|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
Wat staat waar? |
|
|
|
|
Wat is een breuk nou eigenlijk? |
|
|
|
|
Veel verwarring over
breuken komt van het feit dat je een breuk eigenlijk op twee manieren
kunt zien:
|
1. |
Een breuk is een
getal.
Gewoon een plekje op de getallenlijn tussen alle andere getallen in. |
|
|
|
|
2. |
Een breuk is een
deling.
Een breuk is een opgave, waarbij het ene getal moet worden gedeeld door
het andere getal.
We zijn alleen te beroerd om het uit te rekenen en laten de opgave
gewoon lekker staan..... |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De kinderlijk
eenvoudige observatie hiernaast maakt al een probleem met die breuken
duidelijk.
Zo heeft de deling 2 : 3 dezelfde uitkomst als 6 : 9.
Dus er zijn meer delingen (breuken) die dezelfde plaats op de
getallenlijn voorstellen.
Verder zie je daardoor meteen dat je "gewone" getallen ook als breuken
kunt voorstellen, namelijk door ze als deling te schrijven.
Zo is bijv.: 4 = 4 : 1 = 4/1.
Maar ook: 4 = 12 : 3 = 12/3
Naamgeving.
Bij een breuk noemen we het gedeelte boven de streep de "teller", en het
gedeelte onder de streep de "noemer". |
|
|
|
|
|
|
Als je een breuk als
deling beschouwt is de teller dus het getal dát wordt gedeeld (het
deeltal) en de noemer het getal waardóór wordt gedeeld (de
deler).
Voorrangsregels.
We weten uit de voorrangsregels voor berekeningen dat de volgorde van
delen en vermenigvuldigen niet uitmaakt. Je voert delingen en
vermenigvuldigingen gewoon uit in de volgorde waarin je ze tegenkomt
(zolang het maar vóór optellen en aftrekken gebeurt).
Als het alleen om delen en vermenigvuldigen gaat mag een andere
volgorde ook best!
Bijvoorbeeld:
3 × 5 : 8 = (3 × 5)
: 8 = 15 : 8 = 1,875
3 × 5 : 8 = 3 ×
(5 : 8) = 3 × 0,625 = 1,875
Beiden is goed.
Maar als je een deling als een breuk ziet, dan heeft deze eigenschap
gevolgen voor breuken.
Kennelijk geldt: |
|
|
|
|
|
Die 3 die daar in de
teller staat mag je ook wel vóór de breuk zetten!
En omdat de volgorde van vermenigvuldigen ook wel gewisseld mag worden
is het volgende allemaal gelijk: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Conclusie: |
Bij vermenigvuldigen geldt:
"Getallen in de teller mag je ook wel voor
of achter de breuk schrijven"
|
|
|
|
|
|
Denk er goed om dat
het alléén bij vermenigvuldigen mag, en alléén met de teller (ik
heb die noemers niet voor niets steeds rood gemaakt!)
Dus: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Zorg dat je deze
voorbeelden goed begrijpt voordat je verder leest!
Leuk trucje tussendoor
Als je een breuk met maar één getal in de teller hebt, dan kun
je dat getal er ook voor schrijven door te bedenken dat elk getal te
schrijven is als "getal × 1".
Kijk maar: |
|
|
|
|
|
Wat hebben we hier aan? |
|
|
|
|
De grote winst komt,
als er niet alleen maar getallen in de breuk staan, maar ook letters (variabelen).
Omdat zulke letters ook eigenlijk getallen voorstellen gelden de
eigenschappen hierboven nog steeds.
Zo kun je bijvoorbeeld schrijven: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Zie je dat dit een
manier geeft om zo'n formule als aan het begin handiger te schrijven?
Bij die meest rechtse manier kun je het getal 3/8
gewoon uitrekenen: dat is 0,375.
Dus daar staat gewoon 0,375a
Dat betekent dat je de formule 3a /8
mag vervangen door 0,375a.
En dat is vaak handig, als dit een deel is van een grotere formule.
Kijk maar naar dit laatste uitgebreide voorbeeld: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Geef maar toe:
die laatste formule is een stuk simpeler dan die eerste!!! |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|