HAVO WA, 2013 - I | ||
De huisarts. | |||
Huisartsen nemen een centrale positie in binnen de
gezondheidszorg. De huisarts is namelijk het eerste aanspreekpunt voor
mensen met vragen over gezondheid en ziekte. Veel mensen hebben dan ook
regelmatig contact met hun huisarts, bijvoorbeeld door naar het
spreekuur te gaan of een telefonisch consult te hebben. Deze contacten
worden contactmomenten genoemd. |
|
||
Neem aan dat deze gegevens ook gelden voor huisarts Tineke Hoekstra. Zij heeft in 2008 een huisartsenpraktijk met 912 mannelijke patiënten en dat is 52% van haar totale aantal patiënten. |
|||
4p. | 1. |
Bereken voor Tineke in 2008 het totale aantal contactmomenten met al haar patiënten. |
|
Niet elke patiënt van Tineke heeft jaarlijks contact met haar. Van haar mannelijke patiënten had 30% in 2008 geen enkel contactmoment met haar. Dat betekent dat er met de mannelijke patiënten die wel contact met haar hadden, gemiddeld meer dan 3,5 contactmomenten waren. |
|||
3p. | 2. |
Bereken voor de mannelijke patiënten die wel contact met haar hadden, hoeveel contactmomenten zij in 2008 gemiddeld hadden. |
|
Een jaar of veertig geleden was een vrouwelijke huisarts nog een uitzondering. Maar tegenwoordig zijn er heel wat vrouwelijke huisartsen en dat aantal neemt nog steeds toe, zie de figuur. We nemen aan dat de stijging lineair verloopt. |
|||
|
|||
Op 1 januari 1990 waren er 1078 vrouwelijke huisartsen en op 1 januari 2008 bleek dit aantal gestegen tot 2980. Het aantal vrouwelijke huisartsen HV na t jaar, met t = 0 op 1 januari 1990, is te schrijven alsH V = a • t + 1078De waarde van a is ongeveer 106. |
|||
3p. | 3. |
Bereken met behulp van bovenstaande gegevens de waarde van a in één decimaal nauwkeurig. |
|
Ook het totaal aantal huisartsen HT neemt vanaf 1 januari 1990 toe. Hiervoor geldt de formule HT = 107 • t + 6703, met t in jaren en t = 0 op 1 januari 1990.Als de stijging van het totaal aantal huisartsen en van het aantal vrouwelijke huisartsen zich op dezelfde manier voortzet als in de formules voor HT en HV is beschreven, komt er een moment dat er evenveel vrouwelijke als mannelijke huisartsen zullen zijn. |
|||
5p. | 4. | Onderzoek in welk jaar dat zal zijn. | |
Eerlijk Spel. | |||||||||||||||
Peter en Quinten spelen een dobbelspel. Er wordt gegooid met twee zuivere dobbelstenen, waarbij het niet uitmaakt of Peter of Quinten gooit. Peter krijgt een punt als met beide dobbelstenen hetzelfde aantal ogen (dubbel) wordt gegooid. In alle andere gevallen (niet-dubbel) krijgt Quinten een punt. |
|
||||||||||||||
3p. | 5. |
Toon aan dat de kans dat Quinten een punt krijgt 5/6 is. |
|||||||||||||
Degene die het eerst een vooraf afgesproken aantal punten heeft, wint het spel. Het is wel duidelijk dat er geen sprake is van eerlijk spel: Quinten heeft vijfmaal zoveel kans op een punt als Peter. Daarom spreken ze af dat Quinten één punt krijgt als er niet-dubbel wordt gegooid, maar dat Peter vijf punten krijgt als er dubbel wordt gegooid. Neem aan dat Peter en Quinten hebben afgesproken dat degene die het eerst vijf punten heeft, het spel wint. |
|||||||||||||||
3p. | 6. | Toon aan dat de kans dat Quinten dan het spel wint kleiner is dan 0,5. | |||||||||||||
