|
|||||
1. | a. | tanφ
= 2/8 geeft
φ
= 0,24 r = √(22 + 82) = √68 = 8,25 z = 8,25e0,24i |
|||
b. | φ = π, r = 2 dus z = 2eiπ (of z = 2e3,14i) | ||||
c. | φ = 5/4π, r = √2 dus z = √2 e1,25πi (of z = 1,41 e3,93i ) | ||||
d. | r = 12, φ = 0,5π dus z = 12e0,5πi (of z = 12e1,57i ) | ||||
2. | a. | 2 e3i = 2 (cos3 + isin3) = -1,98 + 0,28i | |||
b. | 6 e2i - e5i = 6 (cos2 + isin2) - (cos5 + isin5) = -2,50 + 5,46i - 0,28 - 0,96i = -2,78 + 4,50i | ||||
c. | 5i + 3 e-2i = 5i + 3 (cos(-2) + isin(-2)) = 5i - 1,25 - 2,73i = -1,25 + 2,27i | ||||
d. | -4 e0,5πi = -4 (cos(0,5π) + isin(0,5π)) = -4 (0 + i) = -4i | ||||
e. | e-πi
e0,25πi =
(cos(-π) + isin(-π))
(cos(0,25π) + isin(0,25π)) = (-1 + 0i) (1/2√2 + i 1/2√2) = -1/2√2 - 1/2i√2 |
||||
f. | (3e-2i )2 = 9e-4i = 9(cos(-4) + isin(-4)) = -5,88 + 6,81i | ||||
3. | a. | 3 + 4i
heeft r = 5 en
φ
= tan-1(4/3)
= 0,93 (3 + 4i)8 heeft dan r = 58 = 390625 en φ = 8 0,93 = 7,42 ofwel 1,14 (2π eraf) (3 + 4i)8 = 390625 e1,14i |
|||
b. | -1 + i
heeft r = √2 en
φ = 3/4π (-1 + i)10 heeft r = (√2)10 = 32 en φ = 10 3/4π = 71/2π ofwel 11/2π (-1 + i)10 = 32 e1,5πi |
||||
c. | 3 + 5i
heeft r = √(34) en
φ = tan-1 (5/3)
= 1,03 dus 3 + 5i = 5,83 e1,03i (2 + 6i) heeft r = √40 en φ = tan-1 (6/2) = 1,25 (2 + 6i)3 heeft r = (√40)3 = 252 en φ = 3 1,25 = 3,75 dus (2 + 6i)3 = 252 e3,75i Op elkaar delen geeft (5,83/252) e1,03i - 3,75i = 0,02 e-2,72i ofwel 0,02 e3,56i |
||||
d. | 1/2
+ 1/2i√3
heeft r = 1 en
φ =
1/6π (1/2 + 1/2i√3)50 heeft r = 150 = 1 en φ = 50 1/6π = 50/6π ofwel 1/3π (1/2 + 1/2i√3)50 = eπi/3 |
||||
e. | 5 + 4i
heeft r = √41 en
φ = tan-1 (4/5)
= 0,67 + k2π √(5 + 4i) heeft dan r = 411/4 = 2,53 en φ = 0,34 + kπ Dus √(5 + 4i) = 2,53 e0,34i of 2,53 e3,48i |
||||
f. | -4 + 2i
heeft r = √20 en
φ = tan-1 (-4/2)
= 2,03 + k2π
(-1,11 +
π om in het tweede kwadrant te
komen) (-4 + 2i)1/5 heeft dan r = 201/10 = 1,35 en φ = 0,41 + k 2/5π Dus (-4 + 2i)1/5 = 1,35 e0,41i of 1,35 e 1,66i of 1,35 e2,92i of 1,35 e3,18i of 1,35 e 5,43i |
||||
g. | 1 + i
heeft r = √2 en
φ = 1/4π (1 + i)8 heeft r = (√2)8 = 16 en φ = 2π = 0 3i + 1 heeft r = √10 en φ = tan-1(3/1) = 1,25 (3i + 1)3 heeft dan r = (√10)3 = 31,62 en φ = 3 1,25 = 3,75 Op elkaar delen geeft dan (16/31,62) e0 - 3,75i = 0,51 e-3,75i |
||||
h. | 1 - 0,5i
heeft r = √(1,25) = 1,12
en
φ = tan-1(-0,5/1)
= -0,46 (1 - 0,5i)20 heeft dan r = 1,1220 = 9,31 en φ = 20 -0,46 = -9,27 (of φ = 3,29 door er 4π bij op te tellen) -1 + 2i heeft r = √5 en φ = tan-1(2/-1) = 2,03 (-1,11 + π om in het tweede kwadrant te komen) (-1 + 2i)10 heeft r = (√5)10 = 3125 en φ = 2,03/10 = 0,20 (1 - 0,5i)20 (-1 + 2i)10 heeft r = 9,31 3125 = 29093,75 en φ = 0,20 + 3,29 = 3,49 Dus dat is gelijk aan 29093,75 e3,49i |
||||
4. | a. | (cosx + i sinx)2
= cos2x + 2icosx sinx -
sin2x = (cos2x - sin2x)
+ i(2cosx sinx) Dat moet gelijk zijn aan cos(2x) + isin(2x) dus moeten de reλle delen en imaginaire delen apart gelijk aan elkaar zijn. Dat geeft cos2x - sin2x = cos2x en 2cosx sinx = sin(2x) |
|||
b. | e3ix
= cos(3x) + isin(3) e3ix = (eix)3 = (cosx + isinx)3 = cos3 x + 3icos2xsinx - 3cosxsin2x - isin3x = (cos3x - 3cosxsin2x) + i (3cos2xsinx - sin3x) reλle en imaginaire delen gelijkstellen geeft: cos(3x) = cos3x - 3cosxsin2x sin(3x) = 3cos2xsinx - sin3x |
||||
c. | ei(a
+ b) = eia + ib = eia
eib = (cosa + isina)(cosb +
isinb) = cosacosb + icosasinb
+ isinacosb - sinasinb = (cosacosb - sinasinb) + i(cosasinb + sinacosb) ei(a + b) = cos(a + b) + i sin(a + b) reλle en imaginaire delen gelijkstellen: cos(a + b) = cosacosb - sinasinb en sin(a + b) = cosasinb + sinacosb |
||||
5. | a. | z
+ 1/z = z + z -1 eiφ + (eiφ)-1 = eiφ + e-iφ = cosφ + isinφ + cos(-φ) + isin(-φ) = cosφ + isinφ + cosφ - isinφ = 2cosφ. |
|||
b. | (z + 1/z)3
= z3 + 3 z2 1/z
+ 3 z (1/z)2 + (1/z)3
= z3 + 3z + 3/z + 1/z3 = (eiφ )3 + 3eiφ + 3e-iφ + (e-iφ )3 = e3iφ + 3eiφ + 3e-iφ + e-3iφ = cos3φ + isin3φ + 3cosφ + 3isinφ + 3cos(-φ) + 3isin(-φ) + cos(-3φ) + isin(-3φ) = cos3φ + isin3φ + 3cosφ + 3isinφ + 3cosφ - 3isinφ + cos3φ - isin3φ = 2cos3φ + 6cosφ |
||||
c. | Uit a) en b)
volgt: (2cosx)3 = 2cos3x + 6cosx 8cos3x = 2cos3x + 6cosx cos3x = 2/8cos3x + 6/8cosx cos3x = 1/4cos3x + 3/4cosx |
||||
d. | (z + 1/z)4
= z4 + 4z3 1/z
+ 6z2 (1/z)2
+ 4z (1/z)3 + (1/z)4
= z4 + 4z2 + 6 + 4 (1/z)2 + (1/z)4 = e4iφ + 4e2iφ + 6 + 4e-2iφ + e-4iφ = cos4φ + isin4φ + 4cos2φ + 4isin2φ + 6 + 4cos(-2φ) + 4isin(-2φ) + cos(-4φ) + isin(-4φ) = cos4φ + isin4φ + 4cos2φ + 4isin2φ + 6 + 4cos2φ - 4isin2φ + cos4φ - isin4φ = 2cos4φ + 8cos2φ + 6 Dus geldt: (2cosx)4 = 4cos4x + 8cos2x + 6 16cos4x = 4cos4x + 8cos2x + 6 cos4x = 1/4cos4x + 1/2cos2x + 3/8 |
||||
6. | z1
= r1(cosφ1 +
isinφ1) en z2
= r2(cosφ2 +
isinφ2) geeft dan met de
regel van Euler: z1 = r1 eiφ1 en z2 = r2 eiφ2 Vermenigvuldigen geeft: z1 z2 = r1 eiφ1 r2 eiφ2 = r1 r2 eiφ1 eiφ2 = r1 r2 e iφ1 + iφ2 = r1 r2 e i(φ1+ φ2 ) |
||||
7. | a. | z2
+ 3z - 1 = (eiφ)2
+ 3eiφ -
1 = e2iφ
+ 3eiφ -
1 geconjugeerde: φ wordt -φ: e-2iφ + 3e-iφ - 1 |
|||
b. | |z|2
= (e2iφ
+ 3eiφ -
1)(e-2iφ
+ 3e-iφ -
1) = 1 + 3eiφ - e2iφ + 3e-iφ + 9 - 3eiφ - e-2iφ - 3e-iφ + 1 = 11 - e2iφ - e-2iφ |
||||
c. | 11 - e2iφ
- e-2iφ = 11 - (cos2φ + isin2φ) - (cos(-2φ) + isin(-2φ) = 11 - cos2φ - isin2φ - cos2φ + isin2φ (waarbij is gebruikt dat sin(-2φ) = -sin2φ en cos(-2φ) = cos2φ) = 11 - 2cos2φ Dat is maximaal 13, namelijk als cos2φ = -1 en dat is bij 2φ = π, dus φ = 1/2π of φ = -1/2π Het maximum van | z | wordt dus bereikt voor z = ±i en is gelijk aan √13 |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |