HAVO WB1, 2008 - I | ||
Steeds meer vlees | ||
In onderstaande figuur wordt voor de periode 1960 - 1996 zowel de graanproductie als de vleesproductie per hoofd van de wereldbevolking weergegeven. Hiervoor worden twee verticale assen gebruikt. De ronde stippen in de grafiek geven de jaarlijkse graanproductie G per hoofd van de wereldbevolking in kg aan. Het verloop ervan wordt benaderd door een parabool. De driehoekjes geven de jaarlijkse vleesproductie V per hoofd van de wereldbevolking in kg aan. Het verloop ervan wordt benaderd door een rechte lijn (stippellijn). |
||
Volgens de benadering met de rechte lijn in de figuur hierboven was V in 1960 gelijk aan 23,2 kg en in 1996 gelijk aan 36,0 kg. In 1960 werd in Nederland per hoofd van de bevolking 45,3 kg vlees geconsumeerd. Met de gegeven benadering van V is te berekenen wanneer er voor de wereldbevolking per hoofd gemiddeld evenveel vlees geproduceerd zal worden als de Nederlanders in 1960 gebruikten. |
||
5p. | 12. |
Bereken in welk jaar de wereldvleesproductie volgens de gegeven lineaire benadering 45,3 kg per hoofd van de wereldbevolking zal bedragen. |
De parabool
in de figuur kan worden beschreven met de formule G =
−0,125t2
+ 6,33t + 279 .
Hierin is G de wereldgraanproductie per jaar
in kg per hoofd van de wereldbevolking en t
de tijd in jaren met t = 0
in het jaar 1960. |
||
5p. | 13. |
Bereken met behulp van differentiëren de maximale waarde van G volgens de formule en bepaal met behulp van de figuur het verschil tussen dit berekende maximum en de hoogste werkelijke jaarlijkse graanproductie per jaar per hoofd van de bevolking. |
Voor de periode 1990 - 2050 gebruiken we nu een andere schatting van de voedselsituatie, die uitgaat van een iets andere formule voor de vleesproductie V in kg per hoofd van de wereldbevolking.Deze formule wordt gegeven door: V* = 0,25t + 25 . De tijd t in jaren wordt gerekend vanaf het jaar 1960. Volgens deze formule neemt de vleesproductie steeds verder toe. Dat is alleen mogelijk als men op aarde meer graan gaat gebruiken om aan het vee te voeren, waardoor er minder graan beschikbaar is voor voeding van de mens. Om 1 kg vlees te kunnen produceren is ongeveer 4 kg graan nodig. |
||
5p. | 14. |
Toon met de gegeven formules voor G en V* aan dat er in het jaar 2000 per hoofd van de wereldbevolking ongeveer 192 kg graan over was voor voeding van de mens. |
We gaan ervan uit dat er jaarlijks per hoofd van de wereldbevolking ongeveer 150 kg graan voor voeding van de mens nodig is. |
||
5p. | 15. |
Bereken met behulp van de bovenstaande formules voor G en V* vanaf welk jaar er door de toenemende vleesproductie te weinig graan over zal zijn voor voeding van de mens. |
De leugendetector | |||||||||||||
We geven het niet graag toe, maar liegen doen we allemaal, onder andere om aardig gevonden te worden. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat als twee mensen voor het eerst met elkaar in gesprek raken er in 60% van die gesprekken leugens verteld worden. Op grond hiervan nemen we aan dat de kans dat er bij zo’n gesprek gelogen wordt, gelijk is aan 0,60.Iemand komt op een feest waar hij niemand kent. Op een gegeven moment heeft deze persoon met vijf verschillende mensen een gesprek gevoerd. |
