Nieuwbouw |
|||||||||||||||||||||
Als een nieuwbouwwoning wordt
opgeleverd vindt doorgaans een inspectie plaats. Daarbij komen vaak nog
gebreken aan het licht. Uit de nieuwbouwwoningen die bij de oplevering
้้n of meer gebreken vertoonden werd in het jaar 2000 door de
Vereniging Eigen Huis een steekproef van 325 woningen genomen. De
resultaten zijn samengevat in de volgende tabel.
In plaats van het gemiddelde had men ook als centrummaat de
mediaan van het aantal gebreken per woning kunnen nemen. |
|||||||||||||||||||||
4p | 9. | Onderzoek of de mediaan groter of kleiner is dan het gemiddelde 28,6 | |||||||||||||||||||
Als een nieuwbouwwoning een of
meer gebreken vertoont krijgt de bouwer twee weken de tijd om deze te
herstellen. Dat blijkt vaak niet te lukken. Bij het onderzoek waren
slechts 94 van de 325 woningen na twee weken geheel in orde. De andere
231 woningen vertoonden nog steeds gebreken. Bij ้้n woning vond men
zelfs nog 83 gebreken. Van de 231 woningen die na twee weken nog steeds gebreken vertoonden staan de gegevens over het aantal gebreken per woning in de cumulatieve frequentiepolygoon van de figuur hieronder. Er is gebruik gemaakt van dezelfde klassenindeling als in de tabel hierboven. |
|||||||||||||||||||||
Hieronder staan vier schetsen van boxplots van het aantal gebreken per woning. | |||||||||||||||||||||
4p | 10. | Welk van deze boxplots past het beste bij de gegevens van de grafiek hierboven? Licht je antwoord toe, eventueel met behulp van de grafiek. | |||||||||||||||||||
Omdat na twee weken slechts een
klein deel van de 325 woningen in orde is lijkt het net of de bouwers
slecht presteren. Maar de 231 woningen die nog niet in orde waren hadden
nu gemiddeld ongeveer 8,9 gebreken. Daaruit volgt dat de bouwers ruim driekwart van alle gebreken hebben verholpen in de herstelperiode van twee weken. |
|||||||||||||||||||||
4p | 11. | Toon dit met een berekening aan. |
Afvallen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veel mensen doen hun best om hun
lichaamsgewicht onder controle te houden. Of je op gewicht blijft,
aankomt of afvalt is natuurlijk afhankelijk van wat je per dag eet en
drinkt, maar ook van je lichamelijke activiteiten en van je huidige
gewicht. Voor vrouwen met een lengte van 170 cm die normale activiteiten verrichten is in de tabel hieronder het verband weergegeven tussen het lichaamsgewicht en het aantal kilocalorie๋n (kcal) dat per dag nodig is om op hetzelfde gewicht te blijven. Wie wil afvallen moet ervoor zorgen minder kilocalorie๋n binnen te krijgen. Ook daarover geeft de tabel informatie. In alle organen en spieren wordt energie verbruikt, maar in vetweefsel niet. Dat verklaart waarom de waarden in het onderste gedeelte van de tabel anders verlopen dan in het bovenste gedeelte. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo lees je af dat een vrouw met een gewicht
van 75 kg volgens deze tabel 1925 kcal per dag nodig heeft om op gewicht
te blijven. Als ze maar 1525 kcal per dag zou gebruiken dan zou ze 1
pond per week afvallen.
In de tabel zou ook een kolom kunnen staan om 1,5 pond per week af te vallen. Op grond van de regelmaat in de tabel kun je berekenen welke getallen in deze kolom zouden moeten staan. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4p | 12. | Bereken de getallen die in deze kolom zouden moeten staan bij een lichaamsgewicht van 70, 75, 80, 85 en 90 kg. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In plaats van deze uitgebreide tabellen is
het ook mogelijk formules te geven. Voor vrouwen met een gewicht vanaf
50 kg tot en met 65 kg zijn deze formules dan:
Hierbij geldt: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook voor vrouwen uit de tabel die 70 kg of meer wegen kun je zo drie formules maken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6p | 13. | Maak voor deze groep vrouwen formules voor Ebehoud, E1 pond afvallen en Ex pond afvallen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat voor iemand een gezond gewicht is, is
onder andere afhankelijk van de lichaamslengte. In de literatuur vind je
verschillende methoden om het ideale gewicht te bepalen aan de hand van
de lichaamslengte. Volgens een van deze methoden, de Hamwi-methode, is
het ideale gewicht voor vrouwen te berekenen met de formule:
Een andere veel gebruikte vuistregel zegt dat het maximum voor een
gezond lichaamsgewicht kan worden berekend met de formule:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5p | 14. | Bereken de minimale waarde en ook de maximale waarde van dit verschil. Beperk je daarbij tot vrouwen die minstens 155 cm en hoogstens 195 cm lang zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alcohol | |||||||||
Alle alcoholhoudende dranken bestaan vrijwel
uitsluitend uit water en alcohol. De hoeveelheid alcohol in dranken wordt
uitgedrukt door een volumepercentage. Dat wil zeggen dat het percentage
aangeeft welk deel van het volume uit pure alcohol bestaat. Een liter (=
100 centiliter) bier met een alcoholpercentage van 5% bevat 5 centiliter
alcohol en 95 centiliter water. Die 95 centiliter water weegt 950 gram, en
die 5 centiliter alcohol weegt 40 gram. Een liter bier weegt dus 990 gram.
De glazen voor verschillende alcoholische dranken zijn zodanig gemaakt dat er 10 gram alcohol in een glas geschonken kan worden. Bier bevat gemiddeld 5% alcohol, jenever bevat 35% alcohol. Een bierglas is dan ook veel groter dan een jeneverglas. |
|||||||||
3p | 15. | Bereken hoeveel centiliter jenever er in een jeneverglas geschonken kan worden. | |||||||
Alcohol be๏nvloedt de rijvaardigheid. De
politie houdt regelmatig alcoholcontroles om automobilisten met een te
hoog alcoholpromillage in hun bloed te kunnen bestraffen.
Enkele jaren geleden meende Veilig Verkeer Nederland (tegenwoordig heet deze organisatie 3VO) dat er aan de alcoholcontroles nog wel wat verbeterd zou kunnen worden. Zie het artikel hieronder. |
|||||||||
|
|||||||||
4p | 16. | Bereken dat hogere percentage. | |||||||
In het artikel speelt de onnauwkeurigheid van
de apparatuur een belangrijke rol: de metingen geven bijna nooit de
werkelijke waarde van het promillage alcohol dat in het bloed aanwezig is.
Het verschil tussen het gemeten promillage en het werkelijke promillage
noemen we de meetfout.
We gaan er in deze opgave van uit dat de meetfouten normaal verdeeld zijn met een gemiddelde van 0 promille. Afwijkingen naar boven en afwijkingen naar beneden zijn dus even waarschijnlijk. Neem aan dat de standaardafwijking van de meetfouten 0,1 promille is. Een automobilist met 0,48 promille alcohol in het bloed is wettelijk niet strafbaar. Stel dat deze automobilist wordt gecontroleerd. Als de meting meer dan 0,7 promille aangeeft dan wordt deze automobilist (ten onrechte) bestraft. |
|||||||||
5p | 17. | Bereken de kans dat de meetfout zo groot is dat deze automobilist (ten onrechte) wordt bestraft. | |||||||
Toen de grens in de apparatuur op 0,7
promille werd gesteld was de apparatuur nog zo onnauwkeurig dat een ruime
marge noodzakelijk was: er zouden anders te veel mensen ten onrechte
bestraft worden. Volgens een woordvoerder van 3VO is nauwkeurigheid
tegenwoordig geen probleem meer. Kennelijk is de standaardafwijking van de
meetfouten bij de huidige apparatuur kleiner geworden.
Neem aan dat de standaardafwijking van de meetfouten tegenwoordig 0,02 promille is. Justitie wil de grens waarop de apparatuur wordt afgesteld zo kiezen dat van de gecontroleerde automobilisten met 0,5 promille alcohol in het bloed slechts 1% (ten onrechte) bestraft wordt. |
|||||||||
5p | 18. | Bereken in twee decimalen nauwkeurig boven welk gemeten promillage automobilisten dan bestraft worden. |
OPLOSSINGEN | |||
Het offici๋le (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | |||
1. | In 1983
waren er 9,8 miljoen passagiers en in 1992 18,7 miljoen. Daartussen zit een factor 18,7/9,8 = 1,90816.... Dat was in 9 jaar. Per jaar is dat 1,90816...1/9 = 1,07443.... Van 1992 naar 2003 is 11 jaar. In 2003 zullen er dan 18,7 1,07443...11 = 41,1923... miljoen passagiers zijn. Het aantal zal dus niet onder de grens van 40 miljoen blijven. |
||
2. | van 1978
- 1990 geeft een factor 16,3/9,2 = 1,77... van 1979 - 1991 geeft een factor 16,2/9,8 = 1,65... van 1980 - 1992 geeft een factor 18,7/9,5 = 1,96... Dus de periode 1979 - 1991 geeft de kleinste groeifactor. |
||
3. | De
journalist vindt voor 1989: 9,7 1,0658 = 16,1
miljoen passagiers. Het werkelijke aantal was 15,4 miljoen, dus dat scheelt 0,7 miljoen passagiers. |
||
4. | Tussen
twee tijdstippen van 2 uur staan steeds 8 staafjes, dus de hele figuur
bevat 128 = 96 staafjes. Samen zijn die 100%, dus de staafjes hebben een gemiddelde hoogte van 100/96 is ongeveer 1%. Daarom zal op de verticale as 0 ; 1 ; 2 ; 3 ; 4 hebben gestaan. |
||
5. | 10 uit de 80 kiezen kan op 80 nCr 10 = 1,64 1012 manieren. | ||
6. | 1e opl. | Je hebt
er 10 aangekruist, dus nu zijn er 10 Goed en 70 Fout.
0 goed 2 goed
|
|
2e opl. | Willekeurig
22 getallen uit de 80 kiezen kan op 80 nCr 22 = 2,701019
manieren.
0 goed. 2 goed |
||
7. | P(Geldprijs)
= 0,054 + 0,395 0,054 + 0,395 0,395 0,054 + ..... Dat zijn de eerste 10 termen van een meetkundige reeks met reden 0,395 en beginwaarde 0,054. De som daarvan is Sn = b (1 - rn) / (1 - r) in dit geval 0,054(1 - 0,39510) / (1 - 0,395) = 0,08924.... |
||
8. | Het
minimum aantal getallen vinden we door van elke klasse de ondergrens te
nemen. Dat geeft 260 2 + 270 1 + 280 4 + ... + 350 2 = 24400 getallen. En omdat er per trekking 22 getallen worden getrokken zou dat overeenkomen met 24400 / 22 is ongeveer 1110 trekkingen. Het maximum aantal getallen vinden we door
van elke klasse de bovengrens te nemen. 1126 trekkingen zou dus goed kunnen wat betreft de gegevens uit deze tabel. |
||
9. | De
middelste van 325 is nr. 163. Na de eerste drie klassen hebben we 111 gevallen gehad. Om de 163ste te krijgen moeten er nog 52 gevallen bij van de vierde klasse van totaal 88. Dat is (52/88)ste deel van die vierde klasse. De klasse loopt van 21 tm 30. Dat zijn 10 waarden, en 52/88ste deel daarvan is 5,90. De mediaan zal zijn 25,90 gebreken. Ofwel 25 เ 26 gebreken. |
||
10. | In het
begin (bij weinig gebreken) neemt het cumulatieve
