Cocktails | |||||||||||
Een cocktail is een drank die wordt
gemaakt door enkele basisdranken te mengen. Zo bestaat de cocktail 'Apple
Dream' voor 60% uit appelsap, voor 20% uit Amaretto en voor 20% uit
Pisang Ambon. Met deze drie basisdranken kunnen we veel meer cocktails maken door andere mengverhoudingen te gebruiken. Om al deze mengverhoudingen in kaart te brengen gebruikt men vaak een zogenaamd drie-componentendiagram. In de figuur hieronder zie je een afbeelding van zo'n drie-componentendiagram, met daarin een punt A. Dit punt hoort bij de cocktail ''Apple Dream'. |
|||||||||||
De cocktail 'Strong Apple' bestaat voor 20% uit appelsap, voor 30% uit amaretto en voor 50% uit Pisang Ambon. | |||||||||||
3p | 5. | Teken in het diagram hierboven het punt dat hoort bij 'Strong Apple'. teken duidelijk de hulplijnen die je hebt gebruikt. | |||||||||
Een drankenfabrikant wil uit
de drie genoemde basisdranken een cocktail maken. Om na te gaan welke
winst hij kan behalen gebruikt hij de volgende gegevens:
We geven het percentage appelsap waaruit de cocktail bestaat aan
met x, het percentage amaretto met y en het percentage
pisang ambon met z. |
|||||||||||
4p | 6. | Laat zien hoe deze formule
voor W uit de gegevens kan worden afgeleid. Bedenk daarbij dat x + y + z = 100 |
|||||||||
De drankenfabrikant stelt wel enkele
voorwaarden aan de cocktail die hij wil maken: de cocktail met voor minstens 16% uit pisang ambon bestaan. het percentage amaretto moet minstens even groot zijn als het percentage pisang ambon Het percentage appelsap maag hoogstens driemaal zo groot zijn als het percentage amaretto. We kunnen deze drie voorwaarden als volgt vertalen: z ≥ 16 , y ≥ z en y ≥ 1/3x In de figuur hieronder zijn de twee grenslijnen z = 16 en y = 1/3x getekend. |
|||||||||||
4p | 7. | Teken in deze figuur de ontbrekende grenslijn en geef het toegestane gebied aan. | |||||||||
De fabrikant wil weten bij welke mengverhouding van de basisdranken in de cocktail de winst per liter maximaal is en hoe groot deze winst is. | |||||||||||
5p | 8. | Bereken deze mengverhouding en de winst per liter die de fabrikant bij deze mengverhouding behaalt. | |||||||||
Grondstofverbruik | |||||
Ongeveer 30 jaar geleden verscheen het
'Rapport van de Club van Rome'. Daarin wordt aandacht besteed aan het
wereldwijd verbruik van veel grondstoffen. De schrijvers vreesden dat
verschillende grondstoffen snel op zouden raken. Bij hun berekeningen
hebben zij het begin van het jaar 1970 als uitgangspunt genomen. Het rapport vermeldt dat begin 1970 de voorraad koper 313 miljoen ton was en dat in 1970 het jaarverbruik van koper 8,7 miljoen ton bedroeg. De levensduur van de voorraad van een grondstof is het aantal jaren vanaf begin 1970 totdat de voorraad van deze grondstof is uitgeput. Daarbij gaan we ervan uit dat er in de tussentijd geen nieuwe voorraden worden ontdekt. Zo is volgens het rapport de levensduur van de voorraad chroom 420 jaar, wanneer je aanneemt dat het jaarlijks verbruik van chroom steeds even groot is als in 1970, namelijk 1,9 miljoen ton. Als we aannemen dat in de jaren na 1970 ook het jaarlijks verbruik van koper steeds even groot is als dat in 1970 dan is de levensduur van de voorraad chroom veel groter dan die van de voorraad koper. |
|||||
3p | 9. | Hoeveel keer zo groot is dan de levensduur van de voorraad chroom, vergeleken met die van de voorraad koper? Licht je antwoord toe met een berekening. | |||
|
|||||
In werkelijkheid was er ook destijds al sprake van een toenemende vraag naar grondstoffen. In het rapport heeft men hier aandacht aan besteed. Zo veronderstelde men dat vanaf 1970 het verbruik van koper jaarlijks zou groeien met 5,8% en het verbruik van chroom jaarlijks met 3,3% | |||||
5p | 10. | Bereken in dat geval vanaf welk jaar het jaarverbruik van koper minstens 6 keer zo groot is als dat van chroom. | |||
Wanneer het grondstofverbruik
niet constant is maar jaarlijks groeit met een vast percentage wordt de
levensduur van de voorraad korter. Deze nieuwe levensduur geven we aan
met L*. Om L* te berekenen gebruikt men de
volgende formule:
In deze formule is p het percentage waarmee het verbruik jaarlijks groeit en L de levensduur van de voorraad bij een constant jaarlijks verbruik. |
|||||
3p | 11. | Bereken in welk jaar de voorraad chroom is uitgeput indien het verbruik vanaf 1970 jaarlijks met 3,3% groeit. | |||
Over de grondstof aluminium staat in het
rapport het volgende te lezen:
'Begin 1970 was de wereldvoorraad aluminium 1,19 109 ton. Bij een jaarlijkse groei van het verbruik met 6,1% zal deze voorraad uitgeput zijn in het begin van het jaar 2000' |
|||||
6p | 12. | Bereken in welk jaar de aluminiumvoorraad uitgeput zou zijn indien het jaarverbruik vanaf 1970 constant was gebleven. Gebruik daarbij de formule voor L*. | |||
Zoals hierboven al vermeld, was in 1970
het jaarverbruik van koper 8,7 miljoen ton. Verder ging men ervan uit
dat het verbruik van koper vanaf 1970 jaarlijks zou groeien met 5,8%.
