|
|||||
1. | a. | proteοne: 0,1x
+ 0,3y ≥ 60 vitamines: 0,0004x + 0,0002y ≥ 0,1 mineralen: 0,01x + 0,02y ≥ 5,2 logisch: x, y ≥ 0 |
|||
|
|||||
Doelstellingsfunctie
K = 0,40x + 0,30y (K is het aantal centen)
moet minimaal. Hoekpunten: P = (0, 500) Q: 0,0004x + 0,0002y = 0,1 en 0,01x + 0,02y = 5,2 uit de eerste volgt x = 250 - 0,5y en dan geeft de tweede: 0,01(250 - 0,5y) + 0,02y = 5,2 2,5 + 0,015y = 5,2 ⇒ 0,015y = 2,7 ⇒ y = 180 en dan is x = 160 dus Q = (160, 180) R: 0,1x + 0,3y = 60 en 0,01x + 0,02y = 5,2 Uit de tweede volgt x = 520 - 2y en dan geeft de eerste: 0,1(520 - 2y) + 0,3y = 60 52 - 0,2y + 0,3y = 60 0,1y = 8 ⇒ y = 80 en dan is x = 360 dus R = (360, 80) S = (600, 0) De kosten: KP = 150 KQ = 118 KR = 168 KS = 240 De fabrikant moet kiezen x = 160 en y = 180 om de kosten zo laag mogelijk te houden. |
|||||
b. | Stel de prijs p
dan geldt K = px + 0,3y Als je vanaf punt Q meer graan gaat gebruiken dan zul je in P terechtkomen. In het grensgeval zullen daarom de punten P en Q dezelfde kosten opleveren. Dat geeft p 0 + 0,3 500 = p 160 + 0,3 180 150 = 160p + 54 160p = 96 p = 0,6 Vanaf 60 eurocent per gram zal de fabrikant de inhoud van de zakjes gaan veranderen naar 0 gram soja en 500 gram graan. |
||||
2. | a. | Stel dat men A
Abrinas en P Perzinoos gaat maken. sinaasappelen: 5A + 4P ≤ 2000 abrikozen: A + 2P ≤ 600 perziken: 2P ≤ 500 logisch: A, P ≥ 0 Doelstellingsfunctie: opbrengst is O = A + 1,1P - 200 |
|||
|
|||||
Q = (0, 250) en
OQ = 75 R: A + 2P = 600 en P = 250 geeft het punt R = (100, 250) en OR = 175 S: A + 2P = 600 en 5A + 4P = 2000 De eerste geeft A = 600 - 2P en dan geeft de tweede: 5(600 - 2P) + 4P = 2000 3000 - 10P + 4P = 2000 ⇒ 1000 = 6P ⇒ P = 1662/3 en dan is A = 2662/3 Het dichtstbijzijnde roosterpunt binnen het gebied is (267, 166) of (266, 167) Dat geeft respectievelijk: OS = 249,60 en 249,70 T = (400, 0) en OT = 200 De feestcommissie kan maximaal 249,70 verdienen, namelijk in punt S(266, 167) |
|||||
b. | Er blijft over:
(2000 - 5A - 4P) sinaasappelen en (600 - A - 2P) abrikozen
en (500 - 2P) perziken. Dat is in totaal 2000 - 5A - 4P + 600 - A - 2P + 500 - 2P = 3100 - 6A - 8P stuks Dat levert op 0,02 (3100 - 6A - 8P) = 62 - 0,12A - 0,16P Dan is de opbrengst: A + 1,1P - 200 + 62 - 0,12A - 0,16P O = 0,88A + 0,94P - 138 |
||||
3. | a. | Stel dat men besluit
A keer met busje A en B keer met busje B te rijden. Dan zijn de
beperkende voorwaarden: 288 ME-ers 16A + 6B ≥ 288 materiaal: 40A + 200B ≥ 2200 twee uur: A ≤ 40 en B ≤ 32 |
|||
|
|||||
b. | Doelstellingsfunctie:
K = 10A + 4B P: B = 32 en 16A + 6B = 288 geeft P = (6, 32) en KP = 188 S = (40, 32) en KS = 528 R: 40A + 200B = 2200 en A = 40 geeft R = (40, 3) en KB = 412 Q: 40A + 200B = 2200 en 16A + 6B = 288 De laatste geeft B = 48 - 22/3A en dat kun je invullen in de eerste: 40A + 200(48 - 22/3A) = 2200 40A + 9600 - 5331/3A = 2200 ⇒ 4931/3A = 7400 ⇒ A = 15 en dan is B = 8 en Q = (15, 8) KQ = 182 Minimale kosten zijn 182 (15 keer met busje A en 8 keer met busje B rijden). |
