© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

Kies als oorsprong bij alle opgaven het hoekpunt linksonder achterin.
 
1. Het vlak gaat door (30, 0, 32)  en  (30, 40, 0) en (0, 40, 32)

 

 

  Het vlak heeft de vergelijking  16x + 12y + 15z  = 960
 

  een variabel punt is  (30 + 16λ, 40 + 12λ, 32 + 15λ)
snijden met het vlak:  16(30 + 16λ) + 12(40 + 12λ) + 15(32 + 15λ) = 960
480 + 256λ + 480 + 144λ + 480 + 225λ = 960
625λ = -480  geeft  λ = -96/125
De afstand is dan  96/125 • √(162 + 122 + 152) = 96/125√625 = 19,2
       
2. Het vlak gaat door  (2, 0, 0) en  (0, 0, 4)  en  (4, 2, 0)

 

 

  Het vlak heeft vergelijking  2x - 2y + z = 4
 

  een variabel punt is  (4 + 2λ, -2λ, 4 + λ)
snijden met het vlak:   2(4 + 2λ) - 2(-2λ) + 4 + λ = 4
8 + 4λ + 4λ + 4 + λ = 4
9λ = -8
λ = -8/9
De afstand is dan   8/9 √(22 + 22 + 12) = 8/9√9 = 24/9 = 8/3
       
3. Het vlak gaat door  (0, 0, 6)  en  (12, 0, 0)  en  (0, 12, 0)

 

 

  

 

  Die staat loodrecht op de normaalvector van het vlak (maakt inproduct nul) dus de lijn is inderdaad evenwijdig aan het vlak.
  Kies een punt P op de rode lijn, bijvoorbeeld  (0, 0, 12)
 

  Variabel punt  (λ, λ, 12 + 2λ)
Snijden met het vlak:   λ + λ + 2(12 + 2λ) = 12
λ + λ + 24 + 4λ = 12
6λ = -12  dus  λ = -2
De afstand is dan   2√(12 + 12 + 22) = 2√6
       
4. V gaat door  (4, 0, 4)  en  (0, 4, 4) en  (0, 8, 0)
 

 

  Kies een willekeurig punt van W, bijv.  P = (4, 8, 0)
 

  Variabel punt  (4 + λ, 8 + λ, λ)
Snijden met V:   4 + λ + 8 + λ + λ = 8
3λ = -4
λ = -4/3
De afstand is dan  4/3√(12 + 12 + 12) = 4/3√3
       
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)