HAVO WA, 2017 - I | ||
Akkerranden. | ||||||||||||||||||||||||
Langs akkers zie je tegenwoordig vaak kleurige stroken
met bloemen of met gras en kruiden. In de tabel staat aangegeven wat de kosten van een akkerrand per hectare zijn (1 hectare = 10 000 m2). |
|
|||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
Boeren kunnen van de gemeente subsidie krijgen voor het aanleggen van een akkerrand. Voor gemeenten telt vooral de toeristische waarde van een akkerrand, daarom wordt het subsidiebedrag alleen bepaald door de lengte van de akkerrand. Deze lengte wordt uitgedrukt in strekkende meters: 1 strekkende meter betekent dat de lengte 1 meter is, ongeacht de breedte.In de Hoeksche Waard golden in 2013 de volgende regels: In deze opgave gaan we ervan uit dat de breedte van een akkerrand altijd 3,5 meter is. Daan de Geus, een boer in de Hoeksche Waard, legde in 2013 bloemenranden aan over een totale lengte van 2500 meter. |
||||||||||||||||||||||||
4p. |
1. |
Laat zien dat het subsidiebedrag dat hij ontving hoger was dan het bedrag dat hij kwijt was aan de kosten van grondbewerking, onderhoud en management. |
||||||||||||||||||||||
Hoewel het erop lijkt dat er aan een akkerrand aardig te verdienen valt, zal een boer niet op deze manier rekenen. Op de landbouwgrond waarop hij een akkerrand aanlegt, hadden immers ook gewassen kunnen groeien. De winst daarvan mist de boer. Dit heet winstderving. Voor de nettowinst W die in 2013 in de Hoeksche Waard gemaakt werd op een gras-kruidenrand met een lengte van 100 meter geldt de formule W = 100 S − 0,035 D − 21,455 In deze formule is W de nettowinst per 100 meter gras-kruidenrand, S is het subsidiebedrag per strekkende meter gras-kruidenrand en D is het bedrag aan winstderving per hectare. Alle bedragen zijn in euro. Bas Nederlof, ook een boer in de Hoeksche Waard, heeft in 2013 een gras-kruidenrand van 2100 meter aangelegd. De winstderving was 500 euro per hectare |
||||||||||||||||||||||||
3p. |
2. |
Bereken de nettowinst die hij op deze akkerrand gemaakt heeft. | ||||||||||||||||||||||
Boeren leggen het liefst akkerranden aan op slechte
landbouwgrond of op grond die lastig te bewerken is. Op goede
landbouwgrond is de winst door het telen van een gewas namelijk vaak
hoger dan de nettowinst op een akkerrand. |
||||||||||||||||||||||||
4p. |
3. |
Bereken met behulp van de formule het minimale subsidiebedrag per strekkende meter waarbij een gras-kruidenrand op goede landbouwgrond in 2013 zonder verlies kon worden aangelegd. Geef je antwoord in hele centen. |
||||||||||||||||||||||
In een situatie waarin er geen nettowinst of -verlies gemaakt wordt, dus als W = 0 , kan er uitgaande van de gegeven formule door herleiding een verband opgesteld worden tussen S en D. Dit verband heeft de vorm S = a D + b , waarbij a en b getallen zijn. |
||||||||||||||||||||||||
3p. |
4. |
Voer deze herleiding uit en geef daarbij de niet-afgeronde waarden van a en b. |
||||||||||||||||||||||
Onderzoek naar rekenvaardigheid. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling) publiceerde in oktober 2013 de resultaten van het
onderzoek PIAAC (Programme for the International Assessment of Adult
Competencies). Dit is een onderzoek naar reken-, taal- en
probleemoplossingsvaardigheden in 23 landen onder ruim 5000 16- tot
65-jarigen per land. Voor ieder land is op basis van het onderzoek een schatting gemaakt voor de gemiddelde score van de gehele populatie van 16- tot 65-jarigen. In de volgende figuur zie je deze gemiddelde scores per land. Nederland staat op de vierde plaats. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook voor de deelpopulatie van 16- tot 24-jarigen zijn de gemiddelde scores per land bepaald. Nederland staat hier op de eerste plaats. In onderstaande figuur zie je de gemiddelde scores van de top 6. Zweden behoort niet tot de top 6. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als je de figuren 1 en 2 met elkaar vergelijkt, zijn
er verschillende conclusies mogelijk. Hieronder staan twee mogelijke
conclusies. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4p. |
5. |
Leg bij elk van deze conclusies uit of deze juist is en of deze kan worden getrokken op basis van het vergelijken van de beide figuren. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de tabel staan de percentielen van de scores van enkele deelnemende landen. Je kunt bijvoorbeeld aflezen dat het 75e percentiel van Australi๋ 305,4 is. Dit betekent dat 75% van de Australische deelnemers een score van 305,4 of lager had. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een van de onderzoekers concludeert op basis van de laatste regel van de tabel dat de score van alle deelnemers niet normaal verdeeld is. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2p. |
6. |
Geef een mogelijke statistische redenering die deze onderzoeker hiervoor gebruikt kan hebben. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6p. |
7. |
Bepaal met behulp van het formuleblad op twee verschillende manieren of het verschil tussen de scores die behaald zijn door de Canadese deelnemers en de scores die behaald zijn door de Spaanse deelnemers groot, middelmatig of gering is. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er zijn verschillende manieren om met behulp van de tabel de spreiding van de scores tussen landen te vergelijken. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3p. |
8. |
Kies twee verschillende spreidingsmaten en vergelijk met elk van deze maten de spreiding van de scores in Australi๋ en Spanje. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In onderstaande figuur zijn de percentielscores van Japan en Nederland in een grafiek weergegeven. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De grafiek van Japan verschilt van de grafiek van Nederland. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3p. |
9. |
Beredeneer met behulp van de figuur of de spreiding van de scores in Japan groter of kleiner is dan die in Nederland. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Great Barrier Reef. | |||
Het Great Barrier Reef voor de kust van Australi๋ is
het grootste en bekendste koraalrif ter wereld. In 1985 was nog 97000 km2 van het rif
bedekt met koraal. In 2012 was deze oppervlakte afgenomen tot nog
slechts 13,8% van het rifoppervlak. |
|||
3p. |
10. |
Bereken dit percentage in ้้n decimaal nauwkeurig. | |
De onderzoekers waarschuwden in 2012 dat er nog meer
koraal zou verdwijnen. Zij verwachtten dat als er niet zou worden
ingegrepen, de oppervlakte van het rif dat met koraal bedekt is in
de periode 2012-2022 opnieuw zou halveren. |
|||
4p. |
11. |
Bereken met hoeveel procent de oppervlakte van het rif dat met koraal bedekt is dan jaarlijks zou afnemen. Geef je antwoord in hele procenten. |
|
De belangrijkste bedreigingen voor het koraal komen
van tropische stormen en de doornenkroon, een grote zeester. |
|||
4p. |
12. |
Bereken hoeveel jaar het dan zou duren totdat het aantal km2 rif dat met koraal bedekt is, voor het eerst weer met 50% zou zijn toegenomen. |
|
Studieschuld. | |||
Studeren kost geld. In het verleden gaf de overheid daarom aan de meeste studenten financi๋le ondersteuning in de vorm van een beurs. Studenten met een beurs kregen elke maand een bepaald geldbedrag op hun bankrekening gestort. |
|||
Een student die tussen 1996 en 2014 begon met studeren, kreeg de zogenoemde prestatiebeurs, een beurs in de vorm van een lening waarover rente berekend werd. Door het ontvangen van de prestatiebeurs bouwde een student dus een studieschuld op. Deze studieschuld werd echter kwijtgescholden als de
student binnen 10 jaar een diploma haalde. Een student die het
diploma niet op tijd haalde of stopte met studeren, moest zijn
studieschuld, inclusief alle rente, terugbetalen. |
|||
4p. |
13. |
Bereken het maandelijkse rentepercentage in drie decimalen nauwkeurig. | |
In deze opgave gaan we ervan uit dat het geldbedrag per maand en het jaarlijkse rentepercentage door de jaren heen niet veranderen. Andries begon in september 2012 met zijn studie en
kon studeren met een prestatiebeurs. Hij kreeg die maand voor de
eerste keer 266,23 op zijn bankrekening gestort. S = −231299,46 + 231565,69 1,001151t Hierin is t het aantal maanden na de ontvangst van de eerste storting. |
|||
4p. |
14. |
Bereken in welke maand van welk jaar de studieschuld van Andries voor het eerst hoger was dan 5000,-. |
|
Als een student binnen 10 jaar geen diploma haalde,
moest hij de opgebouwde studieschuld, inclusief rente, terugbetalen.
