VWO WB, 2011 - I | ||
Tussen twee grafieken. | |||
De functie f is gegeven door f (x)
= √(1 − x) . In de figuur hiernaast zijn op het interval [0, 1] de grafiek van f en de lijn y = x getekend. De grafiek van f en de lijn y = x snijden elkaar in het punt T. Op de lijn y = x ligt tussen O(0, 0) en T een punt P(p, p). De lijn y = p snijdt de grafiek van f in het punt Q.
De rechthoek waarvan PQ een zijde is en waarvan de
tegenoverliggende zijde op de x-as ligt, is in de figuur voor een
waarde van p grijs gemaakt. |
|
||
3p. | 1. | Toon dit aan. | |
Er is een waarde van p waarvoor de oppervlakte van de rechthoek maximaal is. | |||
6p. | 2. | Bereken exact deze waarde van p | |
Het gebied V wordt
begrensd door de grafiek van f, de y-as, de lijn y
= x en de lijn x = 1/2. Zie de figuur hiernaast |
|
||
6p. | 3. | Bereken exact de inhoud van het omwentelingslichaam dat ontstaat wanneer V om de x-as wordt gewenteld. | |
Raakcirkels aan een lijn. | |||
Gegeven zijn twee evenwijdige lijnen k en m
en een punt F, niet op m, zo dat de afstand van F tot k gelijk is
aan de afstand van k tot m. We bekijken de cirkels die door F gaan en aan k raken. In onderstaande figuur zijn enkele van deze raakcirkels getekend. In elke raakcirkel is de middellijn vanuit F getekend. Elke middellijn heeft behalve F nog een tweede eindpunt op de raakcirkel. De tekening doet vermoeden dat deze eindpunten op een parabool met brandpunt F en richtlijn m liggen. |
|||
|
|||
In de figuur hieronder is een van de raakcirkels getekend met middelpunt M, middellijn FX en raakpunt R. De loodlijn vanuit F op k en m snijdt k in G en m in H, dus FG = GH. Lijn FR snijdt m in S. | |||
|
|||
Er geldt FR = RS | |||
4p | 4. | Bewijs dit. | |
Uit FS = 2 • FR en FX = 2 • FM en
ÐXFS = ÐMFR volgt
de gelijkvormigheid van de driehoeken FXS en FMR (zhz). Met behulp van deze gelijkvormigheid kan bewezen worden dat XS loodrecht op m staat. |
|||
3p | 5. | Bewijs op deze manier dat XS loodrecht op m staat. | |
3p | 6. | Bewijs dat punt X inderdaad ligt op de parabool met brandpunt F en richtlijn m. | |
Extrusie | |||
|
|
||
Op de foto hiernaast zie je
enkele staven met verschillende profielen. Profielen kunnen gemaakt worden door middel van extrusie. Bij deze techniek wordt bijvoorbeeld verwarmde kunststof door een opening geperst. De opening bepaalt de vorm van het extrusieprofiel. In de figuur hieronder zie je een illustratie hiervan. |
|||
|
|||
De druk die nodig is om het materiaal door
de opening te persen, is onder andere afhankelijk van de grootte en de
vorm van de opening. De invloed van de vorm hangt af van het quotiënt
P/ÖA Hierin is P de omtrek van de opening (in cm) en A de oppervlakte van de opening (in cm2). |
|||
We vergelijken twee openingen die gelijkvormig zijn. Zie bijvoorbeeld de figuur hieronder. | |||
|
|||
Van de grote opening zijn de breedte en de hoogte k keer zo groot als de breedte en de hoogte van de kleine opening. | |||
3p. | 7. | Toon aan dat het quotiënt P/√A voor de grote opening even groot is als voor de kleine opening. | |
In de figuur hiernaast is een
opening getekend waarvan één rand recht is en de andere rand de vorm van een parabool heeft. De rechte rand is 4 cm lang. De top van de parabool bevindt zich 3 cm boven het midden van de rechte rand. We nemen een assenstelsel met de x-as langs de rechte rand en de y-as door de top van de parabool. De parabolische rand wordt dan beschreven door de vergelijking y = 3 - 3/4x2, met x en y in cm. |
|
||
8p. | 8. | Bereken de waarde van het quotiënt P/√A voor de opening in deze figuur Rond je antwoord af op één decimaal. | |
We vergelijken rechthoekige openingen van x bij 1 cm. In de figuur hieronder staan drie voorbeelden. | |||
|
|||
Hiernaast is van dergelijke
rechthoekige openingen de waarde van het quotiënt P/√A
uitgezet tegen x. De grafiek van deze figuur heeft één top. |
|
||
5p. | 9. | Bereken langs algebraïsche weg de x-coördinaat van deze top. | |
De formule van Gompertz | |||
Verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen maken bij
het berekenen van de premies en uitkeringen een schatting van de
levensverwachting van verzekerden. Daarbij wordt vaak een formule
gebruikt waarvan de vorm gebaseerd is op de resultaten van een onderzoek
uit 1825 van de verzekeringswiskundige Benjamin Gompertz (1779 - 1865). Voor een levensverzekering die op een leeftijd van 40 jaar afgesloten wordt, hanteerde een verzekeringsmaatschappij in de 19e eeuw de volgende formule van Gompertz om het percentage nog levende verzekerden met een bepaalde leeftijd te schatten: |
|||
|
|||
Hierin is t ≥ 40 en geeft P(t) aan welk percentage van de mensen die zo’n verzekering afsloten minstens t jaar oud wordt. | |||
4p. | 10. | Bereken hoeveel jaar na het afsluiten van de levensverzekering volgens deze formule de helft van de polishouders is overleden. | |
De gegeven formule is ook te schrijven in de vorm: | |||
|
|||
3p. | 11. | Bereken langs algebraïsche weg de waarde van m. Rond je antwoord af op twee decimalen. | |
|
|||
met positieve waarden van a, b
en k. Een eigenschap van deze algemene formule is: |
|||
Hierin hangt de waarde van c af van de waarden van b en k. | |||
4p. | 12. | Druk c uit in b en k. | |
Geometrische functies | |||
De functie f is gegeven door
f(x) = sin x + sin(2x) op het domein [0, π]. In de figuur hiernaast is de grafiek van f getekend. Deze grafiek snijdt de x-as tussen O(0,0) en A(π,0) in het punt B. |
|
||
4p | 13. | Bereken exact de x-coördinaat van punt B. | |
Voor elke positieve waarde van a is
de functie fa gegeven door fa(x) = sinx + a • sin(2x) op het domein [0, π]. In de figuur hiernaast is voor enkele waarden van a de grafiek van fa getekend. Voor een bepaalde waarde van a heeft de grafiek van fa twee toppen en is de x-coördinaat van een van deze toppen 5/6π . |
|
||
5p | 14. | Bereken in twee decimalen nauwkeurig de x-coördinaat van de andere top bij deze waarde van a. | |
Voor elke waarde van a
waarvoor geldt 0 < a < 1/2
ligt de grafiek van fa tussen (0, 0) en (π, 0) geheel boven de x-as. Hiernaast is een dergelijke grafiek getekend. |
|
||
5p. | 15. | Toon aan dat de oppervlakte van het vlakdeel dat wordt begrensd door de grafiek van fa en de x-as, onafhankelijk is van a. | |
Cirkels bij een driehoek. | |||
Gegeven is een driehoek ABC, met punt D op
zijde BC. In de figuur hiernaast is deze driehoek getekend met
zijn omgeschreven cirkel. De cirkel door D die de lijn AB raakt in A, snijdt de omgeschreven cirkel van driehoek ABC behalve in A ook in punt E. |
|
||
3p. | 16. | Teken in de figuur hiernaast punt E. Licht je werkwijze toe. | |
De cirkel door D die de lijn AB raakt in B en de cirkel door D die de lijn AC raakt in C, hebben koorde DF gemeenschappelijk. Zie de volgende figuur. | |||
|
|||
4p. | 17 | Bewijs dat vierhoek ABFC een koordenvierhoek is. | |
Vierkant bij een derdegraadskromme. | |||
De functie f is gegeven
door f(x) = bx − 1/3x3
met b > 0 . De grafiek van f snijdt de positieve x-as in A. T is de top van de grafiek van f die ligt tussen de y-as en de verticale lijn door A. De x-as, de verticale lijn door A, de horizontale lijn door T en de y-as sluiten de rechthoek OABC in. Zie de figuur. |
|
||
8p | 18 | Bereken exact de waarde van b waarvoor rechthoek OABC een vierkant is. | |
UITWERKING | ||
1. | yQ = p ⇒ √(1 - xQ) = p ⇒ 1 - xQ = p2 ⇒ xQ = 1 - p2 | |
2. | De oppervlakte is
lengte • breedte. De breedte is xQ - p = 1 - p2 - p De lengte (hoogte) is yQ = p De oppervlakte is dus p(1 - p2 - p) = p - p3 - p2 Dat is maximaal als de afgeleide ervan nul is: 1 - 3p2 - 2p = 0 De ABC-formule geeft dan p = (2 ± √(4 + 12))/-6 = -1 of 2/6 Omdat p > 0 is p = 1/3 de juiste oplossing. |
|
3. | Wentel eerst de
grafiek van f tussen 0 en 0,5 om de x-as. Dat geeft: |
|
Maar nu moet het
lichaam dat ontstaat als je y = x tussen 0 en 0,5
omwentelt er nog weer af. Dat is een kegel met inhoud 1/3 π • 0,52 • 0,5 = 1/24π De inhoud is dus 3/8π - 1/24π = 1/3π |
||
4. | ∠FRG =
∠FSH
(F hoeken). ∠RGF = ∠SHF (beiden 90º). Dus zijn de driehoeken FRG en FSH gelijkvormig (hh). Maar dan hebben de overeenkomstige zijden dezelfde verhoudingen. Dus FR/FS = FG/FH. Maar omdat FG = GH geldt dat FG/FH = 1/2. Dus is ook FR/FS = 1/2 ⇒ FS = 2FR ⇒ RS = FS - FR = 2FR - FR = FR. |
|
5. | MR staat loodrecht
op k (raaklijn eigenschap cirkel). ∠FMR = ∠FXS (gelijkvormigheid van de driehoeken). Dus is MR evenwijdig aan XS (F-hoeken). Als MR loodrecht op k staat, dan staat XS het ook, immers die zijn evenwijdig (F-hoeken). |
|
6. | Dan moet gelden XS
= XF (eigenschap parabool). Omdat FMR en FXS gelijkvormig zijn hebben overeenkomstige zijden dezelfde verhoudingen. Omdat FM = MR (straal van de cirkel) is dan ook FX = XS. |
|
7. | als alle lengtes
met factor k worden vermenigvuldigd, dan wordt de omtrek dat ook. als alle lengtes met factor k worden vermenigvuldigd, dan wordt de oppervlakte k2 keer zo groot. Als de kleine opening de waarden P en A heeft, dan heeft de grote opening de warden kP en k2A Dan geldt voor het quotiënt van de grote opening kP/√(k2A) = kP/k√A = P/√A dus dat is gelijk aan het quotiënt van de kleine opening. |
|
8. | ||
Deze integraal kun
je berekenen met de GR: Y1 = √(1
+ (-1,5X)2 ) en dan calc - integraal geeft
ongeveer 7,54 P = 4 + 7,54 = 11,54 P/√A = 11,54/√8 ≈ 4,1 |
||
9. | De omtrek is
2 + 2x De oppervlakte is x P/√A = (2 + 2x)/√x |
|
De afgeleide moet
nul zijn: 2√x
- (2x + 2)· 1/2√x
= 0 Vermenigvuldig alles met √x: 2x - (2x + 2) · 1/2 = 0 2x - x - 1 = 0 ⇒ x - 1 = 0 ⇒ x = 1 |
||
10. | P = 50
Voer de formule voor P(t) in bij Y1, en neem Y2 = 50 Calc - intersect geeft dan X = t » 67 Dat is dus 27 jaar na afsluiten van de polis |
|
11. | 119 =
100 • 1,19 = 100 • eln1,19 = 100 • e0,174
|
|
Daaruit volgt dat m » 0,17 | ||
12. | Twee keer de kettingregel: | |
Daaruit volgt dat c = -bk | ||
13. | sinx
+ sin2x = 0 ⇒ sinx + 2sinxcosx = 0 ⇒ sinx(1 + 2cosx) = 0 ⇒ sinx = 0 ∨ 1 + 2cosx = 0 ⇒ sinx = 0 ∨ cosx = -1/2 ⇒ x = 0 ∨ x = π ∨ x = 2/3π ∨ x = 11/3π (en dat alles + k • 2π) met domein [0,π] is de oplossing die we zoeken x = 2/3π. |
|
14. | Als
de top bij x = 5/6π
zit, dan is daar de afgeleide nul. f '(x) = cosx + 2acos2x dus f '( 5/6π) = cos( 5/6π) + 2acos( 10/6π) = -1/2√3 + 2a • 1/2 = 0 Dat geeft a = 1/2√3. Grafische rekenmachine: Y1 = sinx + √3 • sin2x en dan calc - max geeft voor de andere top x ≈ 0,96 |
|
15. | ||
=
(-cosp - 1/2acos2p)
- (-cos0 - 1/2acos0)
= --1 - 1/2a
- -1 + 1/2a
= 2 En dus is dat onafhankelijk van a |
||
16. |
Als A raakpunt van AB aan de
cirkel is, dan staat de lijn MA loodrecht op AB. |
|
17. |
Stelling van raaklijn en koorde: de hoek tussen een raaklijn en
een koorde van een cirkel is gelijk aan de omtrekshoek van die
koorde. ∠ACD is zo'n hoek, en is dus gelijk aan de omtrekshoek van koorde CD. Dat is ook gelijk aan ∠CFD. ∠ABD is ook zo'n hoek en is dus gelijk aan de omtrekshoek van koorde BD. Dat is ook gelijk aan ∠BFD. ∠ACD + ∠ABD = ∠CFD + ∠BFD = ∠BFC. maar in driehoek ABC zie je dat ∠ACD + ∠ABD + ∠BAC = 180º Dus is ook ∠BFC + ∠BAC = 180º Dus is ABFC een koordenvierhoek. |
|
18 | punt
A: f(x) = 0
⇒ bx
- 1/3x3 =
0 ⇒ x(b -
1/3x2)
= 0 ⇒ x = 0 ∨ x2 = 3b ⇒ x = 0 ∨ x = √(3b) ∨ x = -√(3b) De gezochte waarde x = √(3b) dus ook AB = √(3b) punt T: f '(x) = 0 ⇒ b - x2 = 0 ⇒ x = √b ∨ x = -√b en de gezochte waarde is xT = √b Dan is yT = b√b - 1/3(√b)3 Het is een vierkant als b√b - 1/3(√b)3 = √(3b) ⇒ b√b - 1/3b√b = √(3b) ⇒ 2/3b√b = √3b = √3 • √b ⇒ √b • (2/3b - √3) = 0 ⇒ √b = 0 ∨ 2/3b = √3 ⇒ b = 0 ∨ b = 3/2√3 De juiste oplossing is b = 3/2√3 |
|