VWO WC, 2017 - I Pilot. | ||
De formule van Riegel en kilometertijden . | |||
De marathonloper Pete Riegel ontwikkelde een
eenvoudige formule om te voorspellen welke tijd een hardloper nodig
zou hebben om een bepaalde afstand af te leggen, op basis van zijn
tijden op eerder gelopen afstanden. |
|||
|
|||
T1 is de tijd, uitgedrukt in
seconden, die gelopen is op de afstand d1
en T2 is de voorspelde tijd in seconden op de
afstand d2 . De formule is geldig voor
afstanden vanaf 1500 meter tot en met 42195 meter, de marathon. |
|||
3p. |
1. |
Bereken in minuten en seconden Haralds te verwachten tijd op de 10000 meter. |
|
Het ligt voor de hand dat de gemiddelde snelheid lager wordt als de te lopen afstand groter wordt. Olaf loopt de 3000 meter in 8 minuten en 29 seconden. Dat is 509 seconden. |
|||
5p. |
2. |
Bereken met behulp van het bovenstaande en de formule van Riegel met hoeveel procent de gemiddelde snelheid van Olaf afneemt als de te lopen afstand verdubbelt. |
|
Een andere maat voor de snelheid is de
kilometertijd K, het aantal seconden dat een hardloper
gemiddeld per kilometer nodig heeft. In formulevorm:
K = T/d
. In de figuur hieronder zijn de kilometertijden weergegeven van de wereldrecords hardlopen zoals ze waren in november 2013. |
|||
|
|||
De formule van de hier getekende grafiek die zo goed
mogelijk bij de verschillende punten past, is van de vorm Het wereldrecord op de 1,5 km (1500 meter) is precies 3 minuten en 26 seconden. Het bijbehorende punt ligt op de grafiek. Op basis hiervan kan berekend worden dat a ongeveer 133 is. |
|||
4p. |
3. |
Bereken de waarde van a in twee decimalen nauwkeurig. | |
De kilometertijd van het wereldrecord op de 30 km ligt boven de kromme. | |||
4p. |
4. |
Bereken hoeveel procent de kilometertijd op deze afstand hoger is dan de formule voorspelt. |
|
Zonnepanelen. |
|
||||||||||||||
Veel mensen denken erover om zonnepanelen aan te
schaffen. Bedrijven spelen daarop in en geven daar allerlei informatie
over op hun websites. |
|||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Op de website wordt uitgegaan van een
zonnepanelen-installatie met een aanschafprijs van € 2995 en een
opbrengst van 1750 kWh elektriciteit per jaar. Om de opbrengst in euro's
te berekenen, wordt op diezelfde website gerekend met de prijs die de
eigenaar van de zonnepanelen zou moeten betalen als hij de elektriciteit
van een elektriciteitsbedrijf zou moeten kopen. |
|||||||||||||||
3p. |
5. |
Leg uit hoe je deze formule kunt afleiden uit de gegevens. | |||||||||||||
Om de jaarlijkse stijging van de elektriciteitsprijs van 5% te onderbouwen geeft de website elektriciteitsprijzen uit het verleden. Zo was in 1999 de prijs € 0,11 per kWh en in 2011 al € 0,22 per kWh. Als je aanneemt dat de elektriciteitsprijs in deze periode exponentieel gegroeid is, kom je echter niet op een (afgerond) jaarlijks groeipercentage van 5. |
|||||||||||||||
3p. |
6. |
Bereken het jaarlijks groeipercentage voor de periode 1999-2011. Rond je antwoord af op één decimaal. |
|||||||||||||
Omdat het percentage waarmee de elektriciteitsprijs verandert, niet steeds hetzelfde is, staat er op de website een tool waarmee je dit percentage kunt wijzigen. Bij een lagere stijging van de elektriciteitsprijs zal de opbrengst in euro's per jaar van de zonnepanelen-installatie ook lager zijn. |
|||||||||||||||
4p. |
7. |
Bereken met welk percentage per jaar de elektriciteitsprijs minstens moet toenemen om in jaar 20 een opbrengst van de zonnepanelen-installatie van € 500 of meer te krijgen. Geef je antwoord in één decimaal nauwkeurig. |
|||||||||||||
Voor het vervolg van deze opgave gaan we niet
meer uit van een jaarlijkse stijging van de elektriciteitsprijs maar van
een vaste prijs van € 0,225 per kWh. |
|||||||||||||||
|
|||||||||||||||
De overheidssubsidie van 15% van de aanschafprijs is nog niet verwerkt in de prijzen van de tabel. De overheidssubsidie bedraagt maximaal € 650. De terugverdientijd is de periode die het duurt
tot het aankoopbedrag van het systeem is terugverdiend via besparing op
de elektriciteitskosten. |
|||||||||||||||
4p. |
8. |
Bereken, uitgaande van de verwachte elektriciteitsopbrengst, in welk jaar het aankoopbedrag volledig is terugverdiend. |
|||||||||||||
Seine. | |||
In de volgende figuur zie je het kunstwerk 'Seine' van Ellsworth Kelly, waarin de schittering op het water van de rivier de Seine verbeeld is door middel van zwarte en witte vakjes die allemaal even groot zijn. |
|||
|
|||
Het paneel is ingedeeld in 83 (verticale) kolommen en 41 (horizontale) rijen. De meest linkse kolom is helemaal wit. In de kolom direct rechts daarvan bevindt zich 1 zwart vakje, de kolom daarnaast bevat één zwart vakje meer, enzovoort, totdat in de middelste kolom alle 41 vakjes zwart zijn. Er is maar één kolom met allemaal zwarte vakjes. Daarna bevat elke volgende kolom steeds één zwart vakje minder. |
|||
De zwarte vakjes in het kunstwerk zijn willekeurig
geplaatst in de kolommen. Kelly heeft dit gedaan door te loten. Op deze
manier zijn er veel verschillende eindresultaten mogelijk. Zelfs voor
een kleiner kunstwerk van 9 kolommen en 4 rijen zijn er al veel
verschillende mogelijkheden. |
|||
|
|||
4p. | 9. | Bereken hoeveel verschillende 'kunstwerken' bestaande uit 9 kolommen en 4 rijen met deze procedure te maken zijn. | |
Om te berekenen hoeveel zwarte vakjes er in totaal zijn,
kun je in gedachten alle zwarte vakjes in de kolommen naar beneden
schuiven. |
|||
4p. |
10. |
Bereken het totale aantal zwarte vakjes in het kunstwerk 'Seine'. | |
Rechthoeken waarvan de zijden een
gulden-snede-verhouding hebben, worden vaak mooi gevonden. In figuur
hiernaast zie je een rechthoek met korte zijde k en lange zijde
l. |
|
||
|
|||
5p. |
11. |
Onderzoek of zo'n vakje van het kunstwerk 'Seine' een gulden-snede-verhouding heeft. |
|
Experiment onder rechtenstudenten. | |||
Bij een experiment onder 300 eerstejaars rechtenstudenten moesten deze studenten zich buigen over de volgende redenering: |
|||
Redenering I |
|||
De bewering in de eerste zin kunnen we met symbolen als volgt weergeven: S Þ L |
|||
3p. |
12. |
Geef de bewering in de tweede zin weer in logische symbolen en leg uit dat deze bewering niet volgt uit de bewering in de eerste zin. |
|
Uit dit experiment bleek dat 70 procent van de 300
eerstejaars rechtenstudenten redenering I ontmaskerde als een ongeldige
redenering. |
|||
Redenering II |
|||
Slechts 28 procent van de eerstejaars rechtenstudenten gaf het juiste antwoord. Eén van de volgende Venn-diagrammen is geschikt om te onderzoeken of redenering II geldig is of niet. |
|||
|
|||
3p. |
13. |
Welk Venn-diagram is geschikt om te onderzoeken of redenering II geldig is of niet? Licht je antwoord toe. |
|
Nu bekijken we de volgende twee beweringen: |
|||
1. Als je stoer bent, dan ga je laat naar
bed. 2. Als je een watje bent, dan ga je niet laat naar bed. |
|||
3p. |
14. |
Is uit dit tweetal beweringen de conclusie ‘Als je een watje bent, dan ben je niet stoer’ te trekken? Licht je antwoord toe. |
|
IK - Kunstwerk. | |||
Op de foto zie je een kunstwerk van Jan van Munster in de vorm van de letters I en K. In de figuur hieronder staat een bovenaanzicht van
dit kunstwerk op schaal 1:20.
