HAVO WA, 2016 - II | ||
BMI Hoger dan je denkt. | |||
Jarenlang nam in Nederland de gemiddelde lengte van
volwassen mannen en vrouwen toe. Ook aan het einde van de vorige eeuw
was dat nog zo: op 1 januari van het jaar 1981 waren Nederlandse mannen
gemiddeld 177,3 cm lang en op 1 januari 2000 was de gemiddelde lengte
toegenomen tot 180,4 cm. Dit proces verliep bij benadering lineair. |
|||
3p |
1. |
Bereken de gemiddelde lengte van de Nederlandse mannen op 1 januari 2050. |
|
Ook de gemiddelde lengte van de Nederlandse vrouwen nam bij benadering lineair toe van 1981 tot het jaar 2000. Zie de figuur. |
|||
|
|||
Voor deze periode kan voor de gemiddelde lengte van de Nederlandse vrouwen een formule opgesteld worden van de vorm l = a • t + b Hierin is l de gemiddelde lengte in cm en t de tijd in jaren waarbij geldt dat t = 0 op 1 januari 1981; a en b zijn getallen. |
|||
4p. |
2. |
Stel deze formule op, gebruikmakend van de gemiddelde lengte op 1 januari 1981 en de gemiddelde lengte op 1 januari 2000. |
|
De gegevens die gebruikt zijn om de gemiddelde lengte te berekenen, zijn op een betrouwbare manier gemeten. Als je echter aan mensen zelf vraagt hoe lang ze zijn, blijken zowel mannen als vrouwen hun lengte te hoog te schatten. Ze denken dus dat ze langer zijn dan ze in werkelijkheid zijn. Vrouwen blijken hun eigen lengte gemiddeld ongeveer 0,9 cm te hoog te schatten. We gaan er in de volgende vraag van uit dat alle vrouwen hun lengte 0,9 cm te hoog schatten. Op basis van hun schattingen was de lengte van de Nederlandse vrouwen op 1 oktober 2000 bij benadering normaal verdeeld met gemiddelde 168,7 cm en standaardafwijking 6,0 cm. Het percentage vrouwen dat volgens hun eigen schatting langer is dan de werkelijke gemiddelde lengte van alle vrouwen, is meer dan 50%. |
|||
4p. |
3. |
Bereken dit percentage. | |
In het algemeen schatten mensen hun lengte
dus te hoog. Tegelijkertijd geldt dat ze hun gewicht te laag schatten:
ze denken minder te wegen dan ze in werkelijkheid wegen. Dit heeft
gevolgen voor de BMI (Body Mass Index). Dit is een maat voor het
al dan niet te zwaar zijn van een persoon. De formule voor de BMI luidt: |
|||
|
|||
In deze formule is G
het gewicht in kg en L de lengte in meters. Er is bij minder mensen sprake van overgewicht als zij hun BMI met hun eigen schattingen berekenen in plaats van met hun werkelijke lengte en gewicht. |
|||
3p. |
4. |
Beredeneer dit met behulp van de formule voor de BMI, zonder voor G en L getallen in te vullen. |
|
Levensverwachting van ouderen. | |||
De levensverwachting van ouderen in Nederland stijgt
al jaren. Steeds meer mensen die de leeftijd van 65 jaar bereiken,
worden ook 80 of 90 jaar. De kans voor een 65-jarige om de 80 of 90
te halen, wordt dus steeds groter. Voor vrouwen is deze kans nog
groter dan voor mannen. |
|||
|
|||
Door gegevens uit beide grafieken te combineren, kun je berekenen hoeveel procent van de vrouwen die 65 werden in 2010, naar verwachting, wél 80 jaar maar geen 90 jaar zal worden. |
|||
4p. |
5. |
Bereken dit percentage | |
In het jaar 2000 is een langlopend onderzoek gestart
naar de levensduur van ouderen. Er werd gestart met een
onderzoeksgroep van 508 mannen en 219 vrouwen die in dat jaar 65
geworden waren. Al deze mensen waren willekeurig geselecteerd. |
|||
4p. |
6. |
Bereken de kans dat precies de helft van de mannen in de onderzoeksgroep ten minste 80 jaar wordt. |
|
Ook kun je de kans berekenen dat meer dan 150 maar minder dan 165 vrouwen in de onderzoeksgroep de leeftijd van 80 jaar bereiken. |
|||
5p. |
7. |
Bereken deze kans | |
Het langlopende onderzoek duurt voort zolang nog
minimaal 50 mannen en minimaal 50 vrouwen uit de onderzoeksgroep in
leven zijn. De onderzoekers vragen zich af hoe groot de kans is dat
