© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1. H0p = 0,5   (IK)
H1p < 0,5  (mijn Vrouw:  succes is als iemand  meer dan 20000 verdient)
α = 0,05
binomcdf(80, 0.5, 32) = 0,03
Dat is kleiner dan 0,05 dus mijn vrouw krijgt gelijk.
       
2. H0:  μ = 3,   p = normalcdf(4, , 3, 0.8) = 0,1056  dat zeg IK
H1
μ > 3,  dus  p < 0,1056:   succes noemen we langer dan 4 uur computeren,
als
m groter wordt, wordt de kans op langer dan 4 uur kleiner.
α = 0,05.
we meten 7 successen van de 120.
binomcdf(120, 0.1056, 7) = 0,054
Dat is groter dan 0,05 dus ik krijg gelijk (H0 aannemen)
       
3a. Bij een normale verdeling ligt het gemiddelde bij 50%, dus de kans op meer dan het gemiddelde is ook 50%
   
3b. H0p = 0,5
H1p ≠  0,5 dus de toets is tweezijdig:  0,5α aan beide kanten nemen
0,5α = 0,025
1 - binomcdf(300, 167, 0,5) = 0,021
Dat is kleiner dan
0,5α  dus H0 verwerpen:  je mag inderdaad concluderen dat de 7 uur niet meer klopt.
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)