Wijnvoorraad | |||||||||||||||||||||||||||||||
Een wijnboer heeft op 1 januari 2001 een
wijngaard gekocht die goed is voor een jaarproductie van 400 hL wijn (1
hL = 1 hectoliter = 100 liter). De wijnboer wil kwaliteitswijn produceren die lang houdbaar is. Na de oogst wordt de nieuwe wijn twee jaar lang in eikenhouten vaten bewaard om te rijpen. Na die twee jaar wordt de wijn gebotteld (in flessen gedaan). In de flessen rijpt de wijn nog verder waardoor de verkoopwaarde van de wijn toeneemt. Als de wijnboer elk jaar direct al zijn gebottelde wijn verkoopt dan kan hij niet van deze waardevermeerdering profiteren Maar als hij al zijn gebottelde wijn opslaat in zijn wijnkelders dan raken deze snel vol en heeft de wijnboer voorlopig geen inkomsten. De wijnboer besluit om jaarlijks een vast percentage van zijn totale voorraad gebottelde wijn te verkopen. Hij verkoopt de wijn altijd aan het eind van het jaar nadat de gebottelde wijn aan de voorraad is toegevoegd. Als de wijnboer er bijvoorbeeld voor kiest om elk jaar 25% van
zijn totale voorraad gebottelde wijn te verkopen dan ontwikkelt de
voorraad zich de eerste jaren als in de tabel hieronder.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
3p | 4. | Bereken de totale hoeveelheid gebottelde wijn op 1 januari 2007 als de wijnboer jaarlijks 25% van al zijn flessen wijn verkoopt. Geef je antwoord in liters nauwkeurig. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ook voor de rest van deze opgave bekijken
we de voorraad van de wijnboer alleen maar op 1 januari van ieder jaar. Bij een ander percentage ontwikkelt de totale voorraad van de wijnboer zich natuurlijk anders. Het vaste percentage van de gebottelde wijn dat de wijnboer jaarlijks verkoopt noemen we p. De tijd in jaren noemen we t. Hierbij nemen we t = 0 op 1 januari 2001. De totale voorraad gebottelde wijn (in hL) op tijdstip t noemen we Gt. Gedurende de eerste paar jaren is G gelijk aan 0: G0 = 0, G1 = 0 en G2 = 0 En verder geldt de volgende formule: De totale voorraad gebottelde wijn groeit in de loop van de tijd
naar een evenwichtswaarde. Deze evenwichtswaarde hangt af van de gekozen
waarde van p. Deze formule voor de evenwichtswaarde is uit bovenstaande formule voor Gt af te leiden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
5p | 5. | Leid bovenstaande formule voor de evenwichtswaarde af. | |||||||||||||||||||||||||||||
In de wijnkelders van de wijnboer kunnen slechts 280000 flessen wijn worden opgeslagen. In een fles zit 0,75 liter wijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||
5p | 6. | Bereken bij welke waarden van p de wijnkelders op den duur niet voldoende capaciteit hebben | |||||||||||||||||||||||||||||
De wijnboer besluit om jaarlijks 10% van
zijn totale voorraad gebottelde wijn te verkopen. Door een verbouwing kan hij nu 2400 hL gebottelde wijn in zijn kelders opslaan. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
6p | 7. | Onderzoek met behulp van de hierboven vermelde formule voor Gt en het gegeven dat G2 = 0 in welk jaar de capaciteit van de wijnkelders voor het eerst niet meer voldoende is. |
Kwaliteitscontrole | |||
In een fabriek worden plastic zakken gevuld
met suiker. De vulmachine staat afgesteld op 510 gram. Neem aan dat het gewicht van de zakken suiker normaal verdeeld is met een gemiddelde m van 510 gram en een standaardafwijking s van 4 gram. |