dit in het jaar 2025 het geval is. |
|||
5p. |
8. |
Bereken de kans dat het onderzoek in het jaar 2025 nog steeds voortduurt. Bereken hiervoor eerst de kans dat er in 2025 nog voldoende vrouwen uit de onderzoeksgroep in leven zijn. |
|
Random close packing | |||
Op een braderie zie je wel eens een glazen pot
staan, helemaal gevuld met even grote knikkers. Tegen betaling van
een bepaald bedrag mag je raden hoeveel knikkers er in de pot
zitten. Degene die het aantal precies raadt of er het dichtst bij
zit, wint een prijs. |
|||
- |
Bepaal de diameter van een knikker en bereken daarmee de inhoud van een knikker. |
||
- |
Bereken 64% van de inhoud van de glazen pot en deel dit door de inhoud van één knikker. Het afgeronde antwoord is een redelijke schatting van het aantal knikkers in de pot. |
||
De inhoud van een knikker is te berekenen met de formule: Iknikker = 0,5236 • d3 (formule 1) Hierin is d de diameter van de knikker in cm en Iknikker de inhoud van een knikker in cm3. Een glazen pot met een inhoud van 800 cm3 is helemaal gevuld met knikkers, die elk een diameter van 1,3 cm hebben. |
|||
3p. |
9. |
Geef, met behulp van het hierboven beschreven stappenplan en formule 1, een redelijke schatting van het aantal knikkers in de pot. |
|
Het stappenplan kan worden vertaald in twee formules: |
|||
|
|||
De afgeronde waarde van K is het aantal knikkers in de pot en Ipot is de inhoud van de glazen pot in cm3. Je kunt uit de formules 1 en 2 een formule afleiden
voor K, uitgedrukt in Ipot en d. |
|||
|
|||
3p. |
10. |
Laat zien hoe je deze formule afleidt uit de formules 1 en 2 en rond de waarde van a af op drie decimalen. |
|
Het vullen van een glazen pot met knikkers is een
voorbeeld van random close packing. Bij random close packing wordt
een hoeveelheid identieke voorwerpen willekeurig in een pot of bak
gedaan, waarna er wordt geschud om de beschikbare ruimte zo goed
mogelijk op te vullen. Op grond van bovenstaande gegevens kun je berekenen dat de standaardafwijking van het percentage gevulde ruimte afgerond 0,2 is. |
|||
4p. |
11. |
Bereken deze standaardafwijking in twee decimalen nauwkeurig. | |
Als je precies weet welk percentage van een pot gevuld is, kun je de volgende formule gebruiken om het aantal knikkers te berekenen: |
|||
|
|||
Hierin is p het percentage gevulde ruimte, Ipot de inhoud van de glazen pot in cm3 en d de diameter van de knikkers in cm. Een glazen pot met een inhoud van 1050 cm3
is helemaal gevuld met knikkers met een diameter van 0,95 cm. Het
percentage gevulde ruimte p is normaal verdeeld met
gemiddelde 64,0 en standaardafwijking 0,2. |
|||
5p. |
12. |
Bereken deze kans | |
Janneke wil op een braderie schatten hoeveel knikkers er in een glazen pot zitten. Ze herkent de glazen pot als een voorraadpot met een inhoud van 1000 cm3 en schat dat de diameter van de knikkers minimaal 1,5 cm en maximaal 1,7 cm is. Verder gaat ze ervan uit dat het percentage gevulde ruimte minimaal 63,0 en maximaal 65,0 is. |
|||
3p. |
13. |
Bereken het maximale aantal knikkers dat volgens de schattingen van Janneke in de glazen pot kan zitten. Licht je antwoord toe. |
|
Thermosflessen. | |||
Met een thermosfles heb je onderweg altijd je eigen
warme drank bij je. |
|||
|
|||
Bij de meetresultaten van de temperatuur van het water in de Robuust is een toenamediagram getekend. Zie onderstaande figuur. |
|||
|
|||
Door de gegevens uit de beide figuren hierboven te combineren, kun je berekenen hoe hoog de begintemperatuur van het water was. |
|||
5p. |
14. |
Bereken deze begintemperatuur. | |
De Thermax was de testwinnaar. Na 6 uur nam de temperatuur van het water in deze thermosfles af volgens een exponentieel verband. Met behulp van de gegevens in de eerste figuur kan berekend worden dat de temperatuur ieder uur met afgerond 1,8% daalde. |