||||
4. | a. | Voor
timmeren zijn twee personeelsleden beschikbaar, dus er kan maximaal 80
uur per week getimmerd worden. Dat is 80 60 = 4800 minuten. x poppenhuizen kost 60x minuten, en y treinen kost 40y minuten. Samen is dat 60x + 40y De voorwaarde wordt dus 60x + 40y ≤ 4800. Delen door 20 geeft 3x + 2y ≤ 240 |
|||
b. | Aan x
poppenhuizen wordt 24x minuten gezaagd en 60x minuten
getimmerd en 40x minuten geverfd. Samen is dat 124x minuten werk. Aan y treinen wordt 15y minuten gezaagd en 40y minuten getimmerd en 10y minuten geverfd. Samen is dat 65y minuten werk De personeelsleden kosten 30 euro per uur, dat is 0,5 euro per minuut. De totale kosten aan personeelsleden zijn dan 0,5 124x + 0,5 65y = 62x + 32,5y euro. De materiaalkosten voor x poppenhuizen en y treinen zijn 17x + 17y De totale kosten worden dan TK = 62x + 32,5y + 17x + 17y = 79x + 49,5y euro. De opbrengst van x poppenhuizen en y treinen is 97x + 58,50y Winst = Opbrengst - Kosten = (97x + 58,50y) - (79x + 49,5y) = 97x + 58,5y - 79x - 49,5y = 18x + 9y |
||||
c. | Het
toegestane gebied heeft vier hoekpunten. Drie van de vier zijn zo af te
lezen: (0,0) en (60,0) en (0,120) Het vierde hoekpunt is het snijpunt van de timmer-grenslijn en de verf-grenslijn. De vergelijkingen daarvan zijn 3x + 2y = 240 en 4x + y = 240 Vermenigvuldig de tweede vergelijking met 2: 8x + 2y = 480 Trek de eerste vergelijking van deze nieuwe vergelijking af: 5x = 240 ofwel x = 48 Invullen in bijv. de verf-vergelijking geeft 4 48 + y = 240 dus y = 48 Het vierde hoekpunt is dus (48,48) Bereken de winst in alle vier de hoekpunten: De grootste winst is te behalen in het punt (48,48) en bedraagt 1296,- |
||||
d. | Vergelijkingen
II, IV en V geven als toegestaan gebied een driehoek met hoekpunten
(0,0) en (0,120) en (80,0) De lijnen bij beide nieuwe vergelijkingen moeten daarbuiten vallen. Je kunt daar het handigst voor zorgen door naar de snijpunten met de assen te kijken: 8x + 5y = 800 - 20d 4x + y = 240 + 6d d moet aan alle vier de
voorwaarden voldoen, en dat kan niet: d kan niet groter dan
13,3333.. zijn en kleiner dan 8. |
||||
5. | a. | (1):
totale oppervlakte maximaal 60% 60% van 1000000 is 600000 voor elke m2 woonruimte is 2 m2 nodig, dus benodigde ruimte voor woonoppervlak = 2x voor elke 50 m2 winkel is 20 m2 extra nodig. Per m2 is dat 20/50 = 0,4 m2 extra dus is 1,4y m2 nodig, In totaal is dus 2x + 1,4y nodig en dat moet minder zijn dan 600000 (2): regionale winkelfunctie: (3): maximaal 3000000 verontreiniging. |
|||
b. | 2400x + 800y ≤ 400000000 | ||||
c. | Hiernaast
staat aangegeven welke vergelijking bij welke grenslijn hoort. Het gekleurde gebied is het toelaatbare gebied. Je ziet dat vergelijking (4) geen grenslijn van het toelaatbare gebied is, dus vergelijking (4) heeft geen invloed.
