OPLOSSINGEN | |||
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | |||
1. | 1e opl. | Y1 =
√(-2x +
12) en Y2 = x - 1 invoeren in de GR. INTERSECT geeft x = 3,32 Aflezen: f ≤ g voor 3,32 ≤ x ≤ 6 |
|
2e opl. | (-2x+ 12) = x -
1 dus -2x + 12 = (x- 1)2 dus
-2x + 12 = x2 - 2x + 1 dus x2
= 11 Dat geeft x = √11 = 3,32 of -√11 maar die laatste valt af. Aflezen: f ≤ g voor 3,32 ≤ x ≤ 6 |
||
2. | f(x)
= (-2x + 12)1/2 dus (met de kettingregel): |
||
3. | Dan moet f '(x) gelijk zijn aan -1. Dat kan op meerdere manieren: | ||
1e opl. | Voer de functie f
in bij Y1 Y2 = (Y1(X + 0,001) - Y1(X)) / 0,001 geeft een benadering voor f '(x) Y3 = -1 via INTERSECT het snijpunt van Y2 en Y3 geeft x = 5,5 |
||
2e opl. | f '(x) staat in opgave
2. Voer deze functie in bij Y1 en neem Y2 = -1 INTERSECT levert x = 5,5 |
||
3e opl. | f '(x) staat in
opgave 2. Los op f ' (x) = -1, dat
geeft: -2 = -2 • √(-2x+ 12) ⇒ √(-2x + 12) = 1 ⇒ -2x+ 12 = 1 ⇒ -2x = -11 ⇒ x = 5,5 |
||
x = 5,5 geeft y = 1 dus het gevraagde punt is (5.5 , 1) | |||
4. | De lengte van het touw wordt gegeven door L = f(a) - g(a) = √(-2a + 12) - (a -1) | ||
1e opl. | Voer in Y1 = L en Y2 = 2 INTERSECT geeft a = 1,87 |
||
2e opl. | √(-2a
+ 12) - (a -1) = 2 ⇒
√(-2a
+ 12) = 2 + a - 1 = 1 + a
⇒
-2a + 12 = (a + 1)2 = a2 +
2a + 1 ⇒ a2 + 4a - 11 = 0 en de ABC-formule geeft a = -2 ±√15 dus a = 1,87 of a = -5,87 De laatste valt af, dus a = 1,87 |
||
5. | g(4)
= 3 dus de grafiek van h moet ook door (4,3) gaan f (x) = 3 dus √(-2x + 12) = 3 dus -2x + 12 = 9 dus 2x = 3 dus x = 1,5 dus f gaat door (1.5 , 3) f moet dus 2,5 naar rechts geschoven worden. Dat kan door x te vervangen door (x - 2,5) Dat geeft h(x) = √(-2(x - 2,5) + 12) = √(-2x + 17) |
6. | Verticale
stand: S = 0,12 • 6 • 242 = 414,72 Horizontale stand: S = 0,12 • 24 • 62 = 103,68 Dus in verticale stand is de sterkte het grootst. |
||
7. | Oppervlakte
60 geeft b • h = 60 ofwel b = 60/h S = 100 geeft 0,12 • b • h2 = 100 b vervangen door 60/h geeft dan 100 = 0,12 • (60/h) • h2 = 0,12 • 60 • h dus h = 100/(0,12 • 60) = 13,9 en daarna b = 60/h = 60/13,9 = 4,3 |
||
8. | Pythagoras
geeft b2 + h2 = 402 dus
h2 = 1600 - b2 Vervang in de S-formule h2 door 1600 - b2: S = 0,12 • b • (1600 - b2) = 192b - 0,12b3. |
||
9. | 1e opl. | S invoeren in de GR
en CALC - MAXIMUM geeft b = 23,1 en dan met Pythagoras h = 32,7 |
|
2e opl. | S ' = 0
⇒
192 - 0,36b2 = 0
⇒
0,36b2 = 192
⇒
b2 = 533,33
⇒ b
= 23,1 Dat geeft vervolgens h = 32,7 als in oplossing 1. |
10. | |||
11. | Pythagoras: XM2
= 122 - 62 = 108 dus XM = Ö108. Dan is XZ = (2/3)•Ö108 = 6,928... tan (XMR) = XZ/RZ = 6,928... /28 = 0,247... dus ∠XMR = tan-1(0,247...) = 13º |
||
12. | De driehoeken in het
bovenaanzicht hebben zijden van 12 cm. Op halve hoogte hebben de horizontale doorsneden nog zijden van 6 cm. De hoogte van zo'n driehoek vinden we met Pythagoras: h2 = 62 - 32 = 27 dus h = √27 De oppervlakte is dan 0,5 • √27 • 6 voor zes driehoeken geeft dat 6 • 0,5 • √27 • 6 = 93,5 |
||
13. | Voor de hoogtelijn (h)
van een driehoek uit het bovenaanzicht geldt h2
= 122 - 62 = 108 dus h =
√108 De oppervlakte van zo'n driehoek is dan 0,5 • √108 • 12 = 62,3538... De inhoud van een piramide is dan (1/3) • (62,3538...)•(28) = 581,9690.... De hele vaas heeft dan inhoud 6 • 581,9690... = 3491,8144.... cm3 = 3,4918.... liter 3 liter is daarvan 3/(3,4918...) ste deel = 0,859...ste deel is dus 86%. |
14. | f ' (x)
= 3 • (x + 4)2 en dat is een dalparabool met
top (-4,0) f '(-6) = 12 en f '(1) = 75 Het bereik is dus [0, 75] Dat is ook te zien door een plot van deze parabool te maken. WINDOW Xmin = -6 en Xmax = 1 |
||
15. | Met de productregel: S '(x) = -1 • (a + 4)3 + -a • 3 • (a + 4)2 S '(-1) = -1 • (3)3 + --1 • 3 • (3)2 = -27 + 27 = 0 |
||
16. | met de kettingregel:
g ' (x) = 3 • (px + 4)2 • p = 10 neem x = 0 dat geeft 3 • 42 • p = 10 dus 48p = 10 dus p = 10/48 = 5/24 |
17. | x = 0
geeft D = a en we kunnen aflezen dat dus moet gelden
a = 25000 Het tweede punt invullen: 10000 = 25000 • e-4b dus e-4b = 0,4 dus -4b = ln(0,4) = -0,9162.... Daaruit volgt b = -0,9162.../-4 = 0,22907... ofwel b = 0,23 |
||
18. | ln(D) = 10 - 0,2x dus
D = e10 - 0,2x = e10 •
e-0,2x
= 22026,46... • e-0,2x en 22026,46... is bij benadering 22000 |
||
19. | Met de kettingregel: |
||
Als D'(x) = 0
dan moet het laatste deel wel nul zijn want een e-macht kan nooit nul
worden. Dus 0,2 - 0,15x = 0 dus 0,2 = 0,15x dus x = 0,2/0,15 = 4/3 Een plot van D of een tekenbeeld van D wijst uit dat D daar inderdaad een maximum heeft. |