|||
4p. |
15. |
Bereken dit percentage in twee decimalen nauwkeurig. | |
Veel mensen vinden koffie of thee alleen lekker als de temperatuur ten minste 65°C is. Bij de Thermax bleef tijdens de test de temperatuur van het water heel lang boven die grens van 65°C. |
|||
5p. |
16. |
Bereken hoeveel hele uren de temperatuur ten minste 65°C was. | |
QR-Code | |||||||||||||
Tegenwoordig zie je vaak Quick Responsecodes, ofwel
QR-codes. Door zo'n QR-code met je mobiele telefoon te 'lezen' krijg
je informatie over een bepaald product of word je doorgeschakeld
naar een website. |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
De QR-code in figuur 1 bestaat uit 441 hokjes, ofwel
uit 21 bij 21 hokjes. Er zijn veel meer QR-codes mogelijk waarbij de onderste regel van 21 hokjes bestaat uit 14 zwarte en 7 witte hokjes. |
|||||||||||||
3p. |
17. |
Bereken hoeveel mogelijkheden er in totaal zijn als de eerste 8 hokjes volgens het vaste patroon zijn ingevuld. |
|||||||||||
Een QR-code van 21 bij 21 hokjes, zoals in figuur 1, is de kleinste die er bestaat. Zo’n QR-code krijgt versienummer 1. Er zijn ook QR-codes met een hoger versienummer. De grootste QR-codes bestaan uit 177 bij 177 hokjes en het bijbehorende versienummer is dan 40. Het verband tussen het aantal hokjes h op de onderste regel van een QR-code en het versienummer v kan worden geschreven in de vormh = a • v + b. |
|||||||||||||
3p. |
18. | Bereken a en b. | |||||||||||
De totale ruimte die nodig is om een QR-code weer te geven, wordt niet alleen bepaald door het versienummer. Rondom elke QR-code bevindt zich een witte rand die even breed is als 4 hokjes, ongeacht het versienummer. In figuur 3 zie je hoe dat eruitziet bij een QR-code met versienummer 1. Voor de duidelijkheid zijn de hokjes getekend. |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
Een deel van de totale ruimte voor een QR-code wordt
dus in beslag genomen door de witte rand. |
|||||||||||||
4p. |
19. |
Bereken dit percentage. Rond het antwoord af op één decimaal. | |||||||||||
Een QR-code moet natuurlijk wel goed 'gelezen' kunnen worden. Soms is dat moeilijk doordat hij licht beschadigd is, bijvoorbeeld door een kras of een vlekje. Om ervoor te zorgen dat hij toch goed te lezen is, worden er hokjes gebruikt om mogelijke leesfouten te corrigeren. Hoe meer hokjes hiervoor gebruikt worden, des te groter is de kans dat de code alsnog te lezen is. Er zijn vier niveaus van foutcorrectie, zie de tabel. Van elk niveau is aangegeven hoe groot de kans is dat een licht beschadigde QR-code toch goed te lezen is. |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
Een postbedrijf plakt op elk postpakket een QR-code
met een foutcorrigerend vermogen van niveau kwartiel. Deze pakketten
komen in de meeste gevallen onbeschadigd aan bij de ontvanger. Er is
echter een kans van 0,15 dat een QR-code tijdens het verzenden licht
beschadigd raakt. Ga ervan uit dat uitsluitend lichte beschadigingen
kunnen voorkomen. |
|||||||||||||
3p. |
20. |
Bereken deze kans in drie decimalen nauwkeurig. | |||||||||||
Het bedrijf verstuurt op zekere dag 200 postpakketten. | |||||||||||||
4p. |
21. |
Bereken de kans dat de QR-code op minimaal 90% van deze pakketten na verzending goed gelezen wordt. |
|||||||||||
UITWERKING | |
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | |
1. | In
19 jaar is de lengte 180,4 - 177,3 = 3,1 cm toegenomen. per jaar is dat 3,1/19 = 0,163... cm 2050 is nog 50 jaar later dus zal de lengte nog 50 • 0,163... = 8,2 cm toenemen. De gemiddelde lengte is dan 180,4 + 8,2 = 188,6 cm |
2. |
Aflezen: (0, 165.9) en (19, 167.7) a = Δy/Δx = (167,6 - 165,9)/(19 - 0) = 1,8/19 = 0,095 ≈ 0,1 b = beginwaarde = 165,9 Dus l = 0,1 • t + 165,9 |
3. |
Vrouwen dis 167,8 of langer zijn schatten zichzelf langer dan de
