HAVO WB12 2004 - I | ||||||||||||
Kogelstoten | ||||||||||||
Kogelstoten is een onderdeel van
de atletiek waarbij het doel is een zware kogel volgens een speciale
techniek zover mogelijk weg te werpen; zie foto. Omdat dit veel kracht
vereist hebben kogelstoters een stevig postuur. Voor jonge ongetrainde mensen is vooral het lichaamsgewicht van invloed op de prestatie. Hoe zwaarder de persoon is, hoe verder er gegooid kan worden. Neem bijvoorbeeld de volgende resultaten van twee deelnemers aan een sportdag (zie volgende tabel). |
||||||||||||
|
||||||||||||
Bernard heeft verder gegooid dan André,
maar hij is ook zwaarder. Om hun prestaties beter te kunnen vergelijken,
rekent men de gegooide afstand om in een score. Daarvoor gebruikt men de volgende formule: S = A - k • (G - 50) met: |
||||||||||||
A = de gegooide afstand in meters G = het lichaamsgewicht van de kogelstoter in kilogrammen. k = een correctiefactor, te bepalen door de wedstrijdjury. S = de score |
||||||||||||
De resultaten van de omzetting van afstanden in scores met k = 0,1 voor André en Bernard staan in de volgende tabel. | ||||||||||||
|
||||||||||||
3p | Onderzoek of Bernard ook bij k = 0,2 de hoogste score heeft. | |||||||||||
Er is een waarde van k waarbij André en Bernard een gelijke score hebben. | ||||||||||||
3p | Bereken de waarde van k. Rond je antwoord af op drie decimalen. | |||||||||||
Bij een tweede manier om aan een
afstand A een score T toe te kennen gebruikt men de formule: Deelnemer Cor haalde een afstand van 14,32 meter. Hij kreeg bij de eerste formule met k = 0,1 een score van 14,21. |
||||||||||||
4p | Bereken de score van Cor volgens de tweede formule. | |||||||||||
Een kogelstoter met
een gewicht van 101 kg heeft de kogel 15,71 meter ver gegooid. Bij de formule S = A - k • (G - 50) hangt de waardering hiervoor af van de waarde van k |
||||||||||||
4p | Onderzoek bij welke waarden van k de formule voor S een lagere waardering geeft dan de formule voor T. Rond de grenswaarde af op drie decimalen. | |||||||||||
Koffiefilter en koffiefilterhouder | |||
In platgedrukte toestand (in de
verpakking) heeft een filterzakje een vorm die ontstaat door uit een
cirkelsector DMC de gelijkbenige driehoek AMB weg te laten (zie de beide
figuren hieronder). We gaan uit van de volgende afmetingen: AB = 6
cm, MB = 4,8 cm en BC = 10,5 cm. Plakrandjes laten we hier buiten beschouwing. |
|||
∠CMD is, afgerond op een geheel aantal graden, gelijk aan 77º | |||
4p | Toon dat aan. | ||
Een koffiefilter (Zie de
figuur rechtsboven) wordt opengeknipt langs de zijden CB en BA en daarna
opengevouwen om de zijde AD. Zo ontstaat er een uitslag van het
koffiefilter. Hieronder is een begin getekend van de uitslag van het koffiefilter, schaal 1 : 3. |
|||
5p | Maak deze uitslag af. Laat in je tekening of door middel van een beschrijving duidelijk zien hoe je het aangepakt hebt. | ||
In de figuur hiernaast is een
model van een koffiefilterhouder getekend. De hoogte AF is 9,9 cm. De
onderkant is het lijnstuk AB met een lengte van 6 cm. De bovenrand van de houder heeft de vorm van een cirkel. Een filter wordt opengevouwen in de koffiefilterhouder geplaatst.
We nemen aan dat daarbij de bovenste rand van het filter precies
samenvalt met de bovenste rand van de filterhouder. |
|||
4p | Bereken de middellijn CD van de
filterhouder. Geef je antwoord in centimeters, afgerond op één decimaal. |
||
In de figuur hiernaast is op
bepaalde hoogte de dwarsdoorsnede van de koffiefilterhouder getekend. deze dwarsdoorsnede is een figuur die bestaat uit een rechthoek PQRS en twee halve cirkels met middellijnen PQ en RS. We nemen aan dat CD exact gelijk is aan 13 cm.
|
|||
In de figuur hieronder zijn parallelle doorsneden getekend van de houder op 0%, 25%, 50%, 75% en 100% van de hoogte. | |||
6p | Bereken de oppervlakte van de
dwarsdoorsnede op eenderde deel van de hoogte. Geef je antwoord in cm2. |
||
Zeehonden | |||||
In een artikel van 19 mei 2001 in de
Volkskrant wordt de ontwikkeling van de zeehondenpopulatie in de
Nederlandse Waddenzee beschreven. De grafiek hieronder komt uit dat artikel. |
|||||
In het krantenartikel wordt gemeld dat er in
2000 en 2001 sprake is van een populatiegroei van 17 procent per jaar.
Neem bij de volgende twee vragen aan dat dit juist is. Aan het eind van 2001 waren er ongeveer 3900 zeehonden. |
|||||
3p | Bereken het aantal zeehonden aan het eind van 1999 | ||||
In hetzelfde krantenartikel wordt de
volgende conclusie getrokken: Bij voortzetting van de huidige exponentiële groei zal de maximale capaciteit van de Waddenzee snel bereikt zijn. De maximale capaciteit van de Waddenzee is 16000 |
|||||
3p | Bereken in welk jaar deze maximale capaciteit bereikt wordt. | ||||
Het wiskundig model waarin de
zeehondenpopulatie met een vast percentage per jaar zal blijven groeien is
onwaarschijnlijk. Daarom wordt een ander wiskundig model voor het aantal zeehonden voorgesteld. Dit andere model wordt gegeven door de formule: Hierin is A het aantal zeehonden, t de tijd in jaren vanaf
eind 2000 en a een positieve constante. |
|||||
3p | Bereken deze waarde van a in drie decimalen nauwkeurig. | ||||
Logaritmische functies | |||
Gegeven is de functie f(x)
= ln(4 - x)
De grafiek van f snijdt de lijn met vergelijking y = 2 in het punt A. Zie de figuur hiernaast. |
|||
3p | Bereken algebraïsch de exacte waarde van de x-coördinaat van punt A. | ||
Gegeven is verder de functie g(x)
= 2 • ln(x + 2) In de middelste figuur hiernaast zijn de grafieken van de functies f en g getekend. De grafiek van g kun je krijgen uit de grafiek van lnx door op deze laatste een verschuiving en daarna een vermenigvuldiging toe te passen. |
|||
2p | Welke verschuiving en vermenigvuldiging zijn dat? | ||
Met domein -2 < x
< 4 is de functie h gegeven door h(x) = f(x)
+ g(x)
Het functievoorschrift van h kan geschreven worden
als |
|||
5p | Toon dit algebraïsch aan. | ||
Op de grafiek van h
ligt een punt B. In dit punt B is de richtingscoëfficiënt van de raaklijn aan de grafiek van h gelijk aan 2. Zie de onderste figuur hiernaast. |
|||
6p | Bereken met behulp van differentiëren van
h de x-coördinaat van B. Rond je antwoord af op twee decimalen. |
||
OPLOSSINGEN | |
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | |
1. | De score
van André is S = 12,62 - 0,2 • (52,2 - 50) = 12,18 De score van Bernard is S = 16,37 - 0,2 • (74,2 - 50) = 11,55 Dus voor k = 0,2 heeft Bernard niet de hoogste score. |
2. | André =
Bernard ⇒ 12,62 - k • (52,2 - 50) = 16,37 - k • (74,1 - 50) ⇒ 12,62
- 2,2k = 16,37 - 24,1k ⇒
21,9k = 3,75 ⇒
k = 0,171 |
3. | 14,21 =
14,32 - 0,1 • (G - 50) ⇒
14,21 = 14,32 - 0,1G + 5 ⇒
0,1G = 5,11 ⇒
G = 51,1 T = 14,32•(50/51,1)2/3 = 14,11 |
4. | T =
15,71 • (50/101)2/3 = 9,8312... 15,71 - 51k = 9,8312 ⇒ 51k = 5,8788 ⇒ k = 0,11527... S geeft een lagere waardering voor k > 0,115. |
5. | De omtrek van een
cirkel is 2πr de kleine cirkel heeft omtrek 30π en de grote 100π, en samen is dat 160π De snelheid is dan 160π/24 = 21 cm/s |
6. | De amplitude is 30, De periode is 9, dus in de formule komt 2π/9 Daarmee wordt de formule y = 30 • sin (2π/9 • x) |
7. | Het deel tussen 4,5
en 12 is wéér een sinusgrafiek, maar nu met amplitude 50: |
8. | Teken lijnstuk MS
loodrecht op AB. Dan is sin(∠SMB) = 3/4,8 dus ∠SMB = 38,68º ⇒ ∠CMD = 2 • 38,68º = 77º |
9. | Teken cirkels met middelpunt A en B en straal 4,8/3 = 1,6 cm. Die snijden elkaar in M. Spiegel B in AM; dat geeft het tweede punt B. Verleng MB met 10,5/3 = 3,5 cm. Dat geeft punt C. Teken een cirkel met straal MC en middelpunt M. De hele uitslag is nu ABCDCBA |
10. | Pythagoras
geeft DF2 + 9,92 = 10,52 ⇒
DF = √(10,52 - 9,92) =
3,5 Dan is CD = FD + EF + EC = 3,5 + 6 + 3,5 = 13,0 |
11. | Over de hele
filterhoogte neemt PQ toe van 0 tot 13. Over 1/3
van de hoogte dus 1/3 • 13 = 13/3 Over de hele filterhoogte neemt QR af van 6 naar 0, over 1/3 van de hoogte dus 1/3 • 6 = 2 dus is QR = 6 - 2 = 4 De straal van de halve cirkels is dus 0,5 • 13/3 = 13/6 en de oppervlakte samen 2 • π • (13/6)2 de totale oppervlakte wordt daarmee 4 • 13/3 + 2 • π • (13/6)2 = 32 cm2 |
12. | De
groeifactor is 1,17 Dus twee jaar eerder waren er 3900 • 1,17-2 = 2849 zeehonden. |
|
13. | 3900 •
1,17n = 16000 ⇒ 1,17n = 4,10256... ⇒ n = 1,17log 4,10256 = log 4,10256/log 1,17 = 8,99 Dus ongeveer 9 jaar na eind 2001, en dat is in 2010 |
|
14. |
⇒ 3900 • (1 + 3,84 • e-a) = 16000 ⇒ 3900 + 14976 • e-a = 16000 ⇒ 12100 = 14976 • e-a ⇒ 0,807... = e-a ⇒ -a = ln (0,807...) = -0,2132... ⇒ a = 0,2132... Het kan natuurlijk ook via intersect van de grafische rekenmachine. |
|
15. | ln(4 - x) = 2 ⇒ 4 - x = e2 ⇒ x = 4 - e2. | |
16. | verschuiving
twee naar links vermenigvuldigen ten opzichte van de x-as met factor 2. |
|
17. | ln(4 - x)
+ 2 • ln(x + 2) = ln(4 - x) + ln(x + 2)2
= ln{(4 - x)•(x + 2)2} = ln{(4 - x)•(x2
+ 4x + 4)} = ln{4x2 + 16x + 16 - x3 + 4x2 - 4x} = ln(16 + 12x - x3) |
|
18. | Met de
kettingregel: ⇒ 2 • (16 + 12x - x3) = 12 - 3x2 Dat lukt niet algebraïsch (derdegraads vergelijking), daarom maar met de GR. Y1 = 2 • (16 + 12x - x3) en Y2 = 12 - 3x2 en dan intersect levert x = -1,09 (x = 4,589.. is geen oplossing want die bevindt zich niet binnen het domein) |
|
19. | Over 21
cm hoogte neemt de breedte van het matglazen deel toe van 4 naar
16, dus dat is 12 cm. De breedte moet toenemen tot 24 cm, dus dat is nog eens 8 cm extra. 8 cm is 2/3 van 12, dus ook de extra hoogte is 2/3 van 21 en dat is 14 cm. De totale hoogte wordt dan 21 + 14 = 35 cm. |
|
20. | Teken LK loodrecht
op AB door D. AF + GB = 24 - 4 = 20 cm, dus AF = GB = 10 AK = EL = (24 - 16)/2 = 4 Dus KF = 10 - 4 = 6 tan(∠ADK) = 4/21 ⇒ ∠ADK = 10,78º tan(∠KDF) = 6/21 ⇒ ∠KDF = 15,95º ∠ADF = 10,78 + 15,95 = 26,7º
|
|
21. | V en h
en R = 2r invullen: Kwadrateren: 6,25r2 = 500/π - 3/4•r2 ⇒ 7r2 = 500/π ⇒ r2 = 500/7π Nu de wortel nemen geeft r = 4,8 en dus R = 9,5 |