VWO WC, 2010 - II | ||
Denksport. | |||
Een bekende denksport is
schaken. Een aantal schakers is lid van de KNSB (Koninklijke Nederlandse
Schaakbond). Het ledenaantal van de KNSB verschilt van jaar tot jaar. In
onderstaande figuur is weergegeven hoe het ledenaantal verliep in de periode 1963 tot en met 2003. |
|||
|
|||
De grafiek in deze figuur wekt op het eerste gezicht de indruk dat het ledenaantal van de KNSB in de periode 1963-1975 snel is gestegen. Maar er is iets merkwaardigs aan de hand met de schaalverdeling van de horizontale as: voor de periode 1975-2003 is ieder jaar met een eigen maatstreepje aangegeven. Voor de periode 1963-1975 is dat niet het geval. | |||
4p. | 1. | Onderzoek met behulp van de figuur of de gemiddelde toename per jaar van het ledenaantal in de periode 1963-1975 groter of kleiner is dan in de periode 1975-1978. | |
Behalve schaken zijn ook dammen en bridge bekende denksporten. In de volgende figuur zijn de aantallen schakers, dammers en bridgers weergegeven als percentage van het totale aantal sporters in Nederland. Het gaat hierbij alleen om sporters die als lid geregistreerd staan. | |||
|
|||
Het aandeel van de dammers loopt terug van 0,28% in 1979 tot 0,18% in 2003 volgens een nagenoeg rechte lijn. | |||
4p. | 2. | Bereken in welk jaar er geen geregistreerde dammers meer zullen zijn als de afname zich volgens die lijn blijft voortzetten. | |
In de figuur kun je aflezen dat in 1990 ongeveer 1,85% van alle geregistreerde sporters uit bridgers bestond. Door de gegevens van deze laatste figuur te combineren met die van de figuur boven vraag 1 kun je berekenen hoeveel geregistreerde bridgers er in 1990 in Nederland waren. | |||
4p. | 3. | Onderzoek hoeveel geregistreerde bridgers er in 1990 in Nederland waren. | |
Dammen is een denksport waarbij
twee spelers tegen elkaar spelen. De ene speler speelt met witte
damstenen en de andere speler met zwarte damstenen. De speler die met
‘wit’ speelt, mag de eerste zet doen. Lars en Marcel spelen elke week tegen elkaar een spelletje dammen. Door een zuivere munt op te gooien, bepalen zij wie met wit mag spelen. Beiden hebben dus een kans van 1/2 op ‘wit’. |
|||
4p. | 4. | Bereken de kans dat Lars in de komende 10 weken ten minste 8 keer ‘wit’ heeft. | |
Pakketshop. | ||||||||||||||||||||||||
Om een pakket te versturen, kun je bij het postkantoor
en bij een aantal winkels terecht. Het tarief voor het versturen van een
pakket wordt bepaald door de bestemming (de zone) en de afmetingen van
het pakket (de maat). In deze opgave beperken we ons tot balkvormige
pakketten. De maat wordt berekend door de kortste en de langste zijde van het pakket bij elkaar op te tellen. Hieronder vind je in een tabel de tarieven van DPD Pakketshop. Je ziet in de tabel bijvoorbeeld dat een pakket maat Small heeft als de lengte van de kortste en de langste zijde bij elkaar opgeteld hoogstens 50 cm is. |
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
Bijvoorbeeld: je wilt een pakket van 28 cm × 31 cm × 36
cm versturen naar Polen. De lengte van de kortste en de langste zijde
bij elkaar opgeteld is dan 64 cm, dus het pakket heeft maat Medium. De
kosten zijn dan € 19,00. Maartje wil een pakket versturen naar Hongarije. De afmetingen van het pakket zijn 31 cm × 45 cm × 86 cm. Bij het postkantoor kost het versturen van dit pakket € 43,97. |
||||||||||||||||||||||||
4p. | 5. | Bereken hoeveel procent goedkoper het voor haar is om van DPD Pakketshop gebruik te maken. | ||||||||||||||||||||||
Arne heeft via internet een 58 cm hoge vaas verkocht. Voor de koper in Zweden heeft hij € 30,00 verzendkosten gerekend. Arne wil de vaas verpakken in een 60 cm hoge doos. Om breken te voorkomen, omhult hij de vaas met zacht opvulmateriaal. Arne wil de lengte en de breedte van het pakket zo groot mogelijk laten zijn, om de vaas met zo veel mogelijk zacht opvulmateriaal te kunnen omhullen. Uiteraard wil hij zelf bij DPD Pakketshop niet meer dan € 30,00 aan verzendkosten besteden. | ||||||||||||||||||||||||
3p. | 6. | Bereken de maximale afmetingen van Arne’s pakket. | ||||||||||||||||||||||
Meneer Veer wil met DPD
Pakketshop voor € 11,00 een pakket binnen Nederland
versturen. Hij wil het volume van zijn pakket zo groot mogelijk maken. Hij concludeert dat hij er dan voor moet zorgen dat de lengte van de kortste en de langste zijde bij elkaar opgeteld precies 90 cm moet zijn. Bovendien moet hij de lengte van de overblijvende zijde gelijk nemen aan de lengte van de langste zijde. Deze lengte noemt hij x (in cm). Zie de figuur hiernaast. Voor het volume V (in cm3) van een pakket met al deze eigenschappen geldt dan de volgende formule: V = 90x2 − x3 |
||||||||||||||||||||||||
5p. | 7. | Toon de juistheid van de formule voor V aan.. | ||||||||||||||||||||||
De zaken van DPD Pakketshop gaan goed. Begin 2003 is de onderneming van start gegaan. In het eerste jaar zijn er 37 000 pakketten bezorgd en waren er 5 werknemers in dienst. Het aantal te bezorgen pakketten bleek de afgelopen jaren toe te nemen met ongeveer 20% per jaar en men verwacht dat het de komende jaren nog zo zal blijven groeien. Per 10 000 pakketten meer wordt er 1 extra werknemer aangenomen. | ||||||||||||||||||||||||
5p. | 8. | Bereken hoeveel werknemers er eind 2015 dan meer zullen zijn dan in 2003. | ||||||||||||||||||||||
Antropometrie. | |||||||||||||
Een ontwerp moet niet alleen
mooi, maar ook functioneel zijn. Bij veel ontwerpen wordt daarom
rekening gehouden met de maten van het menselijk lichaam. Ontwerpers
maken daarom vaak gebruik van antropometrietabellen. Dit zijn tabellen waarin het gemiddelde en de standaardafwijking van allerlei afmetingen van het menselijk lichaam staan. Al deze lichaamsmaten zijn (bij benadering) normaal verdeeld. |
|||||||||||||
Om te zorgen dat een kamer als comfortabel ervaren wordt, moet de hoogte ervan minimaal gelijk zijn aan de reikhoogte (zie figuur). Bij de bouw van een nieuwe studentenflat wil men dat de kamers door minstens 98% van de studenten als comfortabel ervaren worden. De reikhoogte van Nederlandse studenten is gemiddeld 2114 mm met een standaardafwijking van 117 mm. |
|
||||||||||||
3p. | 9. | Bereken hoe hoog men de kamers minimaal moet maken. | |||||||||||
Ook bij het inrichten van een
optimale werkplek houdt men rekening met lichaamsmaten. Een bureaustoel
heeft precies de goede zithoogte als de zithoogte gelijk is aan de
knieholtehoogte van een persoon plus 30 mm voor de schoenzool. Van een bureaustoel is de zithoogte verstelbaar van 436 tot 516 mm. De knieholtehoogte is gemiddeld 464 mm met een standaardafwijking van 40 mm. |
|||||||||||||