|||
3p | 8. | Bereken hoeveel procent van alle zakken een gewicht minder dan 500 gram zal hebben. | |
Om de kwaliteit van het vulproces te bewaken wordt elk uur een aselecte steekproef van 5 zakken suiker genomen. Van elke zak noteert men het gewicht. Ook wordt van de steekproef het totale gewicht T berekend. | |||
5p | 9. | Bereken de kans dat het totale gewicht van de steekproef minder is dan 2525 gram. | |
Verder bepaalt men van elke steekproef het
gemiddelde gewicht x en de spreidingsbreedte R (dat is het verschil
tussen de grootste en de kleinste meting). Men noteert al deze gegevens op een controlekaart, de x/R-kaart. Op de x/R-kaart hieronder staan de meetresultaten van 10 steekproeven. Iedere steekproef bestaat uit 5 zakken. Op de controlekaart worden de afwijkingen van 500 gram bij ieder van deze zakken genoteerd als x1, x2, x3, x4 en x5. Zo heeft de derde zak van de tweede steekproef een gewicht van 509 gram. Dit is genoteerd als 9. Het gemiddelde van de eerste steekproef is 509,6 gram. Dit wordt dan genoteerd als 9,6. De spreidingsbreedte van de eerste steekproef is 515 - 504 = 11 gram. |
|||
Bij steekproef nr. 6 zijn enkele gegevens onleesbaar geworden. | |||
3p | 10. | Welke getallen kunnen hier bijvoorbeeld gestaan hebben? Licht je antwoord toe. | |
Bij de controle van het vulproces met behulp
van de xR-kaart let men erop of x of R de zogeheten controlegrenzen
overschrijden. Deze controlegrenzen zijn in de grafieken met stippellijnen
aangegeven. Zodra bij een steekproef een van deze grenzen overschreden
wordt slaat men alarm. Op een gegeven moment slaat men alarm bij een steekproef terwijl met de waarde van x niets mis is. |
|||
4p | 11. | Wat zouden de vijf gewichten in deze steekproef bijvoorbeeld kunnen zijn? Licht je antwoord toe. | |
De zakken zijn bedrukt met het bedrijfslogo. Soms is dit logo onscherp afgedrukt. Volgens de afdeling Verpakkingen heeft 5% van de zakken een onscherp logo. Een werknemer van die afdeling vermoedt echter dat dit percentage hoger is dan 5%. Er wordt een steekproef getrokken van 50 zakken. Op 6 van de 50 zakken is het bedrijfslogo onscherp. | |||
5p | 12. | Onderzoek of de 6 zakken met het onscherpe bedrijfslogo voldoende aanleiding zijn om de werknemer in het ongelijk te stellen. Neem als significantieniveau α = 0,025 |
Koeling | ||||
Wageningse onderzoekers hebben
zich verdiept in de groei van het aantal bacteriën in voedsel. Bij
constante bewaartemperatuur groeit het aantal bacteriën exponentieel. De
bijbehorende groeifactor hangt af van de bewaartemperatuur. In een krantenartikel hierover stond de grafiek hieronder. De schaalverdelingen langs de assen zijn zo gekozen dat de grafieken, die de groei van het aantal bacteriën weergeven, rechte lijnen zijn. |
||||
In de grafiek wordt de bacteriegroei beschreven in kip die bij 0 °C (winkel A) respectievelijk 4 °C (winkel B) wordt bewaard. | ||||
4p | 13. | Toon aan dat bij 0 °C het aantal bacteriën zich per dag meer dan verdubbelt. | ||
In de grafiek is het aantal
bacteriën per gram bij het begin gelijk aan 1000. De bederfgrens ligt bij
50 miljoen bacteriën per gram. In de figuur is af te lezen dat kip, die
voortdurend op 0 °C wordt bewaard, na 14 dagen de bederfgrens bereikt.
Door verbeterde hygiëne is men in staat het aantal bacteriën bij
het begin terug te brengen van 1000 per gram naar 100 per gram. Dit
verlengt de houdbaarheid natuurlijk.c Bij bewaren b ij 0 °C (winkel A)
duurt het dan in totaal 17 dagen voordat de bederfgrens bereikt wordt. De
houdbaarheid wordt dus met 3 dagen verlengd. |
||||
5p | 14. | Met hoeveel dagen wordt de houdbaarheid bij 4 °C door die verbeterde hygiëne verlengd? Licht je antwoord toe. Je kunt daarbij gebruik maken van de figuur hierboven. | ||
Om de grafiek hierboven te
tekenen gebruikten de onderzoekers een formule voor het verband tussen de
bewaartemperatuur T en de groeifactor per dag g van het aantal
bacteriën. Bij het opstellen van deze formule waren zij er van uit gegaan dat bacteriegroei alleen optreedt boven een bepaalde minimumtemperatuur. Deze minimumtemperatuur T0 hangt af van het soort voedsel. Voor elk soort voedsel heeft de formule de volgende vorm: g = 10(c(T - T0))² In deze formule is T in ºC met T ≥ T0
en is c een constante. |
||||
3p | 15. | Voer deze controle uit. | ||
Uit praktische overwegingen
schrijft men de formule voor de groeifactor vaak in de vorm g
= 10m. Deze variabele m is afhankelijk van T. Er geldt:
√m = c • (T - T0) Voor elk soort voedsel moeten c en T0 experimenteel bepaald worden. Zo heeft men voor kip bij allerlei bewaartemperaturen de bacteriegroei gemeten. Bij de verwerking van de metingen hebben de onderzoekers het verband tussen T en √m in een grafiek gezet, omdat dit verband volgens de formule lineair is. Het resultaat staat hieronder. |
||||
6p | 16. | Leid uit de grafiek van dit lineaire verband benaderingen af voor de constanten c en T0. Je kunt bij de beantwoording gebruikmaken van de figuur hierboven. | ||
Ga er in de rest van deze opgave
van uit dat geldt: c = 0,096 en T0 = - 6
In de grafiek helemaal bovenaan deze opgave kunnen we aflezen dat kip met een aantal bacteriën van 1000 per gram bij het begin na 14 dagen de bederfgrens bereikt wanneer die wordt bewaard bij een temperatuur van 0 ºC Het kan echter ook voorkomen dat deze kip tijdens het transport een halve dag (12 uur) wordt bewaard bij een temperatuur van 18 ºC en daarna steeds bij 0 ºC. |
||||
5p | 17. | Hoeveel eerder wordt dan de bederfgrens bereikt? Licht je antwoord toe en gebruik eventueel de grafiek helemaal bovenaan deze opgave. |
Kosten bij plastics | ||||
Bij industriële productieprocessen worden
de totale productiekosten voornamelijk bepaald door de grootte van de
installaties die daarvoor gebruikt worden. Dit is bijvoorbeeld het geval
bij de productie van plastics. In deze opgave bekijken we zo'n productieproces. Alle bedragen in deze opgave zijn op jaarbasis. Voor een bedrijf waar een dergelijk productieproces plaatsvindt gebruikt men de volgende formule voor de kosten K: K = 25000 • P0,62 In deze formule is K in dollars en is P de productie in tonnen per
jaar. |
||||
In de grafiek zien we dat de kosten toenemen als de productie toeneemt. Het is de vraag of ook de marginale kosten K' toenemen bij toenemende productie. | ||||
5p | 18. | Onderzoek of de marginale kosten toenemen bij toenemende productie. | ||
Ook de opbrengst hangt af van
de productie. Men gebruikt hiervoor de formule:
