HAVO WB, 2016 - II | ||
Drie snijpunten. | |||
De functie f is gegeven door |
|||
|
|||
De grafiek van f snijdt de x-as in drie punten. Zie de figuur. |
|||
|
|||
2p. |
1. |
Bereken de x-coördinaten van de drie snijpunten van de grafiek van f met de x-as. |
|
Verder is gegeven de horizontale lijn l met vergelijking y = p . De grafiek van f snijdt l in drie punten. |
|||
4p. |
2. |
Bereken voor welke waarden van p dit het geval is. Rond de getallen in je antwoord af op drie decimalen. |
|
Zuinig verpakken. | |||
Chocolademelk wordt vaak verpakt in
karton. Op foto’s hiernaast zie je twee verschillende
kartonnen verpakkingen: een voordeelpak en een klein pakje.
Deze twee verpakkingen hebben de vorm van een balk. Het voordeelpak
heeft een inhoud van 1,50 liter. De hoogte van dit pak is 24,5 cm.
Het kleine pakje heeft een inhoud van 0,20 liter. De afmetingen van
dit kleine pakje zijn 4,8 bij 3,5 bij 12,0 cm. Het voordeelpak is géén vergroting van het kleine pakje. |
|||
3p. |
3. | Toon dit aan | |
Chocolademelk wordt ook in blikjes met een inhoud
van 0,25 liter verpakt. Zo´n blikje heeft bij benadering de vorm van
een cilinder. De hoogte van deze cilinder is 12,8 cm en de diameter
van het grondvlak is 5,0 cm. Bij het bepalen van de vorm van een verpakking wil men de hoeveelheid verpakkingsmateriaal zo klein mogelijk houden. Om te onderzoeken of men zuinig geweest is met de hoeveelheid materiaal, kan gebruik worden gemaakt van het isoperimetrisch quotiënt (IQ). |
|
||
|
|||
Hierin is V de inhoud van de verpakking in cm3 en A de oppervlakte van de verpakking in cm2. Hoe groter het IQ, hoe efficiënter (zuiniger) de verpakking. |
|||
4p. |
4. |
Bereken welke verpakking het meest efficiënt is, het kleine pakje of het blikje. |
|
Het IQ geldt niet alleen voor verpakkingen, maar kan voor alle lichamen berekend worden. Een bol is een bijzonder lichaam, want een bol
blijkt het hoogste IQ te hebben. |
|||
4p. |
5. |
Bereken exact het IQ van een bol. | |
Vierdegraadsfunctie. | |||
De functie f is gegeven door f(x) = (x2 - 7)2 - 25. De grafiek van f snijdt de x-as achtereenvolgens in de punten A, B, C en D. Zie de figuur. |
|||
|
|||
Lijnstuk AD is langer dan lijnstuk BC. | |||
6p. |
6. |
Bereken exact hoeveel keer zo lang. | |
7p. |
7. |
Bepaal op exacte wijze het bereik van f. | |
Energieverbruik. | |||
Sinds het begin van de industriële revolutie is het
totale jaarlijkse energieverbruik in de Verenigde Staten (VS)
nagenoeg exponentieel toegenomen. |
|||
|
|||
1 exajoule is gelijk aan 1018 joule. | |||
4p. |
8. |
Bepaal met behulp van de figuur op de uitwerkbijlage
het totale energieverbruik in de VS in het jaar 1950 in hele
exajoules nauwkeurig. |
|
De punten in de figuur liggen bij benadering op een rechte lijn. Deze lijn l is in onderstaande figuur getekend. |
|||
|
|||
Een formule voor lijn l is: log(E) = 0,0125t +15,8 Hierin is E het totale energieverbruik per jaar in de VS in joule per jaar en t het aantal jaren met t = 0 voor het jaar 1650. |
|||
3p. |
9. |
Bereken in welk jaar volgens de formule in de VS voor het eerst meer dan 3,0·1020 joule aan energie zal worden verbruikt. |
|
Een onderzoeker voorspelt dat het wereldwijde energieverbruik na 2010 exponentieel groeit, waarbij het elke honderd jaar tien keer zo hoog wordt. Op 1 januari 2010 was het wereldwijde energieverbruik 1,2·1013 joule per seconde. De aarde ontvangt van de zon veel meer energie, maar liefst 1,7·1017 joule per seconde. Als alle energie die de aarde van de zon ontvangt door de mens gebruikt zou kunnen worden, dan zouden we nu theoretisch gezien alleen met zonne-energie kunnen volstaan. Volgens bovengenoemde voorspelling zullen we in de toekomst op een gegeven moment toch meer energie verbruiken dan de aarde van de zon ontvangt. |
|||
4p. |
10. |
Bereken over hoeveel eeuwen dit volgens deze voorspelling het geval zal zijn. |
|
Sinusoïden. | |||
Op het domein [0, 5/2π]
is de functie f gegeven door f(x) = 2cos(1/2x
- 1/8π) |
|||
|
|||
3p. |
11. |
Bereken exact de x-coördinaat van het snijpunt van de grafiek van f met de x-as. |
|
De punten A en B zijn de toppen van de grafiek van f. Lijn k gaat door A en B. Zie de volgende figuur. |
|||
|
|||
De coördinaten
van A en B zijn (1/4π,
2) en (9/4π,
-2) Een vergelijking voor k is y = -2/π • x + 5/2 |
|||
2p. |
12. |
Toon aan dat deze vergelijking voor k met behulp van de coördinaten van A en B opgesteld kan worden. |
|
Op hetzelfde domein is de functie g gegeven
door g(x) = sin(x -
1/4π) |
|||
|
|||
5p. |
13. |
Toon dit met exacte berekening aan. | |
Het midden en de top. | |||
De functie f is gegeven door f (x) = (x + 1)(x2 − 5x + 5). De grafiek van f snijdt de positieve x-as in de punten A en B. Het punt M is het midden van lijnstuk AB. Zie de figuur. |
|||
|
|||
de x-coördinaat van M is gelijk aan 21/2. | |||
4p. |
14. |
Toon dit met een exacte berekening aan. | |
Het punt C is een top van de grafiek van f. De verticale lijn door M gaat niet door C. Zie onderstaande figuur. |
|||
|
|||
6p. |
15. |
Bereken exact het verschil tussen de x-coördinaten van M en C. | |
Het Gebouw. | |||
In Leidsche Rijn staat Het Gebouw, een bouwwerk naar een idee van kunstenaar Stanley Brouwn. Zie de foto hiernaast. De vorm van Het Gebouw wordt bepaald door twee op elkaar liggende balken. Elke balk heeft een lengte van 27,30 meter, een breedte van 3,90 meter en een hoogte van 3,90 meter. De onderste balk rust op de grond. De balken liggen in het midden op elkaar onder een hoek van 90º. In de figuur linksonder is een model van Het Gebouw getekend. In de figuur rechtsonder zie je het bovenaanzicht van dit model. |
|
||
|
|||
Een groot deel van deze op elkaar liggende balken van Het Gebouw komt met de buitenlucht in aanraking. |
|||
3p. |
16. |
Bereken de oppervlakte van dit deel. Geef je antwoord in hele m2 nauwkeurig. |
|
Hiernaast zie je nogmaals het bovenaanzicht van het
model van Het Gebouw. Hierin is ook een horizontale kijklijn PQ
aangegeven. |
|||
|
|||
6p. |
17. |
Teken een aanzicht op schaal 1 : 390 van Het Gebouw (zonder ramen en deuren) in de richting van de kijklijn PQ. Licht je werkwijze toe. |
|
Twee parabolen. | |||
De functie f is gegeven door:
f (x) = x2 − 6x . |
|||
|
|||
g heeft een functievoorschrift van de vorm g(x) = ax2 + bx + c . | |||
7p. |
18. |
Bereken exact a, b en c. | |
UITWERKING | ||
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | ||
1. | f(x)
= 0 3√(x3 + 3x2 + 2x) = 0 x3 + 3x2 + 2 = 0 x(x2 + 3x + 2) = 0 x(x + 2)(x + 1) = 0 x = 0 ∨ x = -2 ∨ x = -1 |
|
2. | Zie de figuur
hiernaast. De waarde van p moet tussen het maximum en het minimum
van de grafiek liggen. Dat kan met de GR m,et de optie calc - maximum/minimum of algebraïsch zó: f '(x) = 0 1/3 • (x3 + 3x2 + 2x)-2/3 • (3x2 + 6x + 2) = 0 3x2 + 6x + 2 = 0 ABC-formule: x = (-6 ±√12)/6 x = -0,42 ∨ x = -1,58 y = 0,727 ∨ y = -0,727 Dus -0,727 < p < 0,727 |
|
3. |
vergrotingsfactor voor de hoogte is k = 24,5/12,0
= 2,0417 voor de inhoud zou dan een factor k3 = 8,51 gelden. maar de factor is 1,50/0,20 = 7,5 en dat is niet hetzelfde. |
|
4. | kleine
pakje: V = 0,20 liter = 0,20 dm3 = 200 cm3 oppervlakte: 2 • 4,8 • 3,5 + 2 • 12,0 • 3,5 + 2 • 4,8 • 12,0 = 232,8 IQ = (36 • π • 200²)/(232,8³) = 0,359 blikje: V = 0,25 liter = 250 cm3 oppervlakte boven en onder: 2 • π • 2,52 = 39,27 oppervlakte zijkant: hoogte • omtrek bovenrand = 12,8 • 2 • π • 2,5 = 201,06 samen is dat 240,33 IQ = (36 • p • 250²)/(201,06³) = 0,509 Het blikje is het meest efficiënt want heeft de grootste IQ-waarde |
|
5. |
|
|
6. | (x2
- 7)2 - 25 = 0 (x2 - 7)2 = 25 x2 - 7 = 5 ∨ x2 - 7 = -5 x2 = 12 ∨ x2 = 2 x = √12 ∨ x = -√12 ∨ x = √2 ∨ x = -√2 AD = 2√12 en BC = 2√2 Dus AD is 2√12/2√2 = √6 keer zo lang als BC. |
|
7. | Voor
het bereik moet je de minima berekenen, dus f ' = 0 f ' = 2(x2 - 7) • 2x = 0 x = 0 (is het maximum) x2 = 7 x = √7 ∨ x = -√7 Dat geeft beiden y = -25 Het bereik is dan [-25, ®〉 Het kan ook zonder de afgeleide: (x2 - 7)2 - 25 is minimaal als (x2 - 7)2 minimaal is (x2 - 7)2 is minimaal nul (een kwadraat is altijd ³ 0) en dat is bij x2 = 7 dus bij x = ±√7 |
|
8. |
aflezen : log(E) ≈ 19,6 E = 1019,6 = 1018 • 101,6 = 39,8 • 1018 dat is dus afgerond 40 exajoules. |
|
9. | log(E)
= log(3,0 • 1020) ≈ 20,477 20,477 = 0,0125t + 15,8 0,0125t = 4,677 t = 374,2 dus dat is in het jaar 2025 |
|
10. | elke
honderd jaar 10 keer zo groot betekent een groeifactor 10 per honderd
jaar. 1,7 • 1017 = 1,2 • 1013 • 10t 10t = 14166,67 t = log(14166,67) = 4,15 Dat zijn honderden jaren dus na 4,15 eeuwen. |
|
11. | 2cos(1/2x
- 1/8π)
= 0 cos(1/2x - 1/8π) = 0 1/2x - 1/8π = 1/2π + k2π ∨ 1/2x - 1/8π = -1/2π + k2π 1/2x = 5/8π + k2π ∨ 1/2x = -3/8π + k2π x = 5/4π + k4π ∨ x = -3/4π + k4π Tussen 0 en 2,5π geeft dat de oplossing x = 5/4π |
|
12. |
a =
Δy/Δx
= (-2 - 2)/(9/4π - 1/4π)
= -4/(8/4π) = -4/(2π)
= -2/π
= a A invullen: 2 = -2/π • 1/4π + b 2 = -2/4 + b b = 2,5 |
|
13. | y =
sinx heeft de toppen (1/2π,
1) en (3/2π,
-1) sin(x - 1/4π) is dezelfde grafiek maar 1/4π naar rechts geschoven die heeft dus de toppen (3/4π, 1) en (7/4π, -1) liggen die op k? x = 1/4π geeft y = -2/π • 1/4π + 2,5 = -6/4 + 2,5 = 1 klopt x = 7/4π geeft y = -2/π • 7/4π + 2,5 = -14/4 + 2,5 = -1 klopt ook. |
|
14. | f(x)
= 0 (x + 1)(x2 - 5x + 5) = 0 x + 1 = 0 ∨ x2 - 5x + 5 = 0 x = -1 ∨ x = (5 ±√(25 - 20))/2 x = -1 ∨ x = 2,5 ± √5 De laatste twee zijn de x-coördinaten van A en B Het gemiddelde daarvan is ((2,5 + √5) + (2,5 - √5))/2 = 2,5 |
|
15. | Voor
de x-coördinaat van C moet je de afgeleide gelijkstellen een nul. productregel: f ' = 1 • (x2 - 5x + 5) + (x + 1)(2x - 5) f ' = x2 - 5x + 5 + 2x2 - 5x + 2x - 5 f ' = 3x2 - 8x = 0 x(3x - 8) = 0 x = 0 ∨ 3x = 8 de x-coördinaat van C is 8/3 het verschil is 8/3 - 2,5 = 1/6 |
|
16. | De
oppervlakte van een balk is 2 • 3,90 • 3,90 + 4 • 27,30 • 3,90 = 456,30
m2 Dus twee balken hebben samen oppervlakte 912,60 Niet aan de buitenlucht: de onderkant van de onderste balk: 3,90 • 27,30 = 106,47 m2 van beide balken het deel waar ze op elkaar liggen: 2 • 3,90 • 3,90 = 30,42 m2 Dus wel aan de buitenlucht: 912,60 - 106,47 - 30,42 ≈ 776 m2 |
|
17. | Zie
onderstaande tekening. Het blauwe is het vooraanzicht. De stippellijnen
zijn evenwijdig aan PQ. De rode getallen geven de lengte in cm aan (bij schaal 1 : 390 wordt 27,30 meter gelijk aan 7 cm en 3,90 meter wordt 1 cm) Spreekt verder voor zich denk ik. |
|
|
||
18. | x2
- 6x = 0 x(x - 6) = 0 x = 0 x = 6 dus A = (6, 0) De top van f ligt dan bij x = 3 en is dus T = (3, -9) De top van g is punt (6, 0) dus g ziet eruit als y = a(x - 6)2 T moet erop liggen: -9 = a(3 - 6)2 -9 = a • 9 a = -1 g(x) = -(x - 6)2 = -(x2 - 12x + 36) = -x2 + 12 - 36 a = -1, b = 12, c = -36 |