VWO WISKUNDE B1,2 2004 - I | |||
Machten van een derdegraadsfunctie | |||
Gegeven is de functie f (x) = 3/4x2 - 1/4x3 op het domein [0,3] | |||
V is het gebied, ingesloten door de grafiek van f en de x-as. | |||
5p | 1. | Bereken algebraïsch de exacte waarde van de oppervlakte van V. | |
Op het domein [0,3] bekijken we
de functies gp(x) = (f (x))p
= (3/4x2 -
1/4x3)p,
waarbij p > 0 In de figuur hieronder zijn de grafieken van gp getekend voor p = 10, p= 2, p = 1, p = 0,5 en p = 0,1. Al deze grafieken gaan door de punten O(0,0), T(2,1) en S(3,0) |
|||
Voor elke positieve waarde van p gaat de grafiek van gp door O, T en S. | |||
3p | 2. | Toon dat aan. | |
Krasloten | |||
Deze opgaven gaat over krasloten waarmee je 3 euro of 6 euro of niets kunt ontvangen. Elk kraslot heeft drie vakjes die je open kunt krassen. Zie de figuur hieronder. | |||
In één van de vakjes is een MIN (-)
verborgen, in de andere twee een PLUS (+). Je kunt het kraslot inleveren na één vakje of na twee vakjes te hebben opengekrast. Voor elke opengekraste PLUS ontvang je drie euro, maar als je de MIN hebt opengekrast is het lot waardeloos geworden. Zie de figuur hieronder. |
|||
Bij de mensen die krasloten kopen onderscheiden we twee typen krassers: | |||
|
|||
Je kunt je afvragen welk type krasser het slimst is. | |||
4p | 3. | Bereken voor zowel de waaghalzen als de angsthazen welk bedrag zij naar verwachting per opengekrast lot zullen ontvangen. | |
Bij een bepaalde kiosk is
gebleken dat 65% van de krassers een waaghals is en 35% een angsthaas. Op zekere dag komen 500 mensen een lot kopen bij deze kiosk en krassen het open. |
|||
5p | 4. | Bereken hoeveel van deze mensen naar verwachting niets uitbetaald krijgen. | |
Van een groep mensen bestaande uit 65 waaghalzen en 35 angst hazen heeft ieder precies één lot opengekrast. | |||
6p | 5. | Bereken de kans dat uiteindelijk meer dan 60 mensen van deze groep precies één vakje hebben opengekrast. |
Een verzameling functies | |||
Op het domein [0,2π]
zijn gegeven de functies: fn (x) = 1 + sin2x + cos nx waarbij n een positief geheel getal is. |
|||
De grafiek van fn gaat voor bepaalde waarden van n door het punt (1/6π , 1/4) | |||
4p | 6. | Onderzoek voor welke waarden van n tussen 0 en 50 dit geldt. | |
f4(x) is te schrijven als f4(x) = 11/2 - 1/2cos 2x + cos 4x | |||
3p | 7. | Toon aan dat dit juist is. | |
Gegeven is de rechthoek OABC
met A(2π , 0) en C(0,3) De grafiek van f4 verdeelt deze rechthoek in twee gebieden. |
|||
7p | 8. | Toon aan met behulp van integreren dat deze twee gebieden exact dezelfde oppervlakte hebben. | |
Cirkel met lijnen | |||
Gegeven is de cirkel c
met middellijn AB en middelpunt M. Lijn k raakt c in A.
Lijn l is een lijn door B die c in nog een ander punt D
(ongelijk aan A) snijdt. P is het snijpunt van k en l. Zie
de figuur hiernaast.
Er zijn twee cirkels die l raken en bovendien cirkel c in A raken. |
|||
5p | 9. | Teken in de figuur de twee middelpunten van deze twee cirkels. Licht je werkwijze toe. | |
We gaan uit van
dezelfde situatie als hierboven. Verder is gegeven dat ∠AMP = ∠APD. S is het snijpunt van AD en PM. Zie de figuur hiernaast. |
|||
7p | 10. | Bewijs dat AS = PS = MS. | |
Grondprijs | ||||||
Een nieuw industrieterrein grenst aaneen
recht kanaal en heeft de vorm van een rechthoek OABC. OA = 4500 m en OC = 200 m. Zie de figuur hiernaast. De grondprijs is afhankelijk van de afstand tot het kanaal: hoe
dichter bij het kanaal, hoe duurder de grond.
|
||||||
De punten waar P gelijk is aan 63 liggen op een lijn. Deze lijn is in de figuur hierboven getekend. | ||||||
4p | 11. | Teken in deze figuur de lijn waarop alle punten liggen waar P gelijk is aan 55. Licht je antwoord toe. | ||||
Iemand wil een
schatting maken van de grondprijs van het hele terrein. Daartoe verdelen we rechthoek OABC in rechthoekjes met lengte 200 meter en breedte Dx meter. In de figuur hiernaast is één zo'n rechthoekje getekend op x meter van het kanaal. De totale grondprijs is dan bij benadering de som van de grondprijzen van deze rechthoekjes. |
||||||
5p | 12. | Bereken op deze manier de totale grondprijs
als
Δx = 5 meter. Geef je antwoord in miljoenen euro, afgerond op twee decimalen. |
||||
De totale grondprijs is nauwkeuriger te berekenen met behulp van een integraal. | ||||||
4p | 13. | Bereken de totale grondprijs met behulp van deze integraal. |
Ingesloten | |||
In de figuur hiernaast is een vierkant
getekend met middelpunt M en zijden 2. In het vierkant zijn de
horizontale en de verticale symmetrieas getekend. Op afstand a
van de middens van de zijden liggen de punten A, B, C en D. Hierbij
is 0 < a < 1. We gaan een rij punten op de symmetrieassen construeren. |
|||
|
|||
enzovoort. In de figuur hiernaast zijn de eerste drie stappen (dus tot en met punt P3) uitgeboerd. Bij elke stap ontstaan twee gelijkvormige driehoeken. |
|||
De lengte van MPn noemen we un
(n = 0, 1, 2, 3, ...). Dus u0 = MP0
= 1
Neem a = 1. Dan liggen de punten A, B, C en D op de hoekpunten van een vierkant. |
|||
5p | 14. | Bereken voor dit geval u1, u2 en u3. | |
We kiezen nu voor a een
getal tussen 0 en 1. In de figuur hiernaast zie je hoe uit un de volgende term un+1 wordt gevonden. |
|||
5p | 15. | Toon aan dat de volgende recursieve
betrekking geldt: |
|
We kiezen nu a = 2/3. Het proces wordt eindeloos herhaald. Er is een vierkant rond M dat steeds nauwer wordt ingesloten. Zie de figuur hiernaast. |
|||
5p | 16. | Bereken de oppervlakte van dit vierkant exact. Licht je antwoord toe met een berekening. | |
Ellipsen in een vierkant | |||
Gegeven is een vierkant waarvan één diagonaal verticaal is. Binnen dit vierkant tekenen we ellipsen die er precies in passen: de ellipsen raken aan de vier zijden van het vierkant. In de figuur hiernaast zie je het vierkant met daarin enkele mogelijke ellipsen getekend. | |||
In de figuur hiernaast is het
vierkant nogmaals getekend met daarin één van de hierboven beschreven
ellipsen. P, Q, R en S zijn de hoekpunten van het vierkant. A, B, C en D
zijn de raakpunten van de ellips met het vierkant. F1 en F2
zijn de brandpunten van de ellips. De lijn PR is een symmetrieas van
deze figuur.
Er geldt: ∠PAF1 = ∠QBF1 |
|||
5p | 17. | Bewijs dit. | |
PAF1B is een koordenvierhoek. | |||
4p | 18. | Bewijs dit. | |
OPLOSSINGEN | |
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | |
1. | f(x)
= 0
⇒ x2 •
(0,75 - 0,25x) = 0
⇒ x
= 0 V x = 3 = (81/12 - 81/16) - (0) = 27/16 (=1,6875) |
2. | gp(0)
= (0,75 • 02 - 0,25 • 03)p = 0p
= 0 dus de grafieken gaan allemaal door (0,0) gp(2) = (0,75 • 22 - 0,25 • 23)p = 1p = 1 dus de grafieken gaan allemaal door (2,1) gp(3) = (0,75 • 32 - 0,25 • 33)p = 0p = 0 dus de grafieken gaan allemaal door (3,0) |
||||
3. | waaghals:
P(prijs) = P(++) = 2/3 • 1/2
= 1/3 dus de
verwachtingswaarde is 6 • 1/3
+ 0 • 2/3 = 2
euro angsthaas: P(prijs) = 2/3 dus de verwachtingswaarde is 3 • 2/3 + 0 • 1/3 = 2 euro |
||||
4. | De kans
dat een waaghals niets krijgt is 2/3 en voor een angsthaas is dat
1/3 2/3 van de waaghalzen is 2/3 • 0,65 • 500 = 216,666 dus ongeveer 217 mensen 1/3 van de angsthazen is 1/3 • 0,35 • 500 = 58 mensen. samen zijn dat 217 + 58 = 275 mensen. |
||||
5. | De 35
angsthazen krassen in ieder geval elk één hokje open. Dus van de 65 waaghalzen moeten er meer dan 25 één hokje openkrassen. De kans dat een waaghals één hokje openkrast = P(MIN) = 1/3. P(X > 25) = 1 - P(X ≤ 25) = 1 - BINOMCDF(65,1/3,25) ≈ 1 - 0,843 = 0,156 |
||||
6. | 1/4
= 1 + sin2(1/6π)
+ cos(1/6πn) ⇒ 0,25 = 1 + 0,25 + cos(1/6πn) Þ -1 = cos(1/6πn) ⇒ 1/6πn = π mod(2π) ⇒ n = 6 mod(12) Tussen 0 en 50 geeft dat de oplossingen n = 6 , 18 , 30 en 42 |
||||
7. | formulekaart:
cos 2x = 1 - 2 sin2x substitueren geeft: 1,5 - 0,5 • cos2x + cos4x = 1,5 - 0,5 • (1 - 2sin2x) + cos 4x = 1,5 - 0,5 + sin2x + cos 4x = 1 + sin2x + cos 4x = f4(x) |
||||
8. | Oppervlakte
onder f4 is: = (3π - 0 + 0) - (0) = 3π De gehele rechthoek heeft oppervlakte 3 • 2π = 6π dus de oppervlakte onder f4 is inderdaad de helft. |
||||
9. | Als de
cirkels elkaar raken in A moet het andere middelpunt op de lijn MA
liggen. Verder is de afstand van het middelpunt tot lijn l gelijk aan de afstand van dat middelpunt tot A (beiden is de straal van de nieuwe cirkel) dat geeft zoiets: |
||||
10. | Omdat D
op de cirkel ligt is ∠BDA = 90º (Thales; AB
is een middellijn) Noem ∠DBA = x en ∠DAB = y, dan is x + y = 90º (hoekensom driehoek BAD) maar dan is ∠DAP = x want samen met ∠DAB is het 90º dan is ∠DPA = y (hoekensom driehoek DPA) dan is ∠PMA ook gelijk aan y (gegeven) omdat ∠PMA en ∠DAM gelijk zijn is driehoek ASM gelijkbenig dus is AS = SM als ∠AMP gelijk is aan y dan is ∠APM gelijk aan x (hoekensom driehoek APM) omdat ∠APM en ∠DAP gelijk zijn is driehoek ASP gelijkbenig en dus is AS = PS |
||||
11. | P = 55
⇒ 55 = 100 • 0,998x
⇒ 0,998x = 0,55
⇒ x = log(0,55)/log(0,998)
= 298,619... P = 63 geeft op dezelfde manier x = 230,786... De lijn P = 55 is hieronder zó getekend dat CD/CE = 298,619/230,786 Ofwel CD ≈ 1,29 • CE |
||||
12. | De
oppervlakte van één zo'n rechthoekje is 5 • 200 = 1000 m2 Op afstand x van het kanaal kost zo'n rechthoekje dan 1000 • P(x) Er zijn 80 zulke rechthoekjes te maken. De totale grondprijs wordt dan 1000 • (P(0) + P(5) + P(10) + ... + P(395)) = 1000 • (100 • 0,9980 + 100 • 0,9985 + 100 • 0,99810 + ... + 100 • 0,998395) = 1000 • 100 • {0,9980 + 0,9980 • 0,9985 + 0,9980 • (0,9985)2 + ... + 0,9980 • (0,9985)79} Tussen accolades staat een meetkundige rij met beginwaarde 1 en reden r = 0,9985
De totale prijs wordt dan 1000 • 100 • 55,324 ≈ 5,53 miljoen euro. |
||||
13. | » (-4485200 + 9989997) = 5504797 ofwel ongeveer 5,50 miljoen euro. |
||||
14. | P0P1M
is gelijkvormig met P0AE dus u1 = MP1 = AE • MP0/EP0 = 1 • 1/2 = 0,5 MP1P2 is gelijkvormig
met FP1B MP2P3
is gelijkvormig met P0P2C |
||||
15. | PnQA
is gelijkvormig met PnMPn+1 dus vermenigvuldig met un en klaar. |
||||
16. | voor
het vierkant geldt un+1 = un gebruik de formule van de vorige vraag. dat geeft un = un/(un + a) ofwel: un + a = 1 ⇒ un = 1 - a = 1 - 2/3 = 1/3 |
||||
17. | uit
de raaklijneigenschap van ellipsen weet je dat ∠PAF1
= ∠SAF2 de figuur is symmetrisch in de lijn PR en als je hoek ∠BF1 daarin spiegelt krijg je ∠SAF2 dus geldt ∠QBF1 = ∠SAF2 = ∠PAF1 |
||||
18. |
∠QBF1
+ ∠PBF1 = 180º ∠QBF1 = ∠PAF1 (vraag 17) dus ∠PAF1 + ∠PBF1 = 180º dat zijn twee overstaande hoeken van de vierhoek dus is de vierhoek een koordenvierhoek. |