O = 750•P In deze formule is de opbrengst O in dollars en is P weer de productie in tonnen per jaar. We willen nu onderzoeken op welke wijze de productie van plastics het best kan worden ingericht; de vraag is dan of de producent moet kiezen voor grootschalige dan wel kleinschalige productie. Doelstelling hierbij is dat de producent zo veel mogelijk winst wil maken. Iemand gaat er van uit dat de maximale winst gevonden wordt als de marginale kosten K' gelijk zijn aan de marginale opbrengst O'. Hij berekent daartoe voor welke waarde van P geldt dat K' = O'. |
||||
5p | 19. | Bereken deze waarde van P. | ||
De in vraag 19 berekende waarde van P levert echter niet de maximale winst op. | ||||
5p | 20. | Leg uit of de producent zijn productie grootschalig of kleinschalig moet inrichten om zoveel mogelijk winst te maken. |
OPLOSSINGEN | |||
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | |||
1. | Per worp
zijn er 11 verschillende mogelijke uitkomsten (nl. 2 tm 12) Over 8 worpen zijn er dus 118 = 214.358.881 verschillende uitkomsten mogelijk. Dat is meer dan 200 miljoen dus de bewering is juist. |
||
2. | Om te
beginnen met de maten 36 - 114 - 8 moet driemaal 5 gegooid worden. Van de 36 verschillende mogelijk worpen leveren er vier een uitkomst 5 (nl. (1,4)(2,3)(3,2)(en (4,1)) De kans op 5 bij 1 keer gooien is dus 4/36. Drie keer achter elkaar 5 geeft een kans (4/36)3 = 0,0014 |
||
3. | De
nummers boven de 100 horen bij de worpen met uitkomst 2,4,6,7 en 8. P(2) = 1/36 (1,1) P(4) = 3/36 (1,3)(2,2)(3,1) P(6) = 5/36 (1,5)(2,4)(3,3)(4,2)(5,1) P(7) = 6/36 (1,6)(2,5)(3,4)(4,3)(5,2)(6,1) P(8) = 5/36 (2,6)(3,4)(4,4)(5,3)(6,2) Samen is dat een kans van 20/26 = 0,56 |
4. | Op 1
januari 2006 is er 693,75 hL gebottelde wijn. In de loop van dat jaar wordt er nog 400 hL gebottelde wijn aan toegevoegd. Van de gebottelde voorraad wordt 25% verkocht, dus er blijft nog 75% over. 0,75 • (693,75 + 400) = 820,3125 hL ≈ 82031 liter |
||
5. | Bij
evenwicht geldt Gt = Gt-1. Noem deze
evenwichtswaarde G, dan geldt: G = (1 - p/100)•G + 400 - 4p ⇒ G = G - G• p/100 + 400 - 4p ⇒ G • p/100 = 400 - 4p ⇒ G • p = 40000 - 400p ⇒ G = (40000 - 400p)/p = 40000/p - 400 en dat is de gevraagde formule. |
||
6. | 280000
flessen van 0,75 liter bevatten in totaal 210000 liter = 2100 hL. Het gaat erom dat de evenwichtswaarde G hier niet boven ligt. |
||
1e opl. | Y1 =
40000/x - 400 en Y2 = 2100 invoeren in de GR INTERSECT geeft x = 16. Dus als p < 16 dan zullen de kelders uiteindelijk onvoldoende capaciteit hebben. |
||
2e opl. | 40000/x
- 400 = 2100
⇒
40000/x = 2500
⇒
x = 40000/2500 = 16 met dezelfde conclusie als in de eerste oplossing. |
||
7. | Bij 10%
verkopen is p = 0,10 Dat geeft Gt = (1 - 10/100) • Gt-1 + 400 - 4 • 10 = 0,9•Gt-1 + 360 GR: MODE SEQ, en dan bij Y= invoeren nmin = 2 u(n) = 0,9 • u(n - 1) + 360 u(nmin) = 0 TABLE levert dan n = 12, u(n) = 2344,75... en n = 13, u(n) = 2470,28... Dus op t = 13, dat wil zeggen op 1 januari 2014, is de hoeveelheid boven de 2400 hL. |
8. | NORMALCDF(-1E99 , 500, 510, 4) = 0,0062 dus het betreft 0,62% van de zakken. | ||
9. | Voor de
som T van vijf zakken geldt: μT = 5 • 510 = 2550 σT2 = σ12 + σ22+ ... + σ52 = 16 + 16 + ... + 16 = 5 • 16 = 80 dus σT = √80 (dat kan ook direct met de √n -wet trouwens) NORMALCDF(-1E99 , 2525 , 2550 , √80) = 0,0026 |
||
10. | Het
totaal van de vijf waarnemingen is 53. x1 + x2
= 23 dus de gezochte drie zijn samen 30. Het verschil tussen de grootste en kleinste van de vijf moet 11 zijn. Er zijn meerdere goede oplossingen, bijv: 14 , 13 , 3 of 16 , 9 , 5 |
