HAVO WA12, 2008 - I | ||
Citotoets | ||||||||||||||||||||||||||||
Veel kinderen maken in het laatste jaar van de basisschool de Citotoets. De uitslag wordt gebruikt bij de keuze voor het type voortgezet onderwijs. Iedere deelnemer krijgt een overzicht van de scores op de toets. In figuur 3 zie je het overzicht van Kim en haar uiteindelijke ‘Standaardscore’. |
||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||
De standaardscore is gebaseerd op drie van de vier categorieën, namelijk Taal, Rekenen-Wiskunde en Studievaardigheden (in totaal 200 opgaven). Er is een lineair verband tussen het totaal aantal goed beantwoorde opgaven van deze drie categorieën en de standaardscore. Bij 0 opgaven goed is de standaardscore 500, bij alle 200 opgaven goed is de standaardscore 550. Zoals je ziet in figuur 3 had Kim 144 opgaven goed in de eerste drie categorieën (73 + 48 + 23), wat haar een standaardscore van 536 opleverde. De standaardscore wordt afgerond op een geheel getal. Tarik heeft bij Taal 79 opgaven goed, bij Rekenen-Wiskunde 51 en bij Studievaardigheden 27. |
||||||||||||||||||||||||||||
4p. | 5. | Bereken de standaardscore van Tarik. | ||||||||||||||||||||||||||
Arno heeft in de categorie Rekenen-Wiskunde 52 opgaven goed beantwoord en in de categorie Studievaardigheden 33. Zijn standaardscore is daarmee 541. Er zijn verschillende scores in de categorie Taal mogelijk, waarbij Arno’s standaardscore afgerond wordt op 541. |
||||||||||||||||||||||||||||
5p. | 6. |
Geef alle mogelijke scores die Arno in de categorie Taal kan hebben gehad. Licht je antwoord toe. |
||||||||||||||||||||||||||
Ga er in de volgende twee vragen van uit dat de scores voor elke categorie bij benadering normaal verdeeld zijn. In de Citotoets van 2004 zaten 100 opgaven in de categorie Taal. Kim had er daarvan 73 goed. In figuur 3 staat dat haar percentielscore 54 is. Deze percentielscore van 54 betekent dat 54% van álle kinderen 73 opgaven of minder goed had. Van de Citotoets van 2004 is bekend dat in de categorie Studievaardigheden het aantal goed beantwoorde opgaven gemiddeld 27,6 was met een standaardafwijking van 6,6. Anneke had in deze categorie 21 opgaven goed. |
||||||||||||||||||||||||||||
4p. | 7. | Bereken de percentielscore van Anneke. | ||||||||||||||||||||||||||
Kim had 48
opgaven goed in de categorie Rekenen-Wiskunde. Dat gaf een percentielscore
van 59. |
||||||||||||||||||||||||||||
4p. | 8. |
Bereken het gemiddelde aantal goed beantwoorde opgaven bij Rekenen- Wiskunde. Rond je antwoord af op een geheel getal. |
||||||||||||||||||||||||||
In de volgende figuur zie je de cumulatieve frequentiepolygoon van de standaardscore op de Citotoets van 2004. |
||||||||||||||||||||||||||||
5p. | 9. |
Teken op de uitwerkbijlage met behulp van deze figuur een boxplot van de standaardscores op de Citotoets van 2004. Op de uitwerkbijlage staat al een schaalverdeling voor je boxplot. |
||||||||||||||||||||||||||
UITWERKING | ||
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Het geeft wel de onderverdeling van de punten. | ||
1. | In 2004
viel er ongeveer 165 mm neerslag en in 2003 ongeveer 90 mm. Dat is een verschil van 75 mm en dat is 75/90 • 100% ≈ 83% meer. |
|
2. | Voor de
groottes van de oogst lezen we ongeveer af: 1997: 88000, 1998: 202000, 1999:285.000, 2000:175.000, 2001:62.000, 2002:262.000, 2003:299.000, 2004:237.000 Het gemiddelde daarvan is 201.250 ton. |
|
3. | 150000 =
-39,5N2 + 9450N - 245000 Y1 = 150000 en Y2 = -39,5X^2 + 9450X - 245000 en dan intersect geeft X = 54 en X = 185 Er moet dan dus tussen de 54 en 185 mm neerslag zijn gevallen. (het kan natuurlijk ook via -39,5N2 + 9450N - 395000 = 0 en dan de ABC-formule) |
|
4. | S ' = -2
• 39,5N + 9450 = -79N + 9450 Bij maximale S is de afgeleide nul: -79N + 9450 = 0 ⇒ 79N = 9450 ⇒ N = 9450/79 = 119,62 mm |
|
5. | Tarik
heeft er 79 + 51 + 27 = 157 goed. Bij 200 goed krijg je 50 punten extra dus per goede vraag krijg je 50/200 = 0,25 punt 157 goede vragen levert dan 157 • 0,25 = 39,25 punten op. Zijn score is dan 500 + 39,25 = 539,25 en dat wordt afgerond op 539. |
|
6. | Per
goede vraag krijg je 0,25 punt (zie antwoord vraag 5) 541 afgerond was onafgerond gelijk aan 540,50 of 540,75 of 541 of 541,25 Hij heeft dus 40,50 of 40,75 of 41 of 41,25 punten gehaald. Dan heeft hij 162 of 163 of 164 of 165 vragen goed gehad. Op Rekenen en Studievaardigheden had hij al 85 goed, dus op Taal heeft hij 77 of 78 of 79 of 80 goed gehad. |
|
7. | normalcdf(0, 21, 27.6, 6.6) = 0,1586 dus haar percentielscore was ongeveer 16% | |
8. | normalcdf(0,
48, X, 8.4) = 0,59 Y1 = normalcdf(0, 48, X, 8.4) en Y2 = 0,59 en dan intersect levert X ≈ 46 |
|
9. | Teken lijnen bij 0%,
25%, 50%, 75% en 100% en trek die naar onderen door tot de getallenlijn
van de boxplot. teken er vervolgens een "doosje" bij. Zie hiernaast. |
|
10. | 20071000
vaten betekent 20071000 • 159 = 3191289000 liter voor 293000000 mensen Dat is per persoon 3191289000/293000000 = 10,89 liter |
|
11. | 41 jaar
is 41 • 365 = 14965 dagen. in 14965 dagen worden er 1147,7 miljard vaten opgemaakt. per dag is dat 1147,7/14965 = 0,076692282 miljard vaten en dat is ongeveer 77 miljoen (eigenlijk zitten er tussen 2003 en 2044 ook nog schrikkeljaren met 366 dagen, maar daar houden we maar even geen rekening mee) |
|
12. | C neemt
toe want de lijn stijgt R/C moet gelijk blijven, en als C toeneemt dan kan dat alleen maar als R ook toeneemt. De reserves zijn dus toegenomen. |
|
13. | 1147,7 =
28,29n + 0,27n2 Y1 = 1147,7 en Y2 = 28,29X + 0,27X^2 en dan intersect levert X = 31,249 jaar na 2003 (er is ook nog een snijpunt bij X = -136 maar dat heeft geen praktische betekenis) |
|
14. | 12,2 =
6,1 • g10 algebraïsch: g10 = 12,2/6,1 = 2 ⇒ g = 21/10 = 1,07177 (maar het kan ook via intersect van de GR natuurlijk) dus dat is een toename van 7,2% |
|
15. | Als er
vanaf 1147,7 elk jaar 15,8 bijkomt zijn de reserves dus gelijk aan
1147,7 + 15,8 • n De reserves zijn verbruikt als dit gelijk is aan de totale consumptie: 1450,43 • (1,0197n - 1) = 1147,7 + 15,8n Y1 = 1450,43 • (1,0197^X - 1) en Y2 = 1147,7 + 15,8X en dan intersect geeft X = 41,4 |
|
16. | In de
categorie 30-40 heeft 13,3% lenzen en 29,2% een bril. Samen is dat 42,5% In de categorie 40-50 heeft 10,0% lenzen en 53,3% een bril. Samen is dat 63,3% Dat is een toename van 63,3 - 42,5 = 20,8% en dat zijn de mensen die tijdens de laatste periode zijn toegevoegd. |
|
17. | 30-40
jaar: er zijn 2505504 mensen 13,3 + 29,2 = 42,5% heeft een gezichtshulpmiddel, en dat zijn 0,425 • 2505504 = 1064839 mensen 20-30 jaar: er zijn 1962279 mensen 15,0 + 25,8 = 40,8 % heeft een gezichtshulpmiddel, en dat zijn 0,408 • 1962279 = 800610 mensen Dat is een verschil van 1064839 - 800610 = 264229 mensen. |
|
18. | Bij
één persoon is de kans 0,95 dat hij geen hulpmiddel nodig heeft. Bij 50 personen is de kans dan 0,9550 ≈ 0,0769 dat niemand een hulpmiddel nodig heeft. |
|
19. | Bij elke
cirkel zij er 4 mogelijkheden Bij zes cirkels zijn er dan 46 = 4096 mogelijkheden. |
|
20. | Kies
vier plekken uit de zes om een cirkel met de opening omhoog neer te
zetten. Dat kan op 6 nCr 4 = 15 manieren. Dus er zijn 15 zulke rijen mogelijk. |
|
21. | Per
cirkel is de kans op goed (G) gelijk aan 0,25 en op fout (F) gelijk aan
0,75 P(GGGGF) = 0,25 • 0,25 • 0,25 • 0,25 • 0,75 = 0,0029 |
|