frequentiepolygoon sterk toe, later steeds minder. Dat betekent dat er bij weinig gebreken veel woningen waren, en als het aantal gebreken toeneemt, neemt het aantal woningen af. (Het histogram zal in het begin hoog zijn, en steeds lager worden) Maar als de frequentie hoog is, is de boxplot smal (er is maar een kleine klassebreedte nodig om een kwart van de metingen te hebben) en als de frequentie lager is, is de boxplot breder. De boxplot is dus in het begin smal en wordt steeds breder. Dat is boxplot C. |
||
11. | Eerst
waren er 28,6 325 = 9295 gebreken. Na twee weken waren er nog 8,9 231 = 2056 (afgerond) gebreken. Dat betekent dat 7239 gebreken zijn hersteld, en dat is (7239 / 9295) 100% = 77,9 % en dat is ruim driekwart. |
||
12. | Per half
pond afvallen scheelt 200 kcal. Om de waarden bij 1,5 pond afvallen te krijgen kun je dus bij de waarden van 1,0 pond 200 kcal aftrekken of bij de waarden van 2,0 pond 200 kcal optellen. Dat geeft voor 70, 75, 80, 85 en 90 kg waarden van respectievelijk 1310, 1325, 1340, 1355 en 1370 kcal. |
||
13. | Per 5 kg
lichaamsgewicht is de toename in een kolom 15 kcal. Per kg is dat 3 kcal, dus de formules zullen de vorm E = 3 gewicht + b hebben. Om b te vinden vul je gewoon een waarde in. Neem bijvoorbeeld die bij 70 kg. Ebehoud: 1910 = 3 70 + b dus b = 1700 en de formule wordt Ebehoud = 3 gewicht + 1700 E1pond afvallen: 1510 = 3 70 + b dus b = 1300 en de formule wordt E1 pond afvallen = 3 gewicht + 1300 De laatste formule zal de vorm Ex pond afvallen = 3 gewicht + b + a x hebben. In een rij van de tabel zie je dat per pond afvallen 400 kcal scheelt. Daarom zal a uit de formule gelijk zijn aan -400 Invullen van bijv. x = 0, gewicht = 70, kcal = 1910 geeft nu 1910 = 3 70 + b - 400 0 ofwel b = 1700 Daarmee wordt de formule Ex pond afvallen = 3 gewicht + 1700 - 400x. |
||
14. | Noem de
lengte X en het gewicht Y. Voer in de GR de formules Y1 = 45,4 + 0,79(X - 152,4) en Y2 = 0,0025X2 in. Het gaat om het verschil tussen beiden, Dat kun je in beeld krijgen door Y3 = Y2 - Y1 in te voeren (Y krijg je via VARS - YVARS -Function) Neem WINDOW bijvoorbeeld Xmin = 155 , Xmax = 195 , Ymin = 10 en Ymax = 15. Dat geeft een maximum bij X = 155 van 12,3485 kg (te vinden via TABLE) En dat geeft een minimum bij X = 178 van 11,026 kg (te vinden via CALC - Minimum) |
||
15. | 5 cl
alcohol weegt 40 gram, dus 1 cl weegt 8 gram. Voor 10 gram alcohol
is 10/8 = 1,25 cl alcohol nodig. 1,25 cl is 35% van het hele glas. Het hele glas is 100%, en dat is dan (100/35) 1,25 = 3,5714... cl. |
||
16. | Van de
automobilisten die teveel gedronken hebben wordt 100 - 35 = 65% wel
bestraft. Deze 65% is kennelijk 1,45% van alle automobilisten. 65 % van "teveel gedronken" = 1,45% van "totaal" 1% van "teveel gedronken" = 1,45 / 65 % van "totaal" 100% van "Teveel gedronken" = 100 (1,45 / 65) = 2,23 % van "totaal". Dus dat hogere percentage zou 2,23% zijn. |
||
17. | Dan moet
de meetfout meer dan 0,22 zijn. NORMALCDF(0.22 , 1E99 , 0 , 0.1) = 0,01390... |
||
18. | Noem de
grens X. Een percentage van 1% betekent dat NORMALCDF(X , 1E99 , 0 , 0.02) gelijk is aan 0,01 Voer in Y1 = NORMALCDF(X, 1E99 , 0 , 0.02) en Y2 = 0,01 INTERSECT levert X = 0,0465... De meetfout mag dus 0,0465 zijn, dat betekent dat de grens bij 0,5 + 0,0465 = 0,55 (afgerond) promille komt te liggen. |