Peter en Quinten hebben niet in de gaten dat Quinten minder kans heeft het spel te winnen. Ze houden de puntentelling zoals afgesproken, dus bij dubbel krijgt Peter vijf punten en bij niet-dubbel krijgt Quinten één punt. Wanneer ze afspreken dat degene die het eerst vijf punten heeft het spel wint, kan het gebeuren dat het spel al na één keer gooien beslist is. Als er dubbel gegooid wordt, krijgt Peter vijf punten en is hij de winnaar. Maar het kan ook gebeuren dat er meerdere malen gegooid moet worden totdat er een winnaar is. Je kunt berekenen hoeveel keer er gemiddeld gegooid moet worden totdat er een winnaar is. Hierbij wordt gebruikgemaakt van onderstaande tabel. |
|||||||||||||||
|
|||||||||||||||
5p. | 7. |
Vul de tabel in en bereken hiermee de verwachtingswaarde van het aantal worpen dat nodig is totdat er een winnaar is. Rond het antwoord af op één decimaal. |
|||||||||||||
Peter en Quinten besluiten het spel te spelen totdat
één van hen 10 punten heeft. |
|||||||||||||||
4p. | 8. | Bereken hoeveel verschillende spelverlopen er zijn waarbij Quinten wint. | |||||||||||||
Ontslagvergoeding. | |||
Bij grote bedrijven wordt er regelmatig
gereorganiseerd. Hierbij vallen soms gedwongen ontslagen. Een
ontslagen werknemer krijgt dan vaak eenmalig een ontslagvergoeding. De eerste rekenmethode gebruikt de formule: V1 = 0,5 • m • gHierin is V1 de ontslagvergoeding in euro’s, m het bruto maandsalaris in euro’s en g het aantal gewogen dienstjaren. De dienstjaren vóórdat iemand 40 jaar is, tellen elk voor 1, de volgende tien dienstjaren tellen elk voor 1,5 en elk dienstjaar vanaf het moment dat iemand 50 jaar is geworden, telt voor 2.Bob Jansen is onlangs 52 jaar geworden. Hij werkt
vanaf zijn dertigste verjaardag bij zijn huidige werkgever. Deze
werkgever gaat reorganiseren met als gevolg dat Bob ontslagen wordt.
|
|||
3p. | 9. |
Toon aan dat Bob volgens de formule een ontslagvergoeding krijgt van meer dan 60 000 euro. |
|
De tweede rekenmethode gebruikt de formule V2 = 6 • m + 2,4 • m • dHierin is V2 de ontslagvergoeding
in euro’s, m het bruto maandsalaris in euro’s en d het
aantal dienstjaren, geteld vanaf de 36e verjaardag. Bij de tweede formule geldt een maximale ontslagvergoeding van 54 keer het bruto maandsalaris. Henk Klaassen werkt vanaf zijn 36e verjaardag bij zijn huidige werkgever. Hij is bang bij een reorganisatie te worden ontslagen. Neem aan dat zijn maandsalaris door de jaren heen steeds gelijk blijft |
|||
4p. | 10. |
Bereken na hoeveel dienstjaren hij voor het eerst zijn maximale ontslagvergoeding zou krijgen volgens de tweede formule. |
|
Vakbonden hebben liever dat de formule voor V2 gebruikt wordt dan de formule voor V1 . Toch is de formule voor V2 niet altijd gunstiger. Er zijn situaties waarbij de eerste formule gunstiger is voor een ontslagen werknemer. |
|||
4p. | 11. |
Geef een rekenvoorbeeld van zo’n situatie en geef daarbij aan op welke leeftijd de werknemer in dienst is getreden en op welke leeftijd hij ontslagen wordt. |
|
Met de tweede formule kan de ontslagvergoeding V2
worden berekend als het bruto maandsalaris m en het aantal
dienstjaren d, geteld vanaf de 36e verjaardag,
bekend zijn. De tweede formule is daarmee te schrijven in de vorm: V2 = ...• j + ...• j • d |
|||
3p. | 12. |
Bereken in twee decimalen nauwkeurig de getallen die op de puntjes moeten staan. Licht je werkwijze toe. |
|
Centenarians. | |||