Het was verplicht elke maand een bedrag van minstens 45,41 terug
te betalen. De schuld die dan na elke maandelijkse terugbetaling
overbleef, werd de restschuld genoemd. De restschuld werd dus
elke maand lager. Maaike had een studieschuld. Ze betaalde 45,41 per maand terug. Ze had er meer dan 11 jaar, maar minder dan 12 jaar voor nodig om de totale studieschuld terug te betalen. |
|||
2p. |
15. |
Bepaal met de tabel een mogelijke waarde van haar studieschuld. | |
Door omstandigheden moest Andries zijn studie voortijdig afbreken. Hij had toen een studieschuld opgebouwd van 6200,- die hij helemaal moest terugbetalen. Hij begon in september 2014 met het terugbetalen van de verplichte 45,41 per maand. |
|||
4p. |
16. |
Bereken met behulp van lineair interpoleren hoe groot de restschuld van Andries 60 maanden na de eerste terugbetaling is. |
|
Papierformaten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het bekendste papierformaat is het A4'tje, een vel
papier dat in grote delen van de wereld als standaardpapierformaat
gebruikt wordt. Het A4tje komt uit een serie die begint met A0, een
vel papier met een oppervlakte van precies 1 m2. Van elk
volgend formaat in de A-serie is de oppervlakte telkens tweemaal zo
klein. In de praktijk zijn voornamelijk de formaten A0 tot en met
A11 in gebruik. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een formaat dat vaak gebruikt wordt voor postzegels is het A11-formaat. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3p. |
17. |
Bereken de oppervlakte van een A11-postzegel in hele mm2. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de hoogte h en voor de breedte b van een vel papier in de A-serie geldt: h = √2 b In de tabel zijn zowel de hoogte als de breedte in hele cm gegeven. Maar met de bovenstaande formule kunnen bij een gegeven oppervlakte de hoogte en de breedte nauwkeuriger berekend worden. Er geldt: h b = oppervlakte De oppervlakte van een vel A6-papier is 15625 mm2. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4p. |
18. |
Bereken met de bovenstaande formules de hoogte en de breedte van een vel A6-papier. Rond je antwoorden af op hele mm. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In theorie bestaat er een exponentieel verband tussen de hoogte h van een vel papier in de A-serie en het formaatnummer n. Door de afronding van h kunnen er kleine afwijkingen zijn. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3p. |
19. |
Toon met behulp van alle waarden van h uit de tabel aan dat er bij benadering een exponentieel verband bestaat tussen de hoogte h van een vel papier in de A-serie en het formaatnummer n. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Technisch tekenaars gebruiken papier uit de Z-serie.
De hoogte van een vel uit de Z-serie is altijd gelijk aan 30 cm. Een
vel Z1-papier, met formaatnummer 1, is gelijk aan een A4tje. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2p. |
20. |
Bereken de breedte van Z6-papier. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Je kunt een formule opstellen voor de oppervlakte
van een vel papier uit de Z-serie met formaatnummer n. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4p. |
21. |
Bereken de waarden van a en b. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bioscoopbezoek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de figuur staan gegevens over bioscopen in Nederland in 2012. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het staafdiagram geeft het aantal bioscopen per provincie weer (linker verticale as). Het lijndiagram toont het aantal inwoners per bioscoop uitgesplitst per provincie (rechter verticale as). In de tabel staat per provincie het aantal bioscoopbezoeken in 2012. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kees beweert: In de provincie met de meeste bioscopen per inwoner is het gemiddeld aantal bioscoopbezoeken per inwoner meer dan 2. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7p. |
22. |
Onderzoek over welke provincie Kees het heeft en bereken voor deze provincie of hij gelijk heeft. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UITWERKING | |
Het offici๋le (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | |
1. | Voor
2500 m bloemenrand krijg je 2500 0,63 = 1575 subsidie. kosten: 250 + 475 + 150 = 875 (de andere twee worden vergoed) per hectare. De oppervlakte is 2500 3,5 = 8750m2 = 0,875 hectare De kosten zijn dus 875 0,875 = 765,625 Het subsidiebedrag is dus hoger. |
2. |
W =100 S −
0,035 D − 21,455 = 100 0,53 - 0,035 500 - 21,455 = 14,045 voor elke 100 m 2100 m geeft dus winst 21 14,045 = 294,95 |
3. | D =
1025 dus 100S - 0,035 1025 - 21,455 = 0 100S - 57,33 = 0 100S = 57,33 S = 0,5733 Dus S moet minimaal 58 cent per strekkende meter zijn. |
4. |
100 S − 0,035
D − 21,455 = 0 100S = 0,035 D + 21,455 S = 0,00035D + 0,21455 Dus a = 0,00035 en b = 0,21455 |
5. | 1.
De gemiddelde score van de hele populatie in Nederland in ongeveer 280,
terwijl de gemiddelde score van de 16-24 jarigen meer dan 285 is. Om op
een gemiddelde van 280 te komen moet de gemiddelde score van de rest
(25-65) dus wel lager dan 280- zijn, dus ook lager dan de score van de
16-24 jarigen. Conclusie 1 is juist.
2. De score van de 16-24 in Zweden is lager dan 279, terwijl de gehele populatie een gemiddelde van 280 heeft. Dus de 25-65 jarigen moeten wel een gemiddelde score van meer dan 280 hebben dus hoger dan de 16-24 jarigen. Conclusie 2 is juist. |
6. | 50%: bij 272,5 en dat is niet gelijk aan het gemiddelde 268,7 en dat is bij een normale verdeling wel zo. |
7. |
Effectgrootte
(formuleblad): E = (265,5 - 245,8)/0,5(55,5 +
51,3) = 0,37 Dat is dus een gering verschil. |
De
mediaan van Canada (269,8) ligt in de box van Spanje (216,3 -
180,9) en de mediaan van Spanje (250,3)ligt in de box van Canada (230,8
- 303,9). Dat is een gering verschil. |
|
8. |
Standaardafwijking: Australie 56,6 en Spanje 51,3 dus de spreiding van Autralie is groter. Kwartielafstand: Australie: 305,4 - 234,7 = 70,7 en Spanje 280,9 - 216,3 = 64,6 dus de spreiding van Australie is groter. |
9. | De waarden van Japan liggen i.h.a. dichter bij het midden. Dat kun je vooral duidelijk zien aan de uiterste waarden. dus is de spreiding van Japan kleiner. |
10. | 13,8%
is 0,138 345000 = 47610 km2 47610/97000 100% = 49,08% is nog over. Dus de afname is 50,9% geweest. |
11. | In 10
jaar halveren betekent g10 = 0,5 Dan is g = 0,51/10 = 0,933 Dat is een afname van 7% |
12. | Een
toename van 0,89% betekent g = 1,0089 50% toenemen betekent dat 1,0089t = 1,5 Y1 = 1,0089^X Y2 = 1,5 Intersect geeft X = t = 45,76 Na 46 jaar is het voor het eerst weer met 50% toegenomen. |
13. | Een
rentepercentage van 1,39% betekent een factor 1,0139 per jaar. Dat is gelijk aan g12 g12 = 1,0139 geeft g = 1,01391/12 = 1,00115 Dat is een percentage van 0,115% per maand. |
14. | Y1
= −231299,46 + 231565,69
1,001151^X Y2 = 5000 intersect geeft X = t = 18 Dat is in maart 2004 |
15. | Na 11
jaar (132 maanden) is er nog studieschuld over, na 12 jaar (144 maanden)
is de studieschuld 0 In de tabel is dat de kolom met oorspronkelijke schuld 6000 euro |
16. | Na 60
maanden is er bij 6000 euro een restschuld van 3561 Na 60 maanden is er bij 6500 euro een restschuld van 4097 De toename is 536 over 500 euro, dat is per euro een toename van 1,072 6200 is 200 euro meer dan 6000, dus een toename van 200 1,072 = 214,4 Dat wordt dan 3561 + 214,4 = 3775,4 euro. |
17. | De
oppervlakte wordt steeds gehalveerd. 62500 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 = 488,28 dus ongeveer 488 mm2 |
18. | h
b = 15625 vervang h door √2 b dan geeft dat √2 b b = 15625 b2 = 15625/√2 = 11048,54 b = √11048,54 = 105,112 = 105 mm dan is h = √2 105,112 = 149 mm |
19. | De
factoren zijn 84/119 = 0,7 en 59/84
= 0,7 en 42/59 = 0,7 en 30/42
= 0,7 Dat is allemaal (ongeveer) gelijk dus er bestaat bij benadering een exponentieel verband. |
20. | 4
extra stroken geven een toename van 93 - 21 = 72 cm dus per strook is
dat 18 cm. Z6 heeft dan breedte 93 + 18 = 111 cm. |
21. |
breedte: b = 3 + 18n (vanaf 3 cm is er
n keer 18 bijgekomen) hoogte: 30 Oppervlakte: 30(3 + 18n) = 90 + 540n Dus a = 540 en b = 90 |
22. | De
bioscopen per inwoner zijn het grootst, als de inwoners per
bioscoop het kleinst zijn. Het gaat dus om de provincie Groningen. aantal inwoners is: aantal inwoners per bioscoop aantal bioscopen voor Groningen is dat ongeveer (aflezen) 50000 11 = 550000 er waren (tabel) 1180000 bezoeken dus per inwoner zijn dat 1180000/550000 = 2,15 bezoeken. Kees heeft gelijk. |