4p. | 10. | Bereken voor hoeveel procent van de mensen deze stoel op precies de goede zithoogte ingesteld kan worden. | |||||||||||
Bij bovenstaande vragen is geen
onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. In werkelijkheid staan in
antropometrietabellen de lichaamsmaten voor mannen en vrouwen apart
vermeld. Zie bijvoorbeeld de gegevens voor lichaamslengte in mm in de volgende tabel. |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
Vaak maakt men voor een gemengde groep toch gebruik van één normale verdeling. Dit is dan een vrij ruwe benadering. Het gemiddelde en de standaardafwijking van deze normale verdeling berekent men met behulp van de volgende formules: | |||||||||||||
Hierin is: | |||||||||||||
sg
de standaardafwijking van de gemengde groep sm en sv de standaardafwijking van de mannen respectievelijk de vrouwen am het aandeel mannen in de groep en av het aandeel vrouwen. Er geldt dus altijd am + av = 1. |
|||||||||||||
Een groep bestaat uit 40% mannen en 60% vrouwen, dus am = 0,40 en av = 0,60. Men kan op twee manieren berekenen hoeveel procent van deze groep langer is dan 185 cm: | |||||||||||||
− | met behulp van één normale verdeling voor de gemengde groep en de hierboven gegeven formules voor het gemiddelde en de standaardafwijking; | ||||||||||||
− | zonder gebruik te maken van deze formules, met behulp van de aparte gegevens voor mannen en vrouwen. | ||||||||||||
De uitkomsten van beide berekeningswijzen zullen in het algemeen verschillen. | |||||||||||||
7p. | 11. | Bereken op beide manieren hoeveel procent van deze groep langer is dan 185 cm. | |||||||||||
Voor sommige lichaamsafmetingen
geldt dat het gemiddelde voor mannen en vrouwen verschillend is, maar de
standaardafwijking gelijk. We noemen deze standaardafwijking s.
Er geldt dus: sm = sv = s. In de figuur hieronder zie je een schets van de verdelingskrommen die bij zo’n situatie horen. De gemengde groep (mannen en vrouwen samen) heeft een grotere spreiding dan elke groep afzonderlijk. Als je in deze figuur de grafiek voor de gemengde groep zou tekenen, zou deze breder zijn dan de grafieken voor mannen en vrouwen afzonderlijk. |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
Om de standaardafwijking voor deze gemengde groep te berekenen kan de formule voor sg2 geschreven worden als: | |||||||||||||
In situaties waarin de standaardafwijking en het gemiddelde voor mannen en vrouwen gelijk zijn, kan deze formule geschreven worden als sg2 = s2 . | |||||||||||||
3p. | 12. | Toon aan dat dit laatste inderdaad het geval is. | |||||||||||
Onregelmatige werkwoorden. | ||||||||||||
Veel werkwoorden die vroeger in het Nederlands
onregelmatig waren, zijn in de loop der tijd regelmatig geworden. Een
voorbeeld hiervan is het werkwoord “wassen”: vroeger was de verleden
tijd hiervan: “wies”, nu zegt men: “waste”. Ook in het Engels doet dit
verschijnsel zich voor. De Amerikaanse onderzoekers Lieberman en Michel
hebben in 2007 met behulp van oude teksten de veranderingen bij 177
Engelse werkwoorden onderzocht. Ze merkten hierbij het volgende op: als
onregelmatige werkwoorden vaker gebruikt worden, duurt het langer
voordat ze regelmatig worden. De onderzoekers merkten op dat de tien meest gebruikte Engelse werkwoorden alle tien onregelmatig zijn. Om te onderzoeken hoe uitzonderlijk dit is, bekijken we tien willekeurig gekozen Engelse werkwoorden. In het hedendaagse Engels is slechts drie procent van alle werkwoorden onregelmatig. Daarom nemen we aan dat de kans dat een willekeurig gekozen Engels werkwoord onregelmatig is gelijk is aan 0,03. De kans dat tien willekeurig gekozen Engelse werkwoorden alle tien onregelmatig zijn, is dan heel klein. |
||||||||||||
3p. | 13. | Onderzoek of deze kans kleiner is dan 1 op de miljard. | ||||||||||
De onderzoekers hebben de 177
onderzochte werkwoorden ingedeeld in zes klassen, gerangschikt naar het
gebruik ervan. In klasse 1 zitten de twee meest gebruikte werkwoorden,
to be en to have, in klasse 6 de minst gebruikte. In het Oudengels (rond
800 na Chr.) waren alle 177 werkwoorden onregelmatig, in het
Middelengels (rond 1200 na Chr.) waren er nog 145 onregelmatig en in het
hedendaagse Engels (rond 2000 na Chr.) nog 98. Er zijn dus 79
werkwoorden regelmatig geworden. Het aantal werkwoorden dat regelmatig is geworden, verschilt per klasse: de twee onregelmatige werkwoorden van klasse 1 zijn nog steeds onregelmatig, die van klasse 6 zijn bijna allemaal regelmatig geworden. De onderzoekers gingen uit van exponentiële afname van het aantal onregelmatige werkwoorden in de loop van de tijd. Omdat de afnamesnelheid per klasse verschilt, heeft elke klasse een andere groeifactor. Voor elke klasse kan de halveringstijd berekend worden: na deze tijd is volgens het model in deze klasse nog de helft van de onregelmatige werkwoorden over; de andere helft is regelmatig geworden. In klasse 5 is het aantal onregelmatige werkwoorden afgenomen van 50 naar 14 in 1200 jaar tijd. |
||||||||||||
5p. | 14. | Bereken met behulp van deze gegevens de halveringstijd voor klasse 5. Rond je antwoord af op honderden jaren. | ||||||||||
Elke klasse heeft een bepaalde
gebruiksfrequentie. Dit is een maat voor hoe vaak de werkwoorden
in deze klasse gebruikt worden. Klasse 2 heeft bijvoorbeeld een
gebruiksfrequentie van 10−2 ofwel 0,01: dat betekent dat
ongeveer 1 op de 100 gebruikte werkwoorden een werkwoord uit deze klasse
is. In de volgende tabel zie je voor enkele klassen de gebruiksfrequentie en de halveringstijd. |
||||||||||||
|
||||||||||||
Volgens de onderzoekers geldt
voor de halveringstijd de volgende formule: T = c •
√ F Hierin is T de halveringstijd in jaren, F de gebruiksfrequentie en c een constante. |
||||||||||||
3p. | 15. | Bereken de waarde van c in deze formule. Rond je antwoord af op duizendtallen. | ||||||||||
In een artikel in het dagblad Trouw van 29
oktober 2007 werd het bovenstaande onderzoek besproken. Omdat men in de
krant niet graag een formule gebruikt, stond de conclusie in woorden
omschreven. Er stond: “ ..... gebruiken we een werkwoord tien keer zo vaak als een ander, dan is het honderd keer zo resistent tegen vormveranderingen.” Met andere woorden: als een werkwoord 10 keer zo vaak gebruikt wordt, duurt het 100 keer zo lang voordat het regelmatig wordt. Irene beweert dat deze conclusie niet klopt en dat het zou moeten zijn: als een werkwoord 100 keer zo vaak gebruikt wordt, duurt het 10 keer zo lang voordat het regelmatig wordt. |
||||||||||||
3p. | 16. | Beredeneer aan de hand van de formule T = c • √ F dat Irene gelijk heeft. | ||||||||||
Emancipatie en werk. | |||||||||||||||||||||||
In een bedrijf werken 1436 mannen en 1175 vrouwen. De
directie van dit bedrijf heeft door een onderzoeksbureau laten
onderzoeken hoe men de sfeer op het werk ervaart, met name op het gebied
van vrouwenemancipatie. Omdat er meer mannen dan vrouwen in het bedrijf werken, vroegen de onderzoekers zich af of het aannamebeleid wel eerlijk is: dat wil zeggen of bij dit bedrijf de kans om aangenomen te worden voor mannen en vrouwen gelijk is. Volgens de directie is het aannamebeleid eerlijk. Immers, in de afgelopen 10 jaar hebben 5144 mensen naar een baan bij dit bedrijf gesolliciteerd: 3112 mannen en 2032 vrouwen. Van al deze sollicitanten werden 236 mannen en 164 vrouwen aangenomen. |
|||||||||||||||||||||||
3p. | 17. | Laat zien hoe met deze gegevens kan worden verdedigd dat het aannamebeleid eerlijk is. | |||||||||||||||||||||
Als eerste verkennend onderzoek wilde het onderzoeksbureau onder vijf willekeurig gekozen werknemers van het bedrijf een enquête afnemen. | |||||||||||||||||||||||
3p. | 18. | Bereken de kans dat er bij de vijf gekozen werknemers precies vier vrouwen zijn. | |||||||||||||||||||||
In de volgende fase van het onderzoek werd aan iedere werknemer een vragenlijst voorgelegd. Eén van de vragen was of men zich wel eens oneerlijk behandeld voelde door een leidinggevende binnen het bedrijf. In het onderzoek werden de leeftijd en het geslacht van de ondervraagde meegenomen. De resultaten zijn verwerkt in de volgende tabel. | |||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||
Met behulp van deze tabel kan men de vraag beantwoorden of het in de groep vrouwelijke werknemers boven de 40 relatief vaker voorkomt dat iemand zich wel eens oneerlijk behandeld voelt dan in de groep mannelijke werknemers boven de 40. | |||||||||||||||||||||||
3p. | 19. | Beantwoord deze vraag. Licht je antwoord toe met een berekening. | |||||||||||||||||||||
Het onderzoeksbureau wil personen die zich wel eens oneerlijk behandeld voelen uitgebreider interviewen. Op het vragenformulier heeft 20% van de mannen die zich wel eens oneerlijk behandeld voelen aangegeven voor zo’n interview beschikbaar te zijn. Bij de vrouwen die zich wel eens oneerlijk behandeld voelen is dit slechts 12%. | |||||||||||||||||||||||
3p. | 20. | Bereken hoeveel personen voor zo’n interview beschikbaar zijn. | |||||||||||||||||||||
Na afloop van het onderzoek
adviseerde het onderzoeksbureau onder andere om bij de verkiezing van
drie nieuwe leden voor de ondernemingsraad een nieuw kiessysteem in te
voeren: de methode van cumulatieve stemmen. Deze methode werkt als volgt: iedere werknemer mag drie stemmen uitbrengen. Deze stemmen mogen alledrie op één kandidaat worden uitgebracht, of over twee kandidaten verdeeld (de ene kandidaat krijgt één stem en de andere twee), of over drie kandidaten verdeeld (alle drie kandidaten krijgen één stem). De drie kandidaten die de meeste stemmen krijgen, komen in de ondernemingsraad. Een voordeel van de methode van cumulatieve stemmen is dat minderheidsgroepen meer kans hebben hun kandidaat gekozen te krijgen. Uit vier kandidaten, waaronder één vrouwelijke kandidaat, worden drie nieuwe leden voor de ondernemingsraad gekozen. Een aantal vrouwen in het bedrijf richt een actiegroep op om de vrouwelijke kandidaat in de ondernemingsraad te krijgen. Binnen de actiegroep wordt afgesproken dat iedereen zijn of haar drie stemmen op die vrouwelijke kandidaat uitbrengt. In het bedrijf werken nog steeds in totaal 2611 mensen. |
|||||||||||||||||||||||
5p. | 21. | Bereken hoe groot de actiegroep moet zijn om de vrouwelijke kandidaat met zekerheid verkozen te krijgen. | |||||||||||||||||||||
UITWERKING | |
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | |
1. | Aflezen: in 1975
ongeveer 23000 schakers en in 1963 ongeveer 14500 De toename is dan 23000 - 14500 = 8500 Dat is in 12 jaar dus de gemiddelde toename per jaar is 8500/12 = 708 In 1978 waren er ongeveer 26500 schakers De toename tussen 1975 en 1978 is dan 26500 - 23000 = 3500 schakers Dat is in 3 jaar dus de gemiddelde toename per jaar is 3500/3 = 1167 Dus in de periode 1963 - 1975 was de gemiddelde toename per jaar kleiner. |
2. | De afname is 0,1%
in 24 jaar. Om van 0,18% bij 0% te komen moet dat nog 1,8 keer 0,1% afnemen. Dat duurt dus 1,8 keer 24 jaar en dat is 43,2 jaar. Dus dat zal gebeuren in 2046 |
3. | Aflezen: het
percentage schakers was in 1990 ongeveer 0,75% In de eerste figuur zie je dat er in 1975 ongeveer 29500 schakers waren Als 0,75% gelijk is aan 29500 dan is 100% gelijk aan 100 • 29500/0,75 = 3933333 sporters. Daarvan is 1,85% bridger, dus dat zijn 0,0185 • 3933333 = 72767 bridgers. (ongeveer 73000) |
4. | Het aantal keren
wit is binomiaal verdeeld. Het aantal experimenten is n = 10 De kans op succes (wit) per keer is p = 0,5 Het gaat om minstens 8 successen, en P(X ≥ 8) = 1 - P(X ≤ 7) Dat is 1 - binomcdf(10, 0.5, 7) = 0,055 |
5. | De maat is 31 + 86
= 117 dus het pakket is Extra Large Hongarije is Zone 3 De tabel levert dan een prijs van 40,00 Het postkantoor rekent 43,97, dus dat scheelt 3,97 Dat is 3,97/43,97 • 100% = 9,03% |
6. | Voor 30 euro uit
Zweden (zone 3) moet de afmeting Large zijn. Dus zijn de kortste plus de langste zijde hoogstens samen 90 cm Als de langste zijde 60 cm is, dan is de kortste dus maximaal 30 cm. De afmetingen zijn dan 30 × 30 × 60 cm |
7. | Het volume is
lengte • breedte • hoogte Bij de getekende balk is dat x • x • (90 - x) x • x • (90 - x) = x2 • (90 - x) = x2 • 90 - x2 • x = 90x2 - x3 |
8. | Er is sprake van
exponentiële groei met een groeifactor 1,20 (20%) per jaar. De beginhoeveelheid is 37000 (noem t = 0 eind 2003) eind 2015 is dan t = 12 Dan is het aantal gelijk aan 37000 • 1,2012 = 330000 Dat si een toename van 330000 - 37000 - 293000 pakketten Er zijn dus 293000/10000 = 29,3 werknemers mee, dus 29 werknemers. |
9. | 98% van de
studenten moet een reikhoogte hebben die kleiner is dan de hoogte van de
kamer. Dan moet gelden normalcdf(0,X, 2114, 117) = 0.98 Voer in de GR in Y1 = normalcdf(0, X, 2114, 117) en Y2 = 0,98 Intersect levert X = 2355 mm dus de kamer moet minstens 2,355 meter hoog zijn. |
10. | De stoel is
verstelbaar van 436 tot 516 mm, dus de knieholtehoogte moet tussen de
406 en 486 mm zitten Dat is zo bij normalcdf(406, 486, 464, 40) = 0,64 dus bij 64% van de mensen. |
11. | Voor de gemengde
groep geldt: xg = 0,40 • 1817 + 0,60 • 1668 = 1727,6 mm sg2 = 0,40 • 832 + 0,60 • 672 + 0,40 • 0,60 • (1817 - 1668)2 = 10777,24 dus sg = √10777,24 = 103,81 Langer dan 185 cm is dan langer dan 1850 mm en dat is normalcdf(1850, 10000..., 1727.6, 103.81) = 0,119 Dat is dus 11,9%. Apart berekenen: Van de mannen is normalcdf(1850, 100000..., 1817, 83) = 0,345 dus 34,5% langer Van de vrouwen is normalcdf(1850, 100000..., 1668, 67) =0,0033 dus 0,33% langer. Samen is dat 0,40 • 34,5 + 0,60 • 0,33 » 0,14 dus 14,0% |
12. | Als xm
= xv dan is xm - xv
= 0 dus het laatste stuk van de formule is nul. Dan blijft er over: sg2 = am • s2 + av • s2 = s2 • (am + av) = s2 • 1 = s2 Klaar! |
13. | De kans dat alle
tien de werkwoorden onregelmatig zijn is 0,0310 = 5,9 •
10-16 1 op de miljard is kans 10-9 dus deze kans is nog veel en veel kleiner. |
14. | Een afname van 50
naar 14 betekent een factor 14/50 = 0,28 Maar dat is in een periode van 1200 jaar, dus per jaar is de groeifactor 0,281/1200 = 0,99893976 Voor halvering moet gelden gt = 0,5 dus in dit geval 0,99893976t = 0,5 Dat geeft t = log0,5/log0,99893976 = 653,41 jaar (Deze laatste stap mag ook met de GR: Y1 = 0,99893976^X en Y2 = 0,5 en dan intersect) In honderden jaren is dat dus 700 jaar. |
15. | klasse 3: F
= 1,6 • 10-3 en T = 5400 invullen geeft
5400 = c • √(1,6 • 10-3) Daaruit volgt c = 5400/√(1,6 • 10-3) = 135000 klasse 4 geeft op precies dezelfde manier c = 2000/√2,2•10-4 = 1348340 conclusie c ≈ 135000 |
16. | Als een werkwoord
100 keer zo vaak gebruikt wordt, dan wordt F 100 keer zo groot. Irene beweert dat het dan 10 keer zo lang duurt voordat het verandert, dus dat T tien keer zo groot wordt. Irene beweert dus dat, als je F door 100F vervangt, dat dan T 10 keer zo groot wordt. Vervang F door 100F: Tnieuw = c√(100F) = c • √100 • √F = 10 • c • √F = 10 • Toud Dat klopt dus! |
17. | Van de 3112
mannelijke sollicitanten zijn er 236 aangenomen, dus de kans dat een
mannelijke sollicitant wordt aangenomen is ongeveer 236/3112
= 0,076 Van de 2032 vrouwelijke sollicitanten zijn er 164 aangenomen dus de kans dat een vrouwelijke sollicitant wordt aangenomen is ongeveer 164/2032 = 0,081 Dat is ongeveer gelijk, dus het aannamebeleid is eerlijk. |
18. | Met het
vaasmodel: We hebben een "vaas" met 2611 mensen, 1436 mannen en 1175 vrouwen, en kiezen er 5 uit. De kans op 4 vrouwen en 1 man is dan: |
Met een kansboom: één mogelijke tak is VVVVM met de kans 1175/2611 • 1174/2610 • 1173/2609 • 1172/2608 • 1436/2707 = 0,0225 er zijn 5 nCr 1 = 5 zulke takken, dus de totale kans wordt 5 • 0,0225 = 0,113 |
|
19. | Er zijn 215 + 388
= 603 mannen boven de 40. Daarvan voelen 215 zich wel eens oneerlijk behandeld en dat is 215/603 •100% = 36% Er zijn 340 + 257 = 597 vrouwen boven de 40. Daarvan voelen zich 257 zich wel eens oneerlijk behandeld en dat is 257/597 • 100% = 43% Vrouwelijk werknemers voelen zich dus relatief vaker oneerlijk behandeld dan mannelijke werknemers. |
20. | In totaal zijn er
285 + 215 = 500 mannen die zich wel eens oneerlijk behandeld voelen. 20% daarvan is 100 mannen In totaal zijn er 301 + 257 = 558 vrouwen die zich wel eens oneerlijk behandeld voelen 12% daarvan is 0,12 • 558 = 67 vrouwen Samen is dat 100 + 67 = 167 mensen. |
21. | In totaal zijn er
2611 • 3 = 7833 stemmen. Er worden drie kandidaten van de vier gekozen, dus je moet minstens 25% van de stemmen hebben (dan kunnen er nooit drie anderen méér stemmen dan jij hebben) Je hebt dus minstens 7833/4 = 1958,25 ofwel 1959 stemmen nodig. Van elk lid van de actiegroep krijg je 3 stemmen, dus er zijn minstens 1959/3 = 653 leden nodig in de actiegroep. |