|
|||||
1. | H0:
μ = 3,4 en
σ
= 0,8 H1: μ < 3,4 meting is gemiddelde van 30, dus H0 aanpassen: H0: μ = 3.4 en σ = 0,8/√30 = 0,146 meting 2,9 overschrijdingskans normalcdf(0, 2.9, 3.4, 0.146) = 0,0003 Dat is kleiner dan α, dus H0 verwerpen: men mag inderdaad concluderen dat de spijbeltijd korter is geworden. |
||||
2. | H0:
μ = 5000 en
σ
= 600 H1: μ < 5000 meting is gemiddelde van 300, dus H0 aanpassen: H0: μ = 5000 en σ = 600/√300 = 34,641 meting 4950 overschrijdingskans normalcdf(0, 4950, 5000, 34,641) = 0,0,0744 Dat is kleiner dan α (0,10) dus H0 verwerpen: men mag inderdaad concluderen dat de lampen inferieur zijn. |
||||
3. | H0:
μ = 5 en
σ
= 0,2 H1: μ < 5 meting is gemiddelde van n, dus H0 aanpassen: H0: μ = 5 en σ = 0,2/√n meting 4,93 H0 verwerpen: normalcdf(0, 4.93, 5, 0,2/√n) < 0,05 Y1 = normalcdf(0, 4.93, 5, 0,2/√(X)) kij bij TABLE wanneer dat kleiner is dan 0,05 Dat geeft X = n > 22 De koper heeft minstens 23 zakken gewogen. |
||||
4. | H0:
μ = 2 en
σ
= 0,5 H1: μ > 2 meting is som van 5, dus H0 aanpassen: H0: μ = 10 en σ = 0,5 • √5 meting 12 overschrijdingskans normalcdf(12, 1099, 10, 0,5 • √5) = 0,0368 Dat is kleiner dan α (0,05) dus H0 verwerpen: ik mag inderdaad concluderen dat de de tijd hoger is. |
||||
5. | a. | H0:
μ = 2,8 en
σ
= 0,5 H1: μ < 2,8 meting is gemiddelde van 10, dus H0 aanpassen: H0: μ = 2,8 en σ = 0,5/√10 = 0,1581 meting 2,5 overschrijdingskans normalcdf(0, 2.5, 2.8, 0.1581) = 0,0289 Dat is kleiner dan α (0,05) dus H0 verwerpen: de veilingkoper mag dat inderdaad concluderen. |
|||
b. | H0:
μ = 2,8 en
σ
= 0,58 H1: μ < 2,8 meting is gemiddelde van 10, dus H0 aanpassen: H0: μ = 2,8 en σ = 0,58/√10 = 0,1834 meting 2,5 overschrijdingskans normalcdf(0, 2.5, 2.8, 0.1834) = 0,0509 Dat is groter dan α (0,05) dus H0 aannemen: de inkoper mag dat inderdaad nu NIET concluderen. |
||||
c. | μ = 2,8 en
σ
= 0,58 0 - 2 kg: normalcdf(0, 2, 2.8, 0.58) = 0,0838 dat zijn 0,0838 • 2000 = 168 pompoenen 2 - 4 kg: normalcdf(2, 4, 2.8, 0.58) = 0,8968 dat zijn 0,8968 • 2000 = 1794 pompoenen > 4 kg: normalcdf(4 1099, 2.8, 0.58) = 0,0193 dat zijn 0,0193 • 2000 = 38 pompoenen Dat levert op: 168 • 0,20 + 1794 • 0,40 + 38 • 0,45 = €768,- μ = 2,5 en σ = 0,5 0 - 2 kg: normalcdf(0, 2, 2.5, 0.5) = 0,1587 dat zijn 0,1587 • 2000 = 317 pompoenen 2 - 4 kg: normalcdf(2, 4, 2.5, 0.5) = 0,8400 dat zijn 0,8400 • 2000 = 1680 pompoenen > 4 kg: normalcdf(4 1099, 2.5, 0.55) = 0,0013 dat zijn 0,0013 • 2000 = 3 pompoenen Dat levert op: 317 • 0,20 + 1680 • 0,40 + 3 • 0,45 = €737,- |
||||
6. | a. | normalcdf(0, 380, 400, 12) = 0,0478 | |||
b. | H0:
μ = 400 en
σ
= 12 H1: μ < 400 meting is gemiddelde van 100, dus H0 aanpassen: H0: σ = 12/√100 = 1,2 meting 397,5 overschrijdingskans normalcdf(0, 397.5, 400, 1.2) = 0,0186 Dat is kleiner dan α (0,05) dus H0 verwerpen: er mag geconcludeerd worden dat het gemiddelde inderdaad minder is dan 400 mg. |
||||
7. | H0:
μ = 16 en
σ
= 2 H1: μ < 16 meting is de som van 6, dus H0 aanpassen: H0: μ = 96 en σ = 2 • √6 = 4,899 meting: kleiner dan 90 overschrijdingskans normalcdf(0, 90, 96, 4.899) = 0,1103 Dat is groter dan α (0,05) dus H0 aannemen: ik mag NIET concluderen dat het gemiddelde minder is dan 16. |
||||
8. | a. | H0:
μ = 360 sec en
σ
= 50 sec H1: μ < 360 meting is het gemiddelde van 40, dus H0 aanpassen: H0: μ = 360 en σ = 50/√40 = 7,906 meting: 351 sec. overschrijdingskans normalcdf(0, 351, 360, 7.906) = 0,1275 Dat is groter dan α (0,05) dus H0 aannemen: men mag NIET concluderen dat het geholpen heeft. |
|||
b. | Bij n
gesprekken wordt
σ
= 50/√n normalcdf(0, 351, 360, 50/√n) > 0,05 Y1 = normalcdf(0, 345, 360, 50/√(X)) Kijk bij TABLE wanneer dat groter dan 0,05 is. Dat is vanaf 84 gesprekken. |
||||
9. | H0:
μ = 200 sec en
σ
= 30 sec (de leraar) H1: μ ¹ 200 Het gemiddelde van de metingen is 187,14 en dat is lager dan wat hij zegt meting is het gemiddelde van 14, dus H0 aanpassen: H0: μ = 200 en σ = 30/√14 = 8,018 meting: 187,14 sec. overschrijdingskans normalcdf(0, 187.14, 200, 8.018) = 0,0543 Dat is groter dan 0,5α (= 0,05) dus H0 aannemen: er is GEEN aanleiding om zijn bewering in twijfel te trekken. |
||||
10. | H0:
μ = 40 en
σ
= 6 H1: μ > 40 Het gemiddelde van de metingen is 42,2 meting is het gemiddelde van 10, dus H0 aanpassen: H0: σ = 6/√10 = 1,897 overschrijdingskans normalcdf(42.2, 1099, 40, 1.897) = 0,1231 Dat is groter dan α (= 0,05) dus H0 aannemen: Hij mag NIET uit deze metingen concluderen dat het zinkgehalte in deze bodem hoger is dan 40. |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |