|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. | a. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De groeifactoren van
de laatste rij zijn 7,77/99 = 0,078 en
0,60/7,77 = 0,078 en 0,047/0,60
= 0,078 en 0,0036/0,047 = 0,077 Dat is allemaal ongeveer gelijk aan g = 0,078 dus is de groei logistisch |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | (5000 - A)/A
= 99 0,078t (exponentieel met g
= 0,078 en B = 99) 5000 - A = 99A 0,078t A(1 + 99 0,078t) = 5000 A = 5000/(1 + 99 0,078t) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. | a. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als t groter
wordt, dan wordt e-at kleiner als
a (positief is) dus wordt 1 + c e-at ook kleiner (c is ook positief) dan wordt G/noemer dus juist weer groter (delen door een kleiner getal) Dus als t groter wordt, wordt y ook groter, dus de grafiek van y(t) stijgt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Hij beweert dus:
y0 + c y0 = G maar y0 = y(0) = G/(1 + c e0) = G/(1 + c) dus y0 + c y0 = G/(1 + c) + c G/(1 + c) = G (1/(1 + c) + c/(1 + c)) = G (1 + c)/(1 + c) = G Het blijkt te kloppen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | 0,5G = G/(1 +
ce-at)
geeft 1 + ce-at = 2 ce-at = 1 e-at = 1/c -at = ln(1/c) = -lnc at = lnc t = lnc/a |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat geeft achtereenvolgens: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door afwijkingen in g scheelt dat nogal. Neem ongeveer
B = 18 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. | a. | maak een tabel met de groeifactoren: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor 0 < t < 40 blijft g (in ιιn decimaal) ongeveer gelijk dus is er sprake van exponentiλle groei. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Plot Y1 =
5600/(1 + 50 0,95^X) Y2 = Y1(X) - Y1(X - 1) dat geeft de toename van Y1 Y3 = Y2(X) - Y2(X - 1) dat geeft de toename van Y2 Kijk bij TABLE wanneer Y3 positief is (dat is als Y2 toeneemt; daar kun je ook naar kijken) Dat is zo voor t < 78 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. | G = 140, dus
y = 140/(1 + B gt) t = 0 geeft 50 cm, dus 50 = 140/(1 + B g0) = 140/(1 + B) dus 1 + B = 2,8 dus B = 1,8 t = 15 geeft 0,95 140 = 133 Dus 133 = 140/(1 + 1,8 g15) 1 + 1,8 g15 = 1,0526 1,8 g15 = 0,0526 g15 = 0,0292 g = 0,79 y = 140/(1 + 1,8 0,79t) Zij groeit het snelst op het buigpunt, en dat is bij y = 0,5G = 70 70 = 140/(1 + 1,8 0,79t) 1 + 1,8 0,79t = 2 1,8 0,79t = 1 0,79t = 0,5555 t = log(0,5555)/log(0,79) = 2,5 jaar |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. | a. | Invoeren in de GR
(MODE SEQ) nmin = 0 u(n) = u(n-1) + 0,3u(n - 1)(1 - u(n-1)/10,9) u(nmin) = 6,1 Dan in de tabel kijken levert als grenswaarde 10,9 miljard (vanaf ongeveer n= 28) In 2050 (n= 5) zijn er 9,42 miljard Dat scheelt 1,48 miljard en dat is 1,48/10,9 100% = 13,6% In 2050 is de bevolking dus meer dan 10% van de grenswaarde verwijderd. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Begin bij B0 = 6,1 op de x-as. Ga omhoog tot de gekromde grafiek,
daarna opzij naar de lijn y = x Bij dit punt hoort B1 op de x-as. Ga weer omhoog naar de gekromde grafiek, en weer opzij naar y = x, enz. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Stel de bevolking in
1990 gelijk aan x, dan geldt: 6,1 = x + 0,3x (1 - x/10,9) 6,1 = x + 0,3x - 0,3x x/10,9 ⇒ 6,1 = 1,3x - 0,0275x2 ⇒ 0,0275x2 - 1,3x + 6,1 = 0 ABC-formule levert nu x = 41,99 V x = 5,28 en dat laatste is het juiste antwoord. (met de GR Y1 = 6,1 en Y2 = x + 0,3x (1 - x/10,9) en dan intersect kan ook natuurlijk) In 1990 was de wereldbevolking 5,28 miljard. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. | a. | c = 165/500 = 0,33 Het is een meetkundige rij Daarvan is de directe formule P(n) = 0,33 · 1,26n 0,33 · 1,26n = 1 1,26n = 3,0303... n = log(3,0203...)/log(1,28) = 4,49 Dus na 5 jaar is het maximale aantal bereikt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | P0 = 0,25 P1 = 1,58 · 0,25 · (1 - 0,25 = 0,29625 P2 = 1,58 · 0,29625 · (1 - 0,29625) = 0,3294 Het maximum is 2000 dus dit zijn 658 α 659 edelherten Vanaf de 500 zijn er dus 158 α 159 bijgekomen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | r en Pn en 1 -
Pn liggen alle drie tussen 0 en 1 (en zijn alle
drie positief) Als je ze met elkaar vermenigvuldigt wordt dat dus steeds kleiner. Het blijft wel positief, dus gaat dat naar nul. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d. | Voer de recursieformule in in de GR: MODE - SEQ Y= nMin = 0 u(n) = 3,15· u(n - 1) · (1 - u(n - 1)) u(0) = 0,25 Kijk dan in de tabel bij grote waarden van n Dan zie je dat Pn heen en weer gaat tussen 0,78 en 0,53 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |