De functie f (x) = x • e -x | |||
Gegeven is de functie f (x) = x • e -x | |||
5p | 16. | Los op: -0,1 < f(x) < 0,1. Rond de getallen in je antwoord af op twee decimalen. | |
5p | 17. | Bereken algebraïsch de exacte coördinaten van de top van de grafiek van f. | |
Op de grafiek van f ligt rechts van de y-as een punt A(a , a • e -a). Zie de figuur hieronder. | |||
De lijn p gaat door de
punten O(0,0) en A. De richtingscoëfficiënt van p is 1/4 |
|||
4p | 18. | Bereken a. Rond het antwoord af op drie decimalen. | |
Een lijn evenwijdig aan de y-as snijdt tussen O en A de grafiek van f in punt S en de lijn p in punt T. | |||
4p | 19. | Bereken hoe groot de lengte van ST maximaal is. Rond het antwoord af op drie decimalen. |
OPLOSSINGEN | |||
1. | De
gevraagde hoek is gelijk aan ∠ABH in het
vooraanzicht. Noem P de projectie van H op AB. Dan is PB = 20 en HB = 40 In driehoek HPB geldt dan tan(∠ABH) = 40/20 dus ∠ABH is gelijk aan 63º |
||
2. | |||
3. | GH is de
schuine zijde van een rechthoekig driehoekje met rechthoekszijden 10 en
10. Dus 102 + 102 = GH2 ⇒ GH = √200 De omtrek van EFGHKLMN is dan 4 • 40 + 4 • √200 ≈ 217 Er blijft dan 500 - 217 = 283 cm lint over. |
||
4. | 1e opl. | De lange
zijden van de achthoek nemen af van 100 naar 40 over een hoogteverschil
van 40. Dat is een afname van 60 cm over een hoogte verschil van 40 cm. Over een hoogte verschil van 10 cm wordt dat dan 1/4 • 60 =15 cm afname. De lange zijden worden dus 100 - 15 = 85 cm. De korte zijden nemen toe van 0 naar
√200
over een hoogte verschil van 40 cm. De totale lengte wordt daarmee 4 •
85 + 4 • 1/4 •
√200
= 354,142... cm. |
|
2e opl. | Op hoogte 40 is het
lint 400 cm lang en op hoogte 80 is het lint 217 cm lang. Dat is een afname van 183 cm over een hoogteverschil van 40 cm. Over een hoogteverschil van 10 cm geeft dat een afname van 1/4 • 183 = 46 cm. Het lint wordt dus 400 - 46 = 354 cm lang. Er blijft dan 500 - 354 = 146 cm lint over. |
||
5. | Noem P
de projectie van F op vlak ABCD. In het bovenaanzicht is dan te zien dat PA2 = 202 + 302 dus PA = √1300 In driehoek PAF is dan te zien AF2 = PF2 + AP2 = 402 + 1300 = 2900 dus AF = √2900 Teken nu vlak ABGF en noem Q de projectie daarin van F op AB. Dan geldt FQ2 = AF2 - AQ2 = 2900 - 302 = 2000 dus FQ = √2000 ABGF valt uiteen in twee driehoeken en een rechthoek. De oppervlakte O is dan: O = 2 • driehoek + rechthoek = 2 • 0,5 • 30 • √2000 + 40 • √2000 = 70 • √2000 Er zijn 4 zulke vlakken dus de totale rode oppervlakte wordt 4 • 70 • √2000 ≈ 12522 cm2 |
||
6. | De
groeifactor per week is 0,3 Een week is 7 perioden van 24 uur. Als g de groeifactor per periode van 7 uur is, dan geldt dus g7 = 0,3 dus g = 0,31/7 = 0,841982... |
||
7. | Als 40%
wordt afgebroken is nog 60% over. Dat is 0,6 • 500 = 300 mg Er moet dus gelden 300 = 500 • 0,842t ⇒ 0,842t = 0,6 ⇒ t = 0,842log 0,6 = (log 0,6)/log(0,842) = 2,970 Dat is 2,970 • 24 = 71 uur. |
||
8. | 1e opl. | De
formule bij dit proces is M(t) = 500 • 0,842t.
(M = hoeveelheid in het lichaam) De snelheid van verandering is de afgeleide: M'(t) = 500 • 0,842t • ln(0,842) Op tijdstip t = 2 geldt M'(2) = -60,966...mg/dag Dat is 24 • -60,966... ≈ -2,5 mg/uur |
|
2e opl. | De
formule bij dit proces is M(t) = 500 • 0,842t.