Hoe oud kun je worden? Veel mensen vinden het al bijzonder als iemand de leeftijd van 90 jaar bereikt. Toch zijn er zelfs mensen die 100 jaar of ouder worden. |
|||
Uit onderzoek zijn de volgende gegevens bekend: |
|
||
3p. | 13. | Bereken de kans dat een 90-jarige man supercentenarian wordt. | |
4p. | 14. | Bereken de kans dat een 100-jarige man geen supercentenarian wordt. | |
Het aantal centenarians in Engeland wordt vanaf 1911 nauwkeurig bijgehouden. In de volgende figuur kun je zien hoe het aantal centenarians zich in de loop van de jaren heeft ontwikkeld. |
|||
|
|||
Vanaf 1967 begon het totale aantal centenarians bij benadering exponentieel te groeien. Waren er op 1 januari 1967 zo’n 1000 centenarians, op 1 januari 2009 was dit aantal gestegen tot 9600. |
|||
4p. | 15. | Bereken het groeipercentage per jaar in deze periode. | |
In de figuur is duidelijk te zien dat de groei van
het aantal centenarians voornamelijk voor rekening van de vrouwen
komt. Op 1 januari 2009 was 7/8
deel van de 9600 centenarians vrouwelijk. |
|||
4p. | 16. |
Bereken het te verwachten aantal vrouwelijke centenarians op 1 januari 2034 in Engeland. |
|
Ook in Nederland wordt het aantal personen van 100 jaar of ouder nauwkeurig bijgehouden. Deze personen worden ook wel eeuwelingen genoemd. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft het aantal eeuwelingen in 2005 vergeleken met het aantal eeuwelingen in 1985. Gegevens daarover vind je in de volgende twee figuren. In de linkerfiguur kun je bijvoorbeeld aflezen dat er op 1 januari 1985 ongeveer 45 personen waren van 103 jaar oud. In de rechter figuur kun je aflezen dat er op dat moment op elke 100 vrouwelijke eeuwelingen ongeveer 38 mannen waren. |
|||
|
|||
6p. | 17. |
Bereken met de gegevens van deze twee figuren hoeveel vrouwelijke eeuwelingen er op 1 januari 2005 in Nederland waren. |
|
Lantaarnvisjes. | |||
In de oceanen leven tot een diepte van zo’n 100 meter lantaarnvisjes. Ze worden zo genoemd vanwege hun lichtuitstraling waarmee ze elkaar op grote diepte in het donker kunnen herkennen. Bij een bepaalde soort lantaarnvisjes is de lengte van volwassen exemplaren bij benadering normaal verdeeld met een gemiddelde van 5,50 cm en een standaardafwijking van 0,45 cm. |
|||
3p. | 18. |
Bereken hoe lang een volwassen lantaarnvisje dat bij de 10% langste volwassen lantaarnvisjes van deze soort hoort, minimaal is. |
|
4p. | 19. |
Bereken hoeveel procent van de volwassen lantaarnvisjes van deze soort een lengte heeft die minder dan 20% afwijkt van de gemiddelde lengte. |
|
In de oceanen drijven veel plastics rond. In deze plastics zitten giftige stoffen die een bedreiging vormen voor het milieu omdat ze in de voedselketen terecht kunnen komen. De meeste plastics vergaan namelijk niet, maar vallen uiteen in ragfijne stukjes. Deze niet-afbreekbare stukjes plastic kunnen via het plankton in de maag van de lantaarnvisjes terechtkomen. Uit onderzoek is gebleken dat 35% van de lantaarnvisjes plastic in hun maag heeft. Er worden 500 lantaarnvisjes gevangen. |
|||
4p. | 20. |
Bereken de kans dat minstens 170 van die lantaarnvisjes plastic in hun maag hebben. |
|
Een verbod op plastic zakken zou niet
alleen goed zijn voor de voedselketen, maar ook voor de CO2-uitstoot.In
Ierland heeft men onderzocht wat het effect zou zijn op de CO2-uitstoot
als er in dat land geen plastic zakken meer zouden worden gemaakt.
De conclusie: per jaar zou er 31000 ton minder CO2
worden uitgestoten. In Nederland wonen 4,4 keer zoveel mensen als in Ierland. Neem aan dat er in Nederland per persoon evenveel plastic zakken gemaakt worden als in Ierland. Stel dat het aantal plastic zakken dat in Nederland gemaakt wordt, zou worden verminderd tot 35% van het oorspronkelijke aantal. |
|||
3p. | 21. |
Bereken hoeveel ton CO2 er dan in Nederland per jaar minder zou worden uitgestoten. |
|
UITWERKING | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. | 912 is 52% geeft de volgende verhoudingstabel, als je 48% wilt weten (dat zijn de vrouwen) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
?? =
48 • 912/52 = 841,8. Maar dat kan natuurlijk niet, want het aantal personen moet geheel zijn. Kennelijk was die 52 een afgerond getal. De werkelijke waarde zal dus tussen 51,5 en 52,5 hebben gelegen. 51,5% geeft voor het aantal vrouwen 48,5 • 912/51,5 = 858,9 52,5% geeft voor het aantal vrouwen 47,5 • 912/52,5 = 825,1 Het aantal vrouwen was dus 826 tot en met 858 826 vrouwen geeft 912 • 3,5 + 826 • 4,7 = 7074,2 contactmomenten 858 vrouwen geeft 912 • 3,5 + 858 • 4,7 = 7224,6 contactmomenten. Het aantal contactmomenten was dus [7075, 7224] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. | Het
totaal aantal contactmomenten van alle mannelijke patiënten was
912 • 3,5 = 3192 70% van de 912 mannen had contact, dus dat zijn 0,7 • 912 = 638,4 mannen. Wacht! Dat kan alweer niet, dus die 70% was óók een afgerond getal! Het percentage lag tussen 69,5% en 70,5% 69,5% geeft 633,8 mannen en 70,5% geeft 642,9 mannen Het aantal mannen met contact ligt dus in het gebied [634, 642] en die hadden 3192 contacten gemiddeld is dat iets tussen 3192/634 en 3192/642 en dat is in het gebied [4.97, 5.03] |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. | In
Δx = 18 jaar is de toename
Δy = 2980 - 1078 = 1902 Dan is a = Δy/Δx = 1902/18 = 105,7 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. | Als er
evenveel mannen als vrouwen zijn, zijn deze beiden de helft van het
totaal. Dus moet gelden HV = 0,5HT 106t + 1078 = 0,5(107t + 6703) 106t + 1078 = 53,5t + 3351,5 52,5t = 2273,5 t = 2273,5/52,5 = 43,3 Dat is dus in het jaar 1990 + 43,3 = 2033 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. | Van
alle 36 (6 • 6) mogelijkheden met 2 stenen zijn er 6 manieren waarop
Peter wint (namelijk 11, 22, 33, 44, 55, 66) Dus er zijn 30
manieren waarbij Quinten wint. De kans dat hij wint is daarom 30/36 = 5/6 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. |
Quinten wint als er vijf keer NIET dubbel wordt gegooid, dus NNNNN De kans daarop is 5/6 • 5/6 • 5/6 • 5/6 • 5/6 = (5/6)5 = 0,4019 Dat is inderdaad kleiner dan 0,5. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. | Zie de kansboom
hiernaast. P = Peter wint, Q = Quinten wint. De kans op P is steeds 1/6 en op Q steeds 5/6. De rode getallen geven het aantal worpen. P(1) = 1/6 P(2) = 5/6 • 1/6 = 5/36 P(3) = 5/6 • 5/6 • 1/6 = 25/216 P(4) = 5/6 • 5/6 • 5/6 • 1/6 = 125/1296 P(5) = 5/6 • 5/6 • 5/6 • 5/6 • 1/6 + 5/6 • 5/6 • 5/6 • 5/6 • 5/6 = 625/1296 |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verwachtingswaarde is dan E = 1 • 1/6 + 2 • 5/36 + 3 • 25/216 + 4 • 125/1296 + 5 • 625/1296 = 3,6 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. |
Quinten wint op twee manieren: • Als hij direct 10 keer wint, dus QQQQQQQQQQ, en dat is 1 mogelijkheid. • Als hij van de 11 keer 10 keer wint, maar dan moet hij wel de laatste winnen (anders had hij al eerder gewonnen). Dus (QQQQQQQQQP) Q Daarbij kan die P op 10 verschillende plaatsen binnen die haakjes staan dus er zijn 10 mogelijkheden. in totaal geeft dat 10 + 1 = 11 mogelijkheden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. | de 10
jaren 30 tm 39 tellen voor 1 de 10 jaren 40 tm 49 tellen voor 1,5 de 2 jaren 50 en 51 tellen voor 2. Samen geeft dat g = 10 • 1 + 10 • 1,5 + 2 • 2 = 29 m = 4300, dus V1 = 0,5 • 4300 • 29 = 62350 en dat is inderdaad meer dan 60000 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10. | dan
moet gelden V2 = 54 • m 6m + 2,4md = 54m alles door m delen: 6 + 2,4d = 54 2,4d = 48 ⇒ d = 48/2,4 = 20 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11. | 0,5mg
> 6m + 2,4md dus moet gelden: 0,5g > 6 + 2,4d en kennelijk doet m er niet toe. hier staan een aantal d waarden met de voorwaarde voor g : |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daar
rechts wordt het wat onwaarschijnlijk (zo jong begin je niet te werken)
verder zou het misschien kunnen dat V1
de maximumwaarde 54m overschrijdt? |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12. | j
= 13,5m dus m = j/13,5
= (1/13,5)•j
= 0,074 • j de formule wordt dan V2 = 6 • 0,074 • j + 2,4 • 0,074 • j • d = 0,44j + 0,18jd |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13. |
P(iemand wordt supercentenarian) = P(95 worden EN 100 worden EN 105 worden EN 110 worden) = P(95 worden) • P(100 worden) • P(105 worden) • P(110 worden) = 0,27 • 0,13 • 0,11 • 0,09 = 0,00034749 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14. | De
kans dat hij WEL supercentenarian wordt is 0,11 • 0,09 = 0,0099 De kans dat hij het NIET wordt is dan 1 - 0,0099 = 0,9901 of: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15. | Het
stijgt van 1000 naar 9600 en dat is een factor 9600/1000
= 9,6 Dat is in een periode van 42 jaar, dus g42 = 9,6 Dan is g = 9,61/42 = 1,0553 Dat is een toename van 5,53% |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16. | 8%
groei per jaar betekent een groeifactor g = 1,08 de beginwaarde is B = 7/8 • 9600 = 8400 de eindwaarde is dan 8400 • 1,0825 = 52527 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17. | Tel de
staafjes van de linkerfiguur voor 2005 op: 35 + 50 + 120 + 195 +
370 + 600 = 1370 eeuwelingen in de rechter figuur zie je dat bij elke 100 vrouwen 16 mannen horen. dus van de 116 personen zijn er 100 vrouwen. het percentage is dan 100/116 • 100% = 86,2% het aantal is dan 0,862 • 1370 = 1181 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18. |
normalcdf(X, 1000000, 5.5, 0.45) = 0,10 Y1 = normalcdf(X, 1000000, 5.5, 0.45) Y2 = 0,10 intersect levert X = 6,08 cm |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19. | de
gemiddelde lengte is 5,5 dus 20% afwijking is 0,2 • 5,5 = 1,1 de vissen die minder dan 20% afwijken zitten dus tussen 4,4 en 6,6 normalcdf(4.4, 6.6, 5.5, 0.45) = 0,9855 dat is dus 98,55% |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20. | dit is
een binomiale verdeling met n = 500 en p = 0,35 P(minstens 170) = 1 - P(hoogstens 169) 1 - binomcdf(500, 0.35, 169) = 0,6957 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21. | In
Nederland is de uistoot 4,4 zo groot als in Ierland, dus 4,4 •
31000 = 136400 ton verminderen tot 35% betekent dat er 65% afgaat. 0,65 • 136400 = 88660 ton minder. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||