|
|||||
1. | a. | S = 350000 r = 0,05 n = 25 Dat geeft A = 0,05 • 350000/(1 - (1,05)-25) =24833,36 |
|||
b. | S = 350000 r = 0,05 A = 24833,36 Dat geeft S10 = (1,05)10 • 350000 - (24833,36(1,05^10 - 1))/0,05 = 257761,79 |
||||
2. |
De lening is afgelost als Sn = 0 |
||||
3. | Bekijk het vanuit de
bank: het gestorte bedrag is de schuld die de bank aan de persoon
heeft. Wat hij opneemt is wat de bank elke keer aflost. r = 0,06 A = 3000 n = 9 0 = (1,06)9 • S - (3000•1,06^9 - 3000)/0,06 1,069 • S = 34473,95 S = 20405.08 |
||||
4. | De groeifactor per
jaar is 1,07 Dan geldt voor de groeifactor g per maand: g12 = 1,07 dus g = (1,07)1/12 = 1,005654 De rente per maand is dus r = 0,565% S = 250000 r = 0,00565 n = 18 • 12 = 216 Dat geeft A = (0,005654 • 250000)/(1 - 1,005654-18 ) = 2006,45 |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |