VWO WB12, 2002 - II | ||
Verdeling | ||
Het grijze gebied in de figuur hieronder is
een deel van het vierkant MRTS met zijde 7. De grens PQ is een kwartcirkel
met middelpunt M en straal 2. Er zijn drie landen, I, II en III, die alle
drie aan het grijs gekleurde gebied grenzen. De grenzen met die landen
zijn respectievelijk SP, PQ en QR. Het grijze gebied wordt onder de drie landen verdeeld volgens het naaste-buur-principe. |
||
In het grijze gebied ligt op de lijn MT een punt P dat even ver van de drie landen ligt. | ||
3p | Bereken de afstand van D tot de drie landen in twee decimalen nauwkeurig. | |
7p | Teken in de figuur de conflictlijnen tussen de drie landen in het grijze gebied. Licht je werkwijze toe. | |
Aangeschreven cirkels. | ||
Gegeven is een vierhoek ABCD met hoeken a, b, g en d. De cirkel die raakt aan een zijde van de vierhoek en aan de verlengden van de twee aangrenzende zijden, noemen we een aangeschreven cirkel van de vierhoek. De middelpunten van de aangeschreven cirkels van vierhoek ABCD zijn M, N, O en P. Zie onderstaande figuur. | ||
5p | Bewijs dat de punten M, B en N op één lijn liggen. | |
We weten nu dat A, B, C en D op de zijden van vierhoek MNOP liggen. Zie de figuur hieronder. | ||
7p | Bewijs dat de punten M, N, O en P op één cirkel liggen. | |
UITWERKING | |
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | |
1. | f
' (x) = 0,5 • (x - 1)-0,5 dus f
'(10) = 0,5 • (9)-0,5 = 1/6 en dat is het
hellinggetal van de raaklijn. De raaklijn heeft dus vergelijking y = (1/6)•x + b b kun je vinden door het raakpunt (10, 3) in te vullen: 3 = 10•(1/6) + b dus b = 4/3 Daarmee is de vergelijking geworden y = 1/6 • x + 11/3 |
2. | Bereken
de oppervlakte onder de rechte lijn en trek er daarna de oppervlakte
onder de wortel vanaf. y = 0 ⇒ 1/6x + 11/3 = 0 ⇒ x = -8 De gevraagde oppervlakte is dus het verschil tussen deze twee en is 9 |
3. | Noem dat punt D. Stel de afstand van D tot de drie gebieden gelijk aan x. Dan is dus DE = DF = x en D ligt op MT. In driehoek DEM: x2 + x2 = (x + 2)2 ⇒ x2 - 4x - 4 = 0 ⇒ x = 2 + 2Ö2 » 4,83 |
|
4. | De conflictlijn van
I en III is lijn MT. De conflictlijn van I en II: de afstand van een punt A tot SP is gelijk aan de afstand tot de cirkel, ofwel: d(A,SP) = d(A,cirkel) tel bij beide afstanden 2 op: d(A,SP) + 2 = d(A,M) teken lijn k evenwijdig aan SP op afstand 2: d(A,k) = d(A,M) Dus liggen de punten A op een parabool met richtlijn k en brandpunt M. Dat geeft deel PD, en door te spiegelen ook QD. |
|
5. | y-as
wil zeggen x = 0 dus cos3t = 0 Þ 3t = 0,5p (+ k • 2p) of 3t = 1,5p (+ k • 2p) Þ t = 1/6p (+ k • 2/3p) of t = 0,5p (+ k • 2/3p) Tussen 0 en 2p geeft dat de oplossingen t = 1/6p , 1/2p , 5/6p , 7/6p , 3/2p , 11/6p De bijbehorende y-waarden zijn respectievelijk: 1/2 , 1 , 1/2 , -1/2 , -1 , -1/2 De gevraagde punten zijn dus (0 , 1/2) en (0, 1) en (0,-1/2) en (0, -1) |
6. | x' = -3•sin3t
en y' = cost snelheid = v = Ö(x'2 + y '2)=Ö(9sin23t + cos2t) voer in Y1 = Ö(9sin23t + cos2t) en bereken met CALC-Maximum de maximale snelheid. Tussen 0 en 2p geeft dat X = 0,5182... en 1,5707.... en 2,6233... en 3,6598... en 4,7123... en 5,7649..... Het passeren van de y-as was bij t = 1/6p , 1/2p , 5/6p , 7/6p , 3/2p , 11/6p (opgave 13) Dat is resp. afgerond 0,5235... en 1,5707... en 2,6179... en 3,66519... en 4,7123... en 5,7595... en dat is niet hetzelfde. |
7. | P(tweede monsters moeten getest) = P(minstens één monster verontreinigd) = 1 - P(geen monster verontreinigd) = 1 - 0,995 = 1 - 0,95099.. = 0,0490099... = 0,049 (afgerond) |
8. | Bij apart meten kost
het 5 • 150 = 750 euro.
In groepjes meten geeft kans 0,049 dat de
tweede monsters getest moeten worden, en in dat geval zijn er 6 metingen
gedaan dus zijn de totale kosten 6 • 150 = 900 euro. Dat is een besparing van 750 - 186,75 = 563,25 euro. |
|||
9. | Groepjes van n
geeft kans 0,99n dat er maar één meting nodig is
(alles schoon) en dus kans 1 - 0,99n dat alle tweede
monsters gemeten moeten worden. In dat geval zijn er n + 1
metingen nodig. Het gemiddelde aantal metingen voor n monsters is dus 0,99n • 1 + (1 - 0,99n)•(n + 1) = 0.99n + n + 1 - n • 0,99n - 0,99n = n + 1 - n • 0,99n Per monster is dat (delen door n): 1 + (1/n) - 0,99n metingen De kosten zijn per meting 150 euro, dus totaal wordt dat 150 + 150/n - 150•0,99n en daar komt nog 20 euro voor het nemen van de grondmonsters bij. Samen in totaal 170 + 150/n - 150 • 0,99n |
|||
10. | Voer in: Y1 =
170 + 150/n - 150 • 0,99n
en kijk in de tabel. Dat geeft een minimum bij n = 11 van 49,3356..... euro |
|||
11. | M ligt even ver van BA als van BC
dus is MB bissectrice van de hoek bij B. Op dezelfde manier is BN ook bissectrice van de hoek bij B. Omdat de hoeken overstaande hoeken zijn, zijn ze gelijk. Dus ÐMBA + ÐABC + ÐCBN = ÐMBA + ÐABC + ÐMBA = 2•ÐMBA + ÐABC = 180º Dus is MBN een rechte lijn. |
|||
12. | Vanwege de
bissectrices (zie vraag 11) zijn de gekleurde hoeken hiernaast even
groot. Onder de figuur wordt bewezen dat ÐO + ÐM = ÐN + ÐP Omdat de vier hoeken van een vierhoek samen 360º zijn, zijn beide koppels dus gelijk aan 180º. Maar dan is MNOP een koordenvierhoek, dus liggen de vierhoekpunten op één cirkel. q.e.d. |
|||
13. |
f '(x) = 0 geeft 1 - ln kx = 0 ⇒ ln kx = 1 ⇒ kx = e ⇒ x = e/k Dan is y = ln(k • e/k ) / x = lne / x = 1/x |
|||
14. |
|
|||
15. | Dekpunten
zijn snijpunten met y = x ln(3x)/ x = x invoeren in de GR, en dan intersect levert x » 0,387 of x » 1,087 dus a = 0,387 en b = 1,087 |
|||
16. | De limiet van een
rij zal nooit a worden, maar altijd naar b gaan of
divergeren. De enige uitzonderingen zijn de punten waarvoor de beginwaarde al gelijk is aan a Dat zijn de snijpunten van de lijn y = a met de grafiek. Die staan bij de blauwe pijlen hiernaast (x = 0,387 en x = 8,310) |
|||