|
||||
d. | x
is maximaal in punt P van het toelaatbare gebied. Dat is het snijpunt van (2) en (3) -4x + y = 50000 (2) 10x + y = 750000 (3) (3) - (2) levert: De totale oppervlakte is dan x + y = 300000 |
||||
6. | a. | metselwerk:
1000A + 1500B ≤ 60000 timmerwerk: 800A + 1000B ≤ 44000 overig werk: 200A + 600B ≤ 21000 logisch: A, B ≥ 0 |
|||
|
|||||
b. | Doelstellingsfunctie: W = 5000A + 10000B en hieronder zie je een paar niveaulijnen. | ||||
|
|||||
Maximale winst valt
in punt P: snijpunt van 1000A + 1500B
= 60000 en 200A + 600B
= 21000 Uit de eerste volgt A = 60 - 1,5B en dat kun je invullen in de tweede: 200(60 - 1,5B) + 600B = 21000 12000 - 300B + 600B = 21000 ⇒ 300B = 9000 ⇒ B = 30 en dan is A = 15 Dat geeft maximale winst 5000 15 + 10000 30 = 375000 |
|||||
c. | Dat is vanaf het
moment dat de winst gelijk is in punt Q als in punt
(55, 0) Q is het snijpunt van 1000A + 1500B = 60000 en 800A + 1000B = 44000 Uit de eerste volgt A = 60 - 1,5B en dat kun je invullen in de tweede: 800(60 - 1,5B) + 1000B = 44000 48000 - 1200B + 1000B = 44000 ⇒ 4000 = 200B ⇒ B = 20 en dan is A = 30 stel dat de winst op B gelijk is aan w Dan geldt 30 5000 + 20w = 55 5000 en daaruit volgt w = 6250 Zodra de winst op B minder dan 6250 wordt is het voordeliger alleen nog maar A te maken. |
||||
7. | a. | Neem A kg van grondstof A en B kg
van grondstof B. R1: 60A + 30B ≥ 600 R2: 10A + 15B ≥ 190 logisch: A, B ≥ 0 Dat geeft het gebied hiernaast P = (0, 20) en daar is dus 20 kg nodig R = (19,0) en daar is dus 19 kg nodig. Q is het snijpunt van 60A + 30B = 600 en 10A + 15B = 190 De eerste geeft B = 20 - 2A en dat kun je invullen in de tweede: 10A + 15(20 - 2A) = 190 10A + 300 - 30A = 190 ⇒ 20A = 110 ⇒ A = 5,5 |
|||
Dan is B = 20 -
2 5,5 = 9 en dus is er 14,5 kg nodig. De minimaal benodigde hoeveelheid is dus 14,5 kg per patiλnt. |
|||||
b. | Kosten per patiλnt:
K = 15A + pB en het toelaatbare gebied is hetzelfde als
hierboven. Men zal uitsluitend A gaan gebruiken vanaf het moment waarop de kosten in punt Q en R gelijk zijn KQ = 5,5 15 + p 9 KR = 19 15 82,5 + 9p = 285 ⇒ 9p = 202,2 ⇒ p = 22,5 Zodra de kosten voor B meer dan 22,5 worden zal men uitsluitend A gaan gebruiken. |
||||
8. | a. | minimum aantal
jeugdboeken: j/15
≥ 1200 dus j
≥ 18000 minimum aantal romans: r/24 ≥ 1200 dus r ≥ 28800 minimum aantal studieboeken: ( 105000 - j - r)/30 ≥ 400 dus 93000 ≥ j + r jeugd niet meer geld dan romans: j ≤ r jeugd niet meer dan drie keer studie: j ≤ 3( 105000 - j - r) dus 4j + 3r ≤ 315000 Dat geeft het volgende gebied: |
|||
|
|||||
b. | Het totaal aantal
boeken is T = j/15 +
r/24 + (105000 - j - r)/30 Loop de hoekpunten langs: T : j = 18000 en r = 28800 en dus T = 4340 S: r = 28800 en j = r = 28800 en dus T = 4700 R: j = r en 4j + 3r = 315000 dus j = r = 45000 en dan is T = 5375 Q: 4j + 3r = 315000 en j + r = 93000 uit de tweede volgt r = 93000 - j en dat kun je invullen in de eerste: 4j + 3(93000 - j) = 315000 4j + 279000 - 3j = 315000 ⇒ j = 36000 en dan is r = 57000 en dan is T = 5175 P: j = 18000 en j + r = 93000 dus r = 75000 en dan is T = 4725 Voor het maximale aantal boeken zal men 45000 aan jeugdboeken en romans uitgeven en dus 15000 aan studieboeken. Dat zijn 3000 jeugdboeken en 1875 romans en 500 studieboeken |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |