VWO WA12, 2008 - II | ||
Tandpasta. | ||
Drogisterijketen
Haarsma verkoopt ‘Hagelwit’ tandpasta. Aan het eind van elke maand
koopt Haarsma deze tandpasta in bij de groothandel. Haarsma moet daarvoor
elke maand een schatting maken van het aantal tubes dat hij de volgende
maand zal verkopen. In de bedrijfskunde worden
verschillende methoden gebruikt om zo’n schatting te
maken. Een van die methoden komt in deze opgave aan de orde. In
zeker jaar heeft Haarsma in januari 5200 tubes verkocht en in februari
4000. Hierbij is Vn
het aantal verkochte tubes tandpasta in maand n,
waarbij n = 1 overeenkomt met januari. |
||
3p. | 6. | Bereken het aantal tubes tandpasta dat volgens dit model in juni wordt verkocht. |
Soms besluit men de laatste maand zwaarder te laten meetellen dan de voorlaatste maand. Bij de schatting voor de maand maart telt men bijvoorbeeld februari voor 60% mee en januari voor 40%. De formule wordt dan: Vn+2 = 0,6Vn+1 + 0, 4Vn , met V1 = 5200 en V2 = 4000 Als met dit model een groot aantal maanden wordt doorgerekend, komen de waarden van V steeds dichter bij de evenwichtswaarde 4343 te liggen. Dat betekent dat na een aantal maanden de schattingen minder dan 1% van 4343 zullen afwijken. |
||
4p. | 7. |
Bereken in welke maand de schatting voor het eerst minder dan 1% van 4343 afwijkt. |
Een algemene vorm van het model ziet er als volgt uit: Vn+2 = a • Vn+1 + (1 − a)•Vn , met V1 = 5200 en V2 = 4000 Hierbij is a een getal tussen 0 en 1. Wanneer we a =
1/2
kiezen, krijgen we het model uit het begin van deze opgave. V4 = −1200a2 + 1200a + 4000 |
||
4p. | 8. | Laat zien hoe deze formule uit de gegevens kan worden afgeleid. |
4p. | 9. | Bereken voor welke waarden van a de schatting voor april groter is dan 4260. |
Als we a = 1 invullen in de formule van V4 , levert dat als uitkomst V4 = 4000 . | ||
3p. | 10. | Toon aan dat dit aantal van 4000 ook uit de recursieve formule volgt. |
Genius | ||
Genius is
een bordspel voor 1 tot en met 4 spelers. Tijdens het spel moeten de
spelers tegels op het speelveld plaatsen. Een tegel heeft
de vorm van twee zeshoeken die met een zijde aan
elkaar vast zitten. Deze tegels zitten in een zak. |
||
Elke mogelijke tegel met twee dezelfde symbolen komt 5 keer voor. Tegel A in de figuur komt dus 5 keer voor. Elke mogelijke tegel met twee verschillende symbolen komt 6 keer voor. Dus bijvoorbeeld de tegel met een cirkel en een 12-puntige ster (tegel B in de figuur) komt 6 keer voor. |
||
5p. | 11. | Bereken het totale aantal tegels dat bij Genius wordt gebruikt. |
Elke speler
heeft een scorekaart. Daarop wordt voor elk symbool de score, het behaalde
aantal punten, bijgehouden. Hoe de punten worden behaald doet hier verder
niet ter zake. In de volgende figuur staan drie scorekaarten. |
||
In de
figuur hierboven heeft speler A een eindscore van 10 punten en de spelers
B en C ieder 9 punten. Speler A wint dus van de
spelers B en C. Speler C wint van speler B omdat de
op een na laagste score bij speler C 11 punten is en bij speler
B 10. |
||
4p. | 12. |
Leg met een getallenvoorbeeld uit dat het mogelijk is dat speler D niet de winnaar is. |
Edwin
speelt Genius vaak met twee vrienden. Als iedereen even goed is in dit
spel mag je verwachten dat de kans dat Edwin een spel
Genius wint elke keer gelijk is aan 1/3 |
||
6p. | 13. |
Onderzoek of er geconcludeerd mag worden dat de kans dat Edwin wint van zijn twee vrienden groter is dan 1/3. Neem als significantieniveau 5%. |
Controle bij nieuwbouw. | ||
Bij de bouw van woningen en gebouwen controleert de overheid of de constructie veilig is. Deze controle kost tijd. Hoe duurder het gebouw, hoe meer controletijd men denkt nodig te hebben. Het verband tussen de benodigde controletijd en de bouwkosten is weergegeven in de volgende figuur. |
||
Van een
gebouw A zijn de bouwkosten 1 miljoen euro. In de figuur is af te lezen
dat de controletijd van gebouw A 50 uren is. |
||
3p. | 14. |
Bereken hoeveel procent de controletijd van gebouw B groter is ten opzichte van de controletijd van gebouw A. |
Volgens ingenieur Van Overveld kan de grafiek in de figuur hierboven goed worden benaderd door de volgende formule: |
||
C = (1,544 + 0,245 • logK)9 |
||
Hierin is C de benodigde controletijd in uren en K de geraamde bouwkosten in miljoenen euro’s. Deze formule is gebaseerd op het prijspeil van het jaar 2003. We gaan ervan uit dat de formule ook geldig is voor gebouwen die meer dan 5 miljoen euro kosten. In 2003 werd het ontwerp van het Nieuwe Rijksmuseum goedgekeurd. Volgens de formule zou de benodigde controletijd zo’n 950 uur bedragen. |
||
3p. | 15. |
Bereken hoeveel miljoen euro de geraamde bouwkosten van het Nieuwe Rijksmuseum waren. |
De formule
kan ook gebruikt worden voor de jaren na 2003. Maar dan moet voor de
bouwkosten wel het bedrag genomen worden dat dit gebouw in 2003 zou
hebben gekost. |
||
5p. | 16. | Bereken de controletijd van dit gebouw. |
Kostbare
gebouwen vergen meer controletijd dan minder kostbare gebouwen. Dat
is te zien in de grafiek van de figuur hierboven: die grafiek is stijgend.
Het kan ook worden aangetoond met de afgeleide |
||
4p. | 17. |
Geef de formule voor de afgeleide dC/dK en verklaar daarmee dat de functie C stijgend is. |
De grafiek en de formule geven de verwachte controletijd. De werkelijke controletijd bij gebouwen van 1 miljoen euro is normaal verdeeld met een gemiddelde van 50 uur. Het blijkt dat bij 25% van deze gebouwen de controletijd meer dan 60 uur bedraagt. |
||
6p. | 18. |
Bereken bij hoeveel procent van deze gebouwen de controletijd minder dan 35 uur bedraagt. |
Zes gooien | ||||||||||||||
Bij sommige spelletjes moet een speler eerst met een dobbelsteen een zes gooien voordat hij verder mag spelen. Soms gooit zo’n speler al in de eerste worp een zes, maar soms gooit hij bijvoorbeeld pas in de 10e worp een zes. In onderstaande tabel zie je een begin van een overzicht van de kansen om pas na een bepaald aantal worpen de eerste zes te gooien. Deze kansen zijn afgerond op vier decimalen. |
||||||||||||||
|
||||||||||||||
In de tabel zie je bijvoorbeeld dat de kans om pas in de 4e worp de eerste zes te gooien afgerond 0,0965 is. |
||||||||||||||
4p. | 19. | Bereken de kans om pas in de 7e worp de eerste zes te gooien. | ||||||||||||
Er bestaat een
recursief verband tussen de kansen om bij de n-de worp voor de
eerste keer zes te gooien. In dat recursieve verband wordt Pn
uitgedrukt in Pn−1 . |
||||||||||||||
3p. | 20. | Geef dat recursieve verband. | ||||||||||||
De verwachtingswaarde E van het aantal worpen dat nodig is om de eerste zes te gooien kan worden berekend met de formule: E = 1• P1 + 2 • P2 + 3 • P3 + 4 • P4 +... Deze berekening gaat oneindig ver door. Je kunt de waarde van E benaderen door de berekening na een aantal termen te stoppen. De uitkomst die je krijgt door te stoppen na n termen, noemen we Sn. Hiervoor geldt dus de formule: Sn = 1 • P1 + 2 • P2 + 3 • P3 + ... + n • Pn Berekend kan
worden dat S30 ≈ 5,8483 . |
||||||||||||||
4p. | 21. | Bereken S31 | ||||||||||||
UITWERKING | |||||||||||||
|
|||||||||||||
1. | 10 keer per minuut
elke keer 0,25 seconden de ogen dicht is in totaal 2,5 seconden dichte
ogen. Dat is per minuut, dus van de 60 seconden. De kans op dichte ogen is daarom 2,5/60 = 0,0417 |
||||||||||||
2. | P(iedereen open) = 0,9620 = 0,442 | ||||||||||||
3. | P( geslaagde foto) =
0,9625 = 0,36 P(geen geslaagde foto) = 1 - 0,36 = 0,64 P(alle 5 de foto's NIET geslaagd = 0,645 = 0,107 P(minstens één wel geslaagd) = 1 - 0,107 = 0,893 |
||||||||||||
4. | 0,98 = 1 - 0,7061F
⇒ 0,7061F = 0,02
⇒
F = log(0,02)/log(0,7061) = 11,24 Hij moet dus minstens 12 foto's maken. |
||||||||||||
5. | n = -2/(log(1-0,96n) Y1 = X en Y2 = -2/(log(1-0,96^X) en dan intersect levert snijpunt X = 66,11 Voor 66 personen geldt F = 65,80 en dat is afgerond 66. |
||||||||||||
6. |
|
||||||||||||
7. | 1% afwijking is 43,43 dus moet de schatting tussen 4299,57 en 4386,43 liggen | ||||||||||||
|
|||||||||||||
die van mei ligt er voor het eerst minder dan 1% vanaf. | |||||||||||||
8. | V3 = a
• 4000 + (1 - a) • 5200 = 4000a + 5200 - 5200a
= 5200 - 1200a V4 = a • (5200 - 1200a) + (1 - a) • 4000 = 5200a - 1200a2 + 4000 - 4000a = -1200a2 + 1200a + 4000 |
||||||||||||
9. | 4260 = -1200a2
+ 1200a + 4000 Þ -1200a2 + 1200a
- 260 = 0 De ABC formule (of intersect van de GR) geeft a = 0,3174 of a = 0,6826 Voor waarden van a tussen 0,3174 en 0,6826 zal V4 groter zijn dan 4260 |
||||||||||||
10. | a = 1 geeft Vn + 2 = Vn + 1 dus de V-waarden blijven vanaf 4000 ongewijzigd! | ||||||||||||
11. | Er zijn zes tegels
met twee dezelfde symbolen en die komen allemaal 5 keer voor: dat zijn
30 tegels. Er zijn 6 nCr 2 = 15 tegels met verschillende symbolen en die komen allemaal 6 keer voor: dat zijn 90 tegels. In totaal zijn er dus 90 + 30 = 120 tegels. |
||||||||||||
12. | Geef speler D bijvoorbeeld 8 - 18 - 18 - 18 - 17 - 17 dan is zijn gemiddelde 16, maar zijn laagste score lager dan die van alle andere spelers. | ||||||||||||
13. | H0:
p = 1/3 H1: p > 1/3 (Edwin wint vaker) De meting was 12 van de 25 De overschrijdingskans is P(X ≥ 12) = 1 - P(X ≤ 11) = 1 - binomcdf(25, 1/3, 11) = 0,092 Dat is groter dan 0,05 dus H0 mag niet worden verworpen. Er mag NIET geconcludeerd worden dat Edwin vaker wint. |
||||||||||||
14. | Als B 100% duurder
is dan A zullen de kosten 2 miljoen euro zijn. Aflezen uit de grafiek geeft dat de controletijd dan ongeveer 76 uren is. Dat is 26 uren meer en dat is 26/50 • 100% = 52% meer. |
||||||||||||
15. | 950 = (1,544 + 0,245
• logK)9 algebraïsch: 1,544 + 0,245 • logK = 9501/9 ≈ 2,14 ⇒ 0,245log(K) ≈ 0,598 ⇒ log(K) ≈ 2,442 ⇒ K ≈ 102.442 ≈ 276,44 miljoen (maar het mag ook met intersect van de GR natuurlijk...) |
||||||||||||
16. | Stijging met 4%
betekent vermenigvuldigen met groeifactor 1,04. Als de kosten in 2003 K waren, dan geldt er: 62,7 = K • 1,044 ⇒ K = 53,596 Dat geeft C = (1,544 + 0,245 • log(53,596))9 = 442 uren. |
||||||||||||
17. | dC/dK
= C' = 9 • (1,544 + 0,245 • log(K))8 • 0,245 • 1/(Kln10)
Het laatste deel is afkomstig van de kettingregel. Het eerste deel is iets tot de achtste dus dat is altijd positief. 1/Kln10 is ook altijd positief als K positief is. Dus is de hele afgeleide positief, dus is de functie stijgend. |
||||||||||||
18. | normalcdf(60,
100000, 50, X) = 0,25 Y1 = normalcdf(60, 100000, 50, X) en Y2 = 0,25 en dan intersect levert X = σ = 14,826 minder dan 35: normalcdf(0, 35, 50, 14.826) = 0,1554 dus bij ongeveer 16%. |
||||||||||||
19. | P(NNNNNNZ) = 5/6 • 5/6 • 5/6 • 5/6 • 5/6 • 5/6 • 1/6 = 0,0558 | ||||||||||||
20. | Er komt steeds een factor 5/6 bij, dus Pn = 5/6 • Pn-1 met P1 = 1/6 | ||||||||||||
21. | S31=
S30
+ 31
• P31 P31 = (5/6)30 • (1/6) = 0,000702 Dus S31 = 5,8483 + 31 • 0,000702 = 5,8701 |