Een formule voor het totale verbruik Tn (in miljoenen tonnen)
in de eerste n jaren na 1 januari 1970 ziet er als volgt uit:
|
|||||
5p | 13. | Toon aan dat deze formule juist is voor iedere gehele waarde van n | |||
Strike it rich | |||||||||||
Bij het Engelse televisiespelletje Strike
it rich speelt een deelnemer in de finale tien rondes. Bij elke
ronde krijgt de deelnemer drie beeldschermen voor zich, waar nog niets
op te zien is. De deelnemer moet willekeurig ้้n van deze
beeldschermen kiezen. Nadat hij een scherm heeft aangewezen worden alle
schermen zichtbaar. Op ้้n van de drie beeldschermen komt "Ga
door" te staan, op een ander beeldscherm "Hot Spot"
en op het derde beeldscherm "Vraag". Voor alle
duidelijkheid: deze woorden worden op aselecte wijze op de beeldschermen
geplaatst voordat de deelnemer kiest maar worden pas na zijn keuze
zichtbaar voor hem.
Het is mogelijk dat een deelnemer in de tien rondes precies ้้n keer een beeldscherm met Vraag erop aanwijst. |
|||||||||||
3p | 14. | Bereken de kans dat dit het geval is. Geef je antwoord in vier decimalen nauwkeurig. | |||||||||
De deelnemer kan bij elke
ronde een strafpunt krijgen. Daarvoor gelden de volgende regels. Wanneer er op het aangewezen scherm Ga door verschijnt gaat de deelnemer zonder strafpunt door naar de volgende ronde. Wanneer op het aangewezen scherm Hot Spot verschijnt krijgt de deelnemer een strafpunt en gaat door naar de volgende ronde. Wanneer er op het aangewezen scherm Vraag verschijnt krijgt de deelnemer een vraag gesteld die hij met Ja of Nee moet beantwoorden. Wanneer het antwoord fout is krijgt hij een strafpunt en gaat door naar de volgende ronde. Wanneer het antwoord goed is gaat hij zonder strafpunt door naar de volgende ronde. Uit het bovenstaande volgt dat voor een deelnemer die alle vragen
foutloos beantwoordt bij iedere ronde de kans op een strafpunt gelijk is
aan 1/3. |
|||||||||||
3p | 15. | Toon de juistheid van deze laatste kans met een berekening aan. | |||||||||
3p | 16. | Bereken voor deze gokkende deelnemer ook de kans dat hij in tien rondes hoogstens twee strafpunten krijgt. Geef het antwoord in vier decimalen nauwkeurig. | |||||||||
V๓๓r het begin van het spel
moet de deelnemer kiezen of hij voor maximaal 2, maximaal 3 of maximaal
4 strafpunten speelt. Alle strafpunten die de deelnemer gedurende de
tien rondes oploopt worden opgeteld. Als hij na tien rondes niet meer
dan het gekozen aantal strafpunten heeft, krijgt hij een prijs, zoals
vermeld inde volgende tabel (ฃ betekent Britse pond):
Voor een deelnemer die alle vragen op de gok beantwoordt is de verwachtingswaarde van de geldprijs zo hoog mogelijk wanneer hij voor maximaal 4 strafpunten speelt. We vragen ons nu af hoe dat zit met een deelnemer die alle vragen foutloos beantwoordt. |
|||||||||||
6p | 17. | Onderzoek voor welk maximum aantal strafpunten deze deelnemer moet spelen om te zorgen dat de verwachtingswaarde van de geldprijs zo hoog mogelijk is. | |||||||||
Sportprestaties. | ||||
In de atletiek kent men
verschillende onderdelen. De ene atleet is goed in hardlopen, de andere
atleet in hoogspringen of speerwerpen. Iemand die de 100 meter binnen de
11 seconden loopt is een goede sprinter, terwijl iemand die met een
polsstok hoger springt dan 5 meter een goede polsstokhoogspringer is.
Men kan zich afvragen wie van de twee de betere atleet is. Om prestaties
bij verschillende atletiekonderdelen te kunnen vergelijken hanteert de
Koninklijke Nederlandse Atletiek Unie (KNAU) een puntensysteem. Met dit
systeem worden sportprestaties omgerekend tot een aantal punten met
behulp van verschillende formules. Vanzelfsprekend hoort bij een betere
prestatie een groter aantal punten. Zie de volgende tabel.
In de tabel lezen we af dat voor hardlopen het behaalde aantal
punten P wordt berekend met de formule P = a/t - b.
Hierbij is t de tijd in seconden die de atleet nodig heeft om de
afstand te lopen. De getallen a en b worden afgelezen in
de betreffende kolommen. |
||||
3p | 18. | Bereken hoeveel seconden, in twee decimalen nauwkeurig, een man over de 400 meter moet doen om ook 880,2 punten te behalen. | ||
Voor de spring- en
werpnummers wordt door de KNAU de formule P = a√r
- b gebruikt. Hierin is r de gesprongen hoogte of afstand
in meters of de geworpen afstand in meters. Zie de tabel. De International Association of Athletics Federations (IAAF) kent ook een puntensysteem. Voor het berekenen van de punten gebruikt de IAAF andere formules dan de KNAU. Bij het speerwerpen voor mannen ziet de IAAF-formule er als volgt uit: P = 10,14 (r - 7)1,08. Wanneer we de formule van speerwerpen voor mannen van de KNAU met die van de IAAF vergelijken, dan blijkt dat voor sommige geworpen afstanden r de formule van de KNAU meer punten oplevert dan de formule van de IAAF. |
||||
5p | 19. | Onderzoek voor welke waarden van r dat het geval is. | ||
De formules van de KNAU en
van de IAAF die horen bij het speerwerpen voor mannen verschillen van
elkaar. Dat maakt voor het aantal te behalen punten niet zoveel uit. Er
is echter wel een opmerkelijk verschil tussen de grafieken van beide
formules: de grafiek van de IAAF stijgt steeds sneller terwijl de
grafiek van de KNAU steeds langzamer stijgt. Dat laatste geldt voor elke
formule van de KNAU voor de spring- en de werpnummers. Voor elke positieve waarde van a hoort bij de formule P = a√r - b een stijgende grafiek. De stijging van deze grafiek verloopt bovendien steeds minder snel naarmate r toeneemt. |
||||
7p | 20. | Toon deze laatste bewering aan door gebruik te maken van differenti๋ren. | ||
OPLOSSINGEN | ||||||||||||
Het offici๋le (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | ||||||||||||
1. | Van 22,5 jaar zijn
er nog 1500 0,99 0,97 = 1440 apparaten Van 3,5 jaar zijn er nog 1500 0,99 0,97 0,87 = 1253 apparaten Tussen 2,5 en 3,5 jaar zijn dan 1440 - 1253 = 187 apparaten. |
|||||||||||
2. |
|
|||||||||||
De tweede kolom op
de x-as en de laatste op de y-as uitzetten op het normaal-waarschijnlijkheidspapier levert een
(ongeveer) rechte lijn, en daaruit volgt dat de gegevens normaal
verdeeld zijn. Bij 50% vinden we x = 5,0 en dat is het gemiddelde. Bij 84% vinden we x = 6,6 en dat is het gemiddelde plus de standaardafwijking, dus de standaardafwijking is 6,6 - 5,0 = 1,6 |
||||||||||||
3. | De kans dat ้้n
apparaat een levensduur van hoogstens 3 jaar heeft is: normalcdf(0 , 3 , 5,0 , 1.6) = 0,1048 De kans dat alle drie de apparaten dat hebben is dan 0,10483 = 0,00115 |
|||||||||||
4. | H0: p =
