|
|||||
1. | a. | ||||
Dat zagen we in vraag
1c) van de vorige les. Maar de noemer wordt kleiner gemaakt want (n - sin2n) is kleiner dan n want sin2n is positief Dus wordt elke term groter dan 4√n/n Als die laatste divergeert dan divergeert de rij zelf (met alleen maar grotere of gelijke termen) dus ook. |
|||||
b. | |||||
Die laatste twee
rijen convergeren beiden (zie de vorige les), dus deze hele rij
convergeert ook. Maar elke term uit de rij van de opgave is kleiner dan de bijbehorende term uit deze rij, immers omdat de noemer kleiner is gemaakt is de term zelf groter. (de n = 0 term is nul, dus die doet er niet toe) Kortom: de rij uit de opgave ligt tussen 0 en deze rij in, en convergeert dus ook. |
|||||
c. | |||||
Daarbij is gebruikt
dat cosn < 1 dus als n > 0 dan is n2cosn
< n2 De rij van 1/n4 convergeert dus de rij uit de opgave ook. |
|||||
2. | Voor elke term uit de
reeks geldt 0 < an <
1/2n
omdat die noemers allemaal tussen 0 en 1 zitten. Omdat 1/2n convergeert doet deze reeks dat dan ook. |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |