© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||||||||||
![]() |
|||||||||||
1. | a. | De lijn gaat bijv. door (5,
85) en (25, 125) a = Δy/Δx = (125 - 85)/(25 - 5) = 40/20 = 2 85 = 2 · 5 + b geeft dan b = 75 De lijn is s = 2m + 75 |
![]() |
||||||||
b. | Bijv. door (10, 66)
en (20, 116) Zie hiernaast. |
||||||||||
c. | 5m + 16 = 2m + 75 3m = 59 m = 192/3 cm en dat is ongeveer 197 mm |
||||||||||
d. | Schuif de rode en de is
voor m ongeveer tussen blauwe lijn 2 cm omhoog en 2 cm omlaag. In het gele gebied kunnen problemen ontstaan. Dat is voor m ongeveer tussen 18,5 en 21 |
![]() |
|||||||||
e. | s =
5m + 16 schofthoogte 110 geeft m = 18,8 schofthoogte 120 geeft m = 20,8 |
||||||||||
?? = 60,5 |
|||||||||||
2. | a. |
|
|||||||||
De rc's (laatste kolom) zijn redelijk hetzelfde dus er is een lineair verband. | |||||||||||