||
11. | We zoeken
vijf getallen waarvan de spreiding groter is dan 20, maar waarvan het
gemiddelde wel tussen de 5 en 15 ligt. Er zijn vele goede oplossingen. Bijv. 0,0,0,0,30 met bijbehorende gewichten 500, 500, 500, 500, 530. |
||
12. | H0:
p = 0,05 H1: p > 0,05 dus éénzijdig. X is het aantal zakken met onscherp logo. Dan is X binomiaal verdeeld met n = 50, en p = 0,05 (volgens H0) De meting is 6 zakken. Dat heeft een overschrijdingskans van P(X ≥ 6) = 1 - P(X ≤ 5) = 1 - BINOMCDF(500 , 0.05 , 5) = 1 - 0,9622 = 0,0378 Dat is groter dan 0,025 dus H0 kan niet verworpen worden: er is onvoldoende aanleiding om de werknemer in het gelijk te stellen. |
13. | 1e opl. | In de
grafiek kun je aflezen dat er op t = 0: 103 = 1000
bacteriën zijn en op t = 3: 104 = 10000. De groeifactor per 3 dagen is dus 10, dus per dag 101/3 = 2,15. Dat is groter dan 2. |
|
2e opl. | Als de groeifactor 2
zou zijn, dan zouden er na bijv. 3 dagen 103 • 2 • 2 • 2
= 8000 bacteriën zijn. Maar er zijn na 3 dagen al 10000 bacteriën. Dus moet de groeifactor wel groter dan 2 zijn. |
||
14. | 1e opl. | De nieuwe grafiek
begint bij (0,100) en loopt evenwijdig aan de oude voor winkel B. De nieuwe grafiek snijdt de bederfgrens dan ongeveer bij t = 6,2. Dat was bij de oude grafiek t = 5, dus de houdbaarheid wordt 1,2 dag verlengd. |
|
2e opl. | Voor de nieuwe
situatie geldt: A = 100 • 8,3t (waarin A het
aantal bacteriën is) 100 • 8,3t = 50000000 ⇒ 8,3t = 500000 ⇒ t = log(500000)/log(8,3) = 6,2 Dat is 1,2 dagen langer dan in de oude situatie. (de vergelijking 100 • 8,3t = 50000000 kan natuurlijk ook opgelost worden door beide leden in te voeren in de GR bij Y1 en Y2, en het snijpunt t = 6,2 met INTERSECT te vinden) |
||
15. | T = T0
invullen in de gegeven formule: De groeifactor is 1, dus de hoeveelheid bacteriën blijft gelijk. |
||
16. |
√m
= c • (T - T0) ⇒ √m
= c • T - c • T0 Dit is een lineair verband tussen T en √m waarbij c het hellinggetal is en -c • T0 het begingetal. Uit de grafiek is af te lezen: T = 2 dan is √m = 0,75 en verder T = 20 dan is √m = 2,5 Het hellinggetal van de lijn is dus Δy/Δx = (2,5 - 0,75)/(20 - 2) = 0,097 dus c = 0,097 (2, 0.75) invullen geeft 0,75 = 0,097 • 2 + 0,097 • T0 dus T0 = 5,73 |
||
17. | T = 18 , c
= 0,096 en T0 = -6 geeft g = 10(0,096•(18--6))²=
203430 Na 12 uur is het aantal dus gestegen tot 1000 • 2034300,5 = 451032 Daarna groeit het door met de groeifactor 2,15 per dag. Op te lossen: 451032 • 2,15t = 50000000 dus 2,15t = 50000000/451032 = 110,856... dus t = log(110,856...)/log(2,15) = 6,1508... De bederfgrens wordt dus bereikt na 0,5 + 6,15 = 6,7 dagen, en dat is 7,3 dagen eerder dan wanneer de kip bij 0º zou zijn bewaard. |
||
18. | De
marginale kosten zijn gelijk aan de helling van de grafiek. Aan de figuur is duidelijk te zien dat de helling afneemt (de grafiek loop "bol"), dus nemen de marginale kosten af. |
||
19. | K'
= 25000 • 0,62 • P-0,38 = 15500 • P-0,38
en O' = 750 K ' = O ' geeft dus 15500 • P-0,38 = 750 ⇒ P - 0,38 = 750 / 15500 = 0,0483.. ⇒ P = 0,0483...(1/-0,38) = 2892 |
||
20. | Winst
= Opbrengst - Kosten
⇒ W
= 750P - 25000•P0,62 Een Plot van W ziet er zo uit: Bij lage productie is er verlies, bij stijgende productie neemt de winst steeds meer toe. De producent kan zijn productie dus het best grootschalig inrichten. |