584000
σS2 = 60 • 1002 + 3000 • 202 = 1800000  dus  σS =1341,64
normalcdf(1585000, 1099, 1584000, 1341.64) = 0,2280
       
5. a. normalcdf(0, 11, 13, 1.5) = 0,0912
dat zijn  0,0912 • 800  = 73 studenten
       
  b. 50 studenten is  50/800 = 0,0625%
Y1 = normalcdf(0, X, 13, 1.5)
Y2 = 0,0625
intersect geeft X = 10,7
ze lopen dus 10,7 seconden of minder
       
  c. μS = 10,3 + 10,5 + 19,5 + 10,6 = 41,9
σS2 =  0,42 + 0,22 + 0,52 + 0,62 = 0,81  dus   σS = 0,9
normalcdf(0, 42, 41.9, 0.9) = 0,5442
       
6. a. μS = 4 • 74 = 296
σS = 8 • 4 = 16
normalcdf(300, 1099, 296, 16) = 0,4013
       
  b. Bij 4 volwassenen was de kans  0,4013

3 volwassenen en 70 kg bagage:
μS = 3 • 74 + 70 = 292
σS = 8 • 3 = 13,856
normalcdf(300, 1099, 292, 13.856) = 0,2818

Het vlot zinkt dus eerder met 4 volwassenen en dat scheelt in kans  0,1195
       
  c. μS = 3 • 74 + 2 • 42 = 306
σS2 = 3 • 82 + 2 • 72 = 290  dus  σS = 290
normalcdf(300, 1099, 306, 290) = 0,6377
       
7. a. μS = 15 • 2,14 = 32,1
σS = 0,04 • 15
normalcdf(32.5, 1099, 32.1, 0,0415) = 0,0049
       
  b. μS = 5 • 7,80 + 8 • 8,50 = 107
σS = 0,3 • 13
normalcdf(0, 105, 107, 0.313) = 0,0322
       
8. a. normalcdf(5, 1099, 3.6, 0.7) = 0,0228
       
  b. μS = 16 • 3.6 = 57,6 minuten
σS = 0,7 • 16 = 2,8 minuten
normalcdf(60, 1099, 57.6, 2.8) = 0,1957
       
9. V = gewicht tas - gewicht brugger
μV = 45 - 50 = -5
σV2 = 102 + 82 = 164  dus   σV = 164
Als een brugger lichter is dan zijn tas, dan is V > 0
normalcdf(0, 1099, -5, 164) = 0,3481
       
10. V = som van 8 ιιncentsmunten -  som van 5 twee-euro munten
μV = 8 • 16,25 - 5 • 25,75 = 1,25
σV = 0,12 • 13
De onderste rij is langer als V< 0
normalcdf(-1099, 0, 1.25, 0.1213) = 0,0019
       
11. a. normalcdf(0, 12, 11.3, 0.5) = 0,9192
       
  b. μS = 11,3 + 10,8 + 11,1 + 10,5 = 43,7 sec.
σS2 = 0,52 + 0,32 + 0,72 + 0,12 = 0,84  dus  σS = 0,84
normalcdf(0, 43, 43.7, 0,84) = 0,2225
       
  c. V = tijd van loper 1 - tijd van loper 2
μV = 11,3 - 10,8 = 0,5 sec.
σV2 = 0,52 + 0,32 = 0,34  dus  σV = 0,34
Als loper 1 meer tijd nodig heeft dan loper 2 dan is  V > 0
normalcdf(0, 1099, 0.5, 0,34) = 0,8044
       
12. Bereken de kans dat de man langer dan de vrouw is als hun lengtes wel onafhankelijk zouden zijn geweest.
V = lengte man - lengte vrouw
μV = 181 - 168 = 13 cm.
σV2 = 82 + 122 = 208  dus  σV = 208
Als de man langer dan de vrouw is, dan is V > 0
normalcdf(0, 1099, 13, 208) = 0,8163
Bij onafhankelijkheid zou je verwachten dat 81,63% van de mannen langer is dan de vrouw. Dat is in praktijk 95% dus zal het wel niet onafhankelijk zijn.
       
13. V = hoogte van alle boeken - binnenhoogte box
μV = 17 • 6 - 100 = 2 cm.
σV2 = 17 • 1,52 + 12 = 39,25   dus  σV = 39,25
Het past als V < 0
normalcdf(-1099, 0, 2, 39,25) = 0,3748
       
14. V = aankomsttijd Beijum - aankomsttijd Lewenborg
μV = 18:09 - 18:07 = 2 min.
σV = 42
ik neem de bus naar Beijum als V < 0
normalcdf(-1099, 0, 2, 42) = 0,3618
       
15. μG = 19
σG = 4/10
normalcdf(-1099, 18, 19,  4/10 ) = 0,2146
       
16. 0,05/n = 0,008
n = 0,05/0,008 = 6,25
n = 6,252 = 39,1
ze moet dus minstens 40 keer meten.
       
17. μG = 80
σG = 6/n
Y1 = normalcdf(78, 1099, 80, 6/√X)
Y2 = 0,95
intersect geeft  X = 24,3
de man stopt 24 α 25 tomaten in een doos 
 
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)