(M = hoeveelheid in het lichaam) Voer deze formule in bij Y1 in de GR, en gebruik CALC - dy/dx om de snelheid te vinden. Dat geeft -60,966...mg/dag en dat is 24 • -60,966... ≈ -2,5 mg/uur |
||
9. | Na de
eerste week is nog 500 • 0,3 = 150 mg over. Na inname van de tweede tablet is er 500 + 150 = 650 mg. Dat wordt vervolgens nog 3 dagen lang afgebroken. De hoeveelheid wordt dan 650 • 0,8423 ≈ 388 mg medicijn. |
||
10. | 1e opl. | Na de
eerste week is nog 500 • 0,3 = 150 mg over. Daar komt 500 mg van
de tweede tablet bij. Na de tweede week is 650 • 0,3 = 695 mg over. Dat wordt vanaf t = 14 afgebroken De formule wordt daarom M(t) = 695 • 0,842t- 14 |
|
2e opl. | Van de
eerste tablet is nog 500 • 0,842t over Van de tweede tablet is nog 500 • 0,842t - 7 over Van de derde tablet is nog 500 • 0,842t - 14 over In totaal is er M(t) = 500 • (0,842t + 0,842t - 7 + 0,842t -14) over |
||
11. | De x-
coördinaat van P is 3. h(3) = √(36 - 32) = √27 ≈ 5,20 |
||
12. | De
formule h = √(36 - x2)
beschrijft een halve cirkel. Als je het stuk tussen x = -6 en x = -3 zes naar rechts schuift, dan krijg je precies boog OP Zes naar rechts schuiven betekent voor de formule x vervangen door x - 6 De formule wordt dus h = √(36 - (x - 6)2) voor 0 ≤ x ≤ 3 |
||
13. | h(x)
= (36 - x2)1/2 dus (met de
kettingregel): h '(x) = 1/2
• (36 - x2) -1/2 • -2x De helling in het punt waar x = 3 is h '(3) ≈ -0,577 |
||
14. | Over PT
ga je bij 1 naar rechts 0,577 omlaag. Dus bij 8 omlaag ga je
8/0,577 ≈ 13,9 naar rechts. De afstand van het midden van RS tot T is dus 13,9, dus de afstand RT = 13,9 - 3 = 10,9 meter. |
||
15. | |||
De
spitsboog is te zien als een rechthoek plus twee cirkelsegmenten min een
gelijkzijdige driehoek. De rechthoek heeft oppervlakte 2,8 • 6 = 16,8 m2. Een cirkeldeel is 1/6 van een hele cirkel met straal 6, dus de oppervlakte is 1/6 • π • 62 = 6π Samen zijn beide cirkeldelen dus 12π Teken de hoogtelijn h in de gelijkzijdige driehoek, dan geeft Pythagoras: h2 = 62 - 32 = 27 dus h = √27 De oppervlakte van de driehoek is dus 0,5 • 6 • √27 = 3√27 Daarmee wordt de gevraagde oppervlakte 16,8 + 12π - 3√27 ≈ 39 m2 |
|||
16. | Voer de
functie f en de lijnen y = -0,1 en y = 0,1 in
in de GR. Gebruik INTERSECT om de snijpunten te vinden. Dat geeft x = 0,11 en x = 3,58 en x = -0,09 Lees vervolgens af waar de grafiek van f tussen beide lijnen in ligt. Dat is zo voor -0,09 < x < 0,11 of x > 3,58 |
||
17. | Met de
productregel en de kettingregel: f '(x) = 1 • e-x + x• e-x • -1 = e-x • (1 - x) Voor de top geldt f '(x) = 0 dus e-x • (1 - x) = 0 en dat is zo als x = 1 f (1) = 1 • e-1 = 1/e de top is dus het punt (1 , 1/e) |
||
18. | A is het
snijpunt van de lijn y = 0,25x met
f(x) = x • e-x dus moet
gelden 0,25x = x • e-x
ofwel e-x = 0,25 e-x = 0,25 ⇒ -x = ln(0,25) ⇒ x = -ln 0,25 = ln 4 ≈ 1,386 |
||
19. | De
lengte ST is gelijk aan x • e -x -
0,25x (het verschil van beide y -coördinaten) Voer deze vergelijking in in de GR en bereken met CALC - Maximum de maximale waarde van ST. Dat geeft x ≈ 0,562 en een maximum van STMAX » 0,180 |