gemiddelde lengte (168,7 cm) in. normalcdf(167.8, 1099 , 168.7, 6.0) = 0,5596 Dat is dus 55,96% |
4. | Als G
kleiner wordt, wordt BMI ook kleiner. Als L groter wordt, wordt BMI kleiner want L staat in de noemer Beide effecten zorgen er dus voor dat BMI kleiner wordt Mensen schatten hun BMI dus lager in, dus zullen minder mensen overgewicht lijken te hebben. |
5. | 76
wordt wél 80 34% wordt ook nog 90 Dus 76 - 34 = 42% wordt wél 80 maar geen 90. |
6. | de
helft is 254 mannen. Dit is binomiaal verdeeld met n = 508 en p = 0,52 P(X = 254) = binompdf(508, 0.52, 254) = 0,0236 |
7. | Dit is
binomiaal verdeeld met n = 219 en p = 0,71 (aflezen
uit de figuur) P(meer dan 150 maar minder dan 165) = P(150 < X < 165) = P(X ≤ 164) - P(X ≤ 150) = binomcdf(219, 0.71, 164) - binomcdf(219, 0.71, 150) = 0,9117 - 0,2273 = 0,684 |
8. |
P(voldoende vrouwen in leven) = P(minstens 50 vrouwen in leven) = P(X > 50) = 1 - P(X ≤ 49) = 1 - binomcdf(219, 0.26, 49) = 0,8750 De kans dat er voldoende mannen in leven zijn is 0,816 De kans dat beiden voorkomt is dan 0,816 • 0,8750 = 0,714 |
9. | Iknikker
= 0,5236 • 1,33 = 1,15034 cm3 64% van de pot is 0,64 • 800 = 512 cm3 aantal knikkers = 512/1,15034 = 445 |
10. |
|
Dus α = 1,222 | |
11. | Tussen
63,4 en 64,6 moet 99,9% van de klokvorm zitten dus is de oppervlakte
daartussen 0,9 Stel de standaarddeviatie gelijk aan X: normalcdf(63.4, 64.6, 64, X) = 0,999 tijd voor de GR: Y1 = normalcdf(63.4, 64.6, 64, X) en Y2 = 0,999 Window bijv. Xmin = 0, Xmax = 0.5, Ymin = 0.995, Ymax = 1 Intersect geeft X = σ = 0,18 |
12. | Los
eerst op K = 1500. Dat kan natuurlijk met de GR, maar
algebraïsch is veel leuker: 1500 = 0,0191 • p • 1050/0,953 1500 = 0,0191 • p • 1244,6... 1500 = 23,39... • p p = 1500/23.39.. = 64,12... De kans dat p groter is dan deze waarde is dan normalcdf(64.12..., 100, 64, 0.2) = 0,263 |
13. | Het
aantal knikkers is maximaal als de diameter van een knikker zo klein
mogelijk is (dus 1,5 cm) en als het percentage gevulde ruimte zo groot
mogelijk is (dus 65,0) K = 0,0191 • 65,0 • 1000/(1,5)3 = 367 knikkers |
14. | afname
0-2 was 9,5ºC afname 2-4 was 8 ºC afname 4-6 was 7,5ºC Dus de afname van 0-6 uur was 9,5 + 8 + 7,5 = 25ºC Na 6 uur was de temperatuur 72,5ºC Dus in het begin was de temperatuur 72,5 + 25 = 97,5ºC |
15. | van 6
naar 8 uur: factor 82,8/85,8 = 0,9650
en dat is g2 dus g = 0,96501/2
= 0,9824 van 8 naar 12 uur factor 77,1/82,8 = 0,9312 en dat is g4 dus g = 0,93121/4 = 0,9823 Dat zijn afnames van 1,76 en 1,77% dus inderdaad afgerond 1,8% |
16. | afname
van 1,8% betekent groeifactor 0,982 Noem t = 0 het tijdstip dat de fles 12 uur in de testomgeving staat, dan is B = 77,1 77,1 • 0,982t = 65 Y1 = 77,1 * 0,982^X en Y2 = 65 en dan intersect geeft X = t = 9,4 uur Dat is vanaf 12 uur, dus dan staat de fles 21,4 uur in de testomgeving en dat is 21 hele uren. |
17. | van de
laatste 13 hokjes moeten er nog 7 worden gekozen om zwart te maken Dat kan op 13 nCr 7 = 1716 manieren |
18. | (1,
21) en (40, 177) waar een lineair verband bij hoort. a = Δy/Δx = (177 - 21)/(40 - 1) = 4 dus a = 4 21 = 4 • 1 + b geeft b = 17 |
19. | De
code inclusief de rand is een vierkant van 177 + 8 = 185 bij 185 en
heeft oppervlakte 1852 = 34225 De code zonder de rand heeft oppervlakte 1772 = 31329 Dat is 31329/34225 • 100% = 91,5% De witte rand beslaat dus 100 - 91,5 = 8,5% |
20. | De
codes kunnen worden gelezen als ze niet beschadigd zijn OF als ze wel
beschadigd zijn maar gecorrigeerd kunnen worden. P(niet beschadigd) = 0,85 P(wel beschadigd en gecorrigeerd) = 0,15 • 0,25 = 0,0375 Samen is de kans 0,85 + 0,0375 = 0,8875 ≈ 0,888 |
21. | Dit is
een binomiale verdeling met n = 200 en p = 0,89 90% van 200 is 180 P(X ≥ 180) = 1 - P(X ≤ 179) = 1 - binomcdf(200, 0.89, 180) = 0,3773 |