|
|
||
|
|||
3p. | 15. |
Teken het rechterzijaanzicht van de letter K op schaal 1:20. |
|
In de figuur is de breedte van de letter K
aangegeven. Bovendien zijn in de letter K twee stippellijnen
getekend. |
|||
5p. | 16. |
Laat zien hoe die 35,4 cm en die 121 cm met deze gegevens berekend kunnen worden. |
|
Hieronder is de letter K in perspectief getekend. | |||
|
|||
5p. | 17. | Teken de letter I op de juiste plaats erbij in deze tekening. | |
Jan van Munster heeft ook twee IK-paviljoens laten bouwen: twee expositiegebouwen in de vorm van de letters I en K. Zie de foto hiernaast. Neem aan dat deze paviljoens een vergroting zijn van het IK-kunstwerk waarbij alle lengtes 8 maal zo groot zijn en dat de dikte van de wanden verwaarloosbaar is. |
|
||
2p. |
18. |
Bereken de vloeroppervlakte van het paviljoen van de letter I in m2 nauwkeurig. |
|
Pi in het oude India. | |||||
Indiase wiskundigen hebben in de loop van de geschiedenis een grote bijdrage geleverd aan de wiskunde. Ze hebben onder andere onderzocht hoe je het getal π kunt benaderen. In de zesde eeuw schreef de grote Indiase wiskundige Aryabhata het volgende: |
|||||
|
|||||
3p. |
19. |
Bereken, gebruikmakend van de formule omtrek cirkel = π • diameter cirkel , in vier decimalen nauwkeurig welke waarde hieruit volgt voor het getal π . |
|||
Het is niet duidelijk hoe Aryabhata aan deze
benadering gekomen is. In de 14e eeuw ontdekte de Indiase wiskundige
Madhava een manier om de waarde van π te benaderen met behulp van
een rij. Hij ging zo verder, dus: 4 - 4/3 + 4/5 - 4/7 + 4/9 - 4/11 + ... Na elke nieuwe term die hij erbij optelde, kwam hij steeds dichter bij het getal π . Zie de figuur. |
|||||
|
|||||
Madhava kon bewijzen dat hij op deze manier inderdaad steeds dichter bij de werkelijke waarde van π kwam. Nadeel van deze manier is echter wel dat je veel termen nodig hebt voor een redelijke benadering van π . Het resultaat na drie termen: 37/15 verschilt nog behoorlijk van π . |
|||||
3p. |
20. |
Bereken hoeveel termen je minimaal nodig hebt om te zorgen dat het verschil met π kleiner is dan 0,1. |
|||
Madhava telde voor zijn benadering van de termen van een rij bij elkaarop, namelijk de termen van de volgende rij:
4/1, -4/3,
4/5,
-4/7,
4/9,
-4/11 |
|||||
|
|||||
|
|||||
3p. |
21. |
Onderzoek welke van deze twee formules de juiste is. | |||
Madhava gaf ook een andere rij, die sneller tot een goede benadering van π leidde. De formule voor deze rij luidt: |
|||||
|
|||||
Hiermee kon hij op soortgelijke wijze als boven een benadering van π vinden die steeds nauwkeuriger wordt naarmate meer termen gebruikt worden. |
|||||
3p. |
22. |
Geef een benadering van π door de eerste drie termen van deze rij bij elkaar op te tellen en bereken het verschil met de werkelijke waarde van π in twee decimalen nauwkeurig. |
|||
UITWERKING | ||
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | ||
1. | 4
minuten en 52 seconden is 292 seconden T2 = 292 • (10000/1500)1,07 = 2223 seconden Dat is 37 minuten en 3 seconden. |
|
2. | d1
= 3000 T1 = 509 d2 = 6000 invullen in de formule: T2 = 509 • (6000/3000)1,07 = 1068,611 seconden v1 = 3000/509 = 5,8939 v2 = 6000/1068,611 = 5,6148 dat is 5,6148/5,8939 • 100% = 95,3% Een afname van 4,7% |
|
3. | 3
minuten en 26 seconden is 206 seconden T = 206 en d = 1,5 dus K = 206/1,5 = 137,33 137,33 = a • 1,50,07 137,33 = a • 1,0288 a = 137,33/1,0288 = 133,49 |
|
4. |
aflezen: de kilometertijd is ongeveer 175 seconden. 133 • 300,07 = 168,75 175/168,75 • 100% = 103,7% Dat is dus 3,7% hoger |
|
5. | De
prijs per Kwh heeft een toename van 5%, dat betekent een groeifactor van
1,05. De beginwaarde is 0,225 dus de exponentiële formule zou worden P = 0,225 • 1,05t Maar het beginjaar hoort nu bij t = 1 en niet bij t = 0 Dus moet je t vervangen door t - 1: P = 0,225 • 1,05t - 1 De opbrengst is Z = 1750 • P = 1750 • 0,225 • 1,05t - 1 = 393,75 • 1,05t - 1 |
|
6. | de
groeifactor was 0,22/0,11 = 2 maar dat was
in 12 jaar g12 = 2 geeft g = 21/12 = 1,059 Dat is een groeipercentage van 5,9% |
|
7. | Een
opbrengst van 500 op t = 19 betekent 393,75 • g19
= 500 g19 = 500/393,75 = 1,2698 g = 1,26981/19 = 1,0127 Dat betekent een groei van 1,3% |
|
8. | de
subsidie is 0,15 • 6299 = 944,85 dus dat wordt 650. dan is de aanschafprijs 6299 - 650 = 5649 De opbrengst per jaar is 2500 • 0,225 = 562,50 Dat duurt dus 5649/562,50 = 10,04 jaar Dus in 2023 is het volledig terugverdiend. |
|
9. | 1e
+ 9e kolom: 1 mogelijkheid 2e + 8e kolom: 4 nCr 1 = 4 mogelijkheden 3e + 7e kolom: 4 nCr 2 = 6 mogelijkheden 4e + 5e kolom: 4 nCr 3 = 4 mogelijkheden in totaal 1 • 4 • 6 • 4 • 4 • 6 • 4 • 1 = 9216 mogelijkheden. |
|
10. |
De eerste 41 kolommen geven 0 + 1 + 2 + ...
+ 40 = 820 De laatste 41 kolommen geven ook 820 De middelste kolom geeft 41 Samen 820 + 820 + 41 = 1681 |
|
11. | De
korte zijde is 41,9/41 = 1,022 De lange zijde is 114,9/83 = 1,384 1,022/1,384 = 0,738 1,384/(1,384 + 1,022) = 0, 575 Die zijn niet gelijk dus het is GEEN gulden snede. |
|
12. |
niet stoer Þ
niet laat naar bed Ø S Þ Ø L De eerste bewering zegt alleen iets over stoere mensen, en beweert duus helemaal niets over niet-stoere mensen. |
|
13. |
Het is nog onbekend of jij een watje bent, dus
"watje" en "jij" moeten deels overlappen. Dat is dus diagram A. |
|
14. |
Er staat: S Þ L W Þ ØL De tweede is gelijk aan Ø Ø L Þ ØW ofwel L Þ ØW S Þ L en L Þ ØW betekent dat S Þ ØW Daaruit volgt weer W Þ ØS Dus JA. |
|
15. | Teken
het gewoon aan de rechterkant. Zie de blauwe figuur. Voor het "echte" rechteraanzicht nog even een kwartslag draaien. |
|
16. |
onderaan staat een gelijkbenige rechthoekige
driehoek met schuine zijde 50. Als de rechthoekszijden beiden x zijn dan