0,5 "de helft is na 8 jaar nog in gebruik" H1: p < 0,5 "minder dan de helft is na 8 jaar nog in gebruik" p is hier dus de kans dat een willekeurig apparaat na 8 jaar nog in gebruik is. De meting was 19 van de 50 De overschrijdingskans daarbij is binomcdf(50 , 0.5 , 19) = 0,05946.. Dat is groter dan 5% dus H0 mag NIET verworpen worden. Er is dus NIET voldoende aanleiding om de bewering van de fabrikant te verwerpen. |
|||||||||||
5. | ||||||||||||
6. | W = 7,50 -
(0,25x/100
+ 4y/100 + 3z/100) = 7,50 - 0,0025x - 0,04y
- 0,03z Omdat x + y + z = 100 geldt z = 100 - x - y Dat geeft: W = 7,50 - 0,0025x - 0,04y - 0,03 (100 - x - y) = 7,50 - 0,0025x - 0,04y - 300 + 0,03x + 0,03y dus W = 4,5 + 0,0275x - 0,01y |
|||||||||||
7. | ||||||||||||
8. | De hoekpunten van
het toelaatbare gebied zijn (x,y,z): (0,50,50) en (0,16,84) en (60,20,20) en (63,21,16) Het derde punt is gevonden door: y = z en y = 1/3x dus x + y + z = x + 1/3x + 1/3x = 12/3x =100 Daaruit volgt x = 60 en dus y = 20 en z = 20 Het laatste punt is gevonden door: z = 84, dus x + y = 16. y = 1/3x dus x + 1/3x = 16 Dat geeft x = 63 en y = 21 De winst in deze viert punten is achtereenvolgens 4 en 4,34 en 5,95 en 6,0225 De mengverhouding is dus 63% appelsap, 21% amaretto en 16% pisang ambon De winst per liter is 6,0225 euro. |
|||||||||||
9. | koper heeft
levensduur 313/8,7 = 35,98 chroom heeft levensduur 420 jaar en dat is 420/35.98 = 11,7 keer zo groot. |
|||||||||||
10. | Voor koperverbruik
geldt K = 8,7 1,058t Voor chroomverbruik geldt C = 1,9 1,033t K = 6 C geeft dan 8,7 1,058t = 11,4 1,033t Op elkaar delen geeft 8,7/11,4 = (1.033/1,058)t ofwel 0,76 = 0,976t dus t = log(0,76)/log(0,976) = 11,3 jaar. Maar gewoon K en 6 C plotten en INTERSECT gebruiken kan natuurlijk ook..... Vanaf 1982 is het koperverbruik meer dan zes keer het chroomverbruik. |
|||||||||||
11. | p = 3,3 en L = 420 invullen geeft L* = 81,7 dus dat zal in het jaar 2051 zijn. | |||||||||||
12. | L* = 30 en p
= 6,1 invullen in de formule geeft: 30 = (230 log(6,1L + 100) - 460)/6,1 ⇒ 183 = 230 log(6,1L + 100) - 460 ⇒ 643 = 230log(6,1L + 100) ⇒ 2,795... = log(6,1L + 100) ⇒ 6,1L + 100 = 102,795... = 624,67... ⇒ 6,1L = 524,67... ⇒ L = 86,01... Dus zou anders de voorraad in 2056 zijn uitgeput. |
|||||||||||
13. | T = 8,7
+ 8,7 1,058 + 8,7 1,0582 + 8,7 1.0583
+ ..... Dit is een meetkundige rij met beginwaarde 8,7 en reden 1,058. De eerste term is 8,7 en de volgende term (na n jaar) is 8,7 1,058n De som van de eerste n termen is dan: |
|||||||||||
14. | binompdf(10,
1/3 , 1) = 0,0867 of: (1/3)1 (2/3)9 10 |
|||||||||||
15. | P(strafpunt)
= P(hot spot) + P(vraag ้n fout) = P(hot spot) + P(vraag) P(fout) = 1/3 + 1/3 1/2 = 1/2 |
|||||||||||
16. | binomcdf(10, 0.5 , 2) = 0,0547 | |||||||||||
17. | Bij 2
strafpunten is de kans op een prijs binomcdf(10, 2/3
, 2) = 0,00305 de kans op geen prijs is dus 1 - 0,003048 = 0,996952 De verwachtingswaarde is dan 0 0,00695 + 10000 0,00305 = 30,48 pond Bij 3 strafpunten is de kans op een
prijs binomcdf(10, 2/3 , 3) = 0,01966 Bij 4 strafpunten is de kans op een
prijs binomcdf(10, 2/3 , 4) = 0,07656 De deelnemer moet dus voor 4 strafpunten spelen. |
|||||||||||
18. | 880,2 = 111960/t - 1433,5 ⇒ 111960/t = 2313,7 ⇒ t = 111960/2313,7 = 48,39 seconden. | |||||||||||
19. | PLOT Y1 = 190,2
√X - 711,3 en Y2 = 10,14 (X - 7)1,08 Dat geeft de plot hiernaast.(window [0,80] ื [0,1000]) INTERSECT levert de snijpunten X = 23,27 en X = 67,38 Tussen 23,27 en 67,38 meter levert de KNAU meer punten dan de IAAF. |
|||||||||||
20. |
Als r toeneemt neemt √r ook toe, maar omdat √r in de noemer staat neemt P' dus af. |