|||||||||||||
3p. | 16. | Bereken de kans dat van deze vijf gesprekken er drie zijn waarbij gelogen werd. | |||||||||||
Leugendetectors worden gebruikt om schuldigen van misdrijven aan te wijzen. Het idee achter de leugendetector is dat het lichaam reageert als iemand liegt. De leugendetector registreert deze reactie. Bij een bepaald soort leugendetector wordt met behulp van een infraroodcamera de gezichtstemperatuur gemeten. Liegende verdachten vertonen vaak een verhoogde temperatuur rond de ogen en op grond daarvan kan ontdekt worden dat zij liegen.Er is echter ook een kans dat een schuldige persoon niet ontdekt wordt door de leugendetector. De Amerikaanse onderzoeker Pavlidis heeft hiernaar onderzoek verricht. In de volgende tabel zijn enkele resultaten van zijn onderzoeken te zien. |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
Vier schuldige personen worden onderzocht met de leugendetector. | |||||||||||||
4p. | 17. | Bereken de kans dat minstens twee van hen niet als schuldig ontdekt worden. | |||||||||||
Een ander nadeel van de leugendetector is dat een onschuldige, maar bijvoorbeeld zenuwachtige persoon, als dader aangewezen kan worden. Bij de methode met de infraroodcamera is de kans dat een onschuldig iemand toch als schuldige wordt aangewezen gelijk aan 0,08. Bovenstaande tabel kan daarom uitgebreid worden: zie de volgende tabel |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
Veronderstel dat bij het onderzoek van een bepaalde misdaad 55 mensen worden ondervraagd met behulp van deze leugendetector. Ga ervan uit dat drie van deze 55 personen schuldig zijn en dat de andere 52 personen onschuldig zijn. |
|||||||||||||
3p. | 18. |
Bereken hoeveel van deze 55 personen naar verwachting door deze leugendetector schuldig worden bevonden. |
|||||||||||
Combi-functie | ||
De functie f heeft een voorschrift dat een combinatie is van twee functievoorschriften: |
||
De grafiek van f bestaat dus ook uit twee delen. Deze twee delen sluiten in het punt (2, 3) weliswaar precies op elkaar aan, maar de hellingen van de twee grafiekdelen in dit punt zijn verschillend. Zie bovenstaande figuur. |
||
4p. | 19. | Bereken met behulp van differentiëren hoe groot die hellingen zijn. |
De lijn k met vergelijking y = 1/2 snijdt de grafiek van f in de punten A en B. |
||
3p. | 20. | Bereken de lengte van het lijnstuk AB. Rond je antwoord af op twee decimalen. |
UITWERKING | |
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | |
1. | A = 10000
geeft S = 100 • (10000/10000)0,35
= 100 A = 1000 geeft S = 100 • (1000/10000)0,35 = 44,6683... Dat laatste is inderdaad ongeveer 45% van het eerste. |
2. | Er moet
gelden 90 = 100 • (A/10000)0,20
algebraïsch: (A/10000)0,20 = 0,90 ⇒ A/10000 = 0,901/0,20 = 0,59049 ⇒ A = 10000 • 0,59049 ≈ 5905 km2 met de GR: Y1 = 10 • (X /
10000)^0,20 en Y2 = 90 |
3. | Als iets 1%
kleiner wordt, dan is de groeifactor 0,99 (want er blijft 99% over) Dus geldt 5000 = 10000 • 0,99t Y1= 5000 en Y2 = 10000 • 0,99^X en dan intersect levert X = t ≈ 68,967 ≈ 69 jaar. |
4. | normalcdf(19, 21, 20, 0.6) = 0,9044 dus ongeveer 90% |
5. | De kans op minder
dan 19,5 cl is bij één glas gelijk aan normalcdf(0, 19.5, 20,
0.6) = 0,2023 Het aantal met minder dan 19,5 cl is binomiaal verdeeld met n = 10 en p = 0,2023 P(X £ 3) = binomcdf(10, 0.2023, 3) ≈ 0,875 |
6. | normalcdf(0, 258,
260, X) = 0,18 Y1 = normalcdf(0, 258, 260, X) en Y2 = 0,18 Window bijv. Xmin = 0, Xmax = 5, Ymin = 0, Ymax = 0,4 en dan intersect levert X ≈ 2,18 |
7. | het snijpunt moet
dan de top zijn. De top van y = 6x - x2 ligt bij x = 3 (door xTOP = -b/2a of door y' = 6 - 2x = 0 te vinden) Als x = 3 dan is y = 6 • 3 - 32 = 9 Het is dus de lijn y = 9, dus p = 9. |
8. | In het maximum van
S geldt S'= 0 S = 36a - 6a2 - 12a2 + 2a3 = 36a - 18a2 + 2a3 S' = 36 - 2 • 18a + 3 • 2a2 = 36 - 36a + 6a2 = 0 De ABC formule met a = 6 en b = -36 en c = 36 geeft a = 3 ± √3 en dat geeft 4,73 of 1,27 De juiste oplossing is dus a = 3 - √3 ≈ 1,27 |
9. | 055, 155, 355 en 455 |
10. | twee dezelfde
cijfers: als bijv. 0 dubbel is, zijn er voor het derde cijfer nog 5 mogelijkheden (001, 002, 003, 003, 005) Dat geldt voor elk dubbel cijfer Er zijn 6 mogelijke dubbele cijfers en bij elk dubbel cijfer zijn er 5 mogelijkheden. Dat geeft in totaal 6 • 5 = 30 stenen drie verschillende cijfers: |
11. | Noem T = trio en N
= niet-trio één mogelijkheid is TTNNNNN en de kans daarop is 6/56 • 5/55 • 50/54 • 49/53 • 48/52 • 47/51 • 46/50 = 0,0065 er zijn 7 nCr 2 = 21 zulke mogelijke volgorden de totale kans is daarom 21 • 0,0065 = 0,137 |
12. | Een rechte lijn
door (0, 23.2) en (36, 36.0) opstellen. hellinggetal is a = (36.0 - 23.2)/(36 - 0) = 0,3556 begingetal is b = 23.2 De lijn is dus V = 0,3556 • t + 23,2 0,3556 • t + 23,2 = 45,3 ⇒ 0,3556t = 22,1 ⇒ t = 62,16 en dat is in 2022 |
13. | G'= -2 • 0,125t
+ 6,33 = -0,25t + 6,33 = 0 ⇒
0,25t = 6,33 ⇒ t =
25,32 Invullen geeft G(25,32) = -0,125 • 25,322 + 6,33 • 25,32 + 279 = 359,1378 ≈ 359 kilo Aflezen geeft een maximale G van ongeveer
378 kilo |
14. | 2000 is t
= 40 V* = 0,25 • 40 + 25 = 35 en voor de productie daarvan is 4 • 35 = 140 kg graan nodig. G(40) = -0,125 • 402 + 6,33 • 40 + 279 = 332,2 Er blijft dus over 332,2 - 140 = 192,2 en dat is inderdaad ongeveer 192 kg. |
15. | Voor V* kilo
vlees is 4 • V* kilo graan nodig. Als er G kilo graan is, dan blijft er dus nog G - 4 • V* kilo over. Dat moet gelijk zijn aan 150: G - 4 • V* = 150 Invullen: -0,125t2 + 6,33t + 279 - 4 • (0,25t + 25) = 150 Het kan natuurlijk via Intersect van de rekenmachine, maar algebraïsch is veel leuker: -0,125t2 + 6,33t
+ 279 - t + 100 = 150 |
16. | Dit is binomiaal
met n = 5, p = 0,6 P(X = 3) = binompdf(5, 0.6, 3) = 0,3456 of: (5 nCr 3) • 0,63 • 0,42 = 0,3456 |
17. | Dit is binomiaal
met n = 4, p = 0,25 P(X ≥ 2) = 1 - P(X ≤ 1) = 1 - binomcdf(4, 0.25, 1) = 0,2617 |
18. | Van de drie
schuldige mensen zal gemiddeld 0,75 • 3 = 2,25 persoon schuldig
worden bevonden. Van de 52 onschuldige mensen zal gemiddeld 0,08 • 52 = 4,16 persoon schuldig worden bevonden. samen is dat 2,25 + 4,16 = 6,41 persoon. |
19. | x
≤
2: f '(x) = 3 • 1/16x2
+ 1/4 = 3/16x2
+ 1/4 en f '(2)
= 3/16 • 22 +
1/4 = 1 x ≥ 2: f '(x) = 3/2 - 2 • 1/4x = 3/2 - 1/2x en f '(2) = 3/2 - 1/2 • 2 = 1/2 |
20. | Y1 = 1/16x3
+ 1/4x + 2
en Y2 = 0,5 en dan intersect geeft x
≈
-2,427 Y1 = 1 + 3/2x - 1/4x2 en Y2 = 0,5 en dan intersect geeft x ≈ 6,317 De afstand daartussen is 6,317 - - 2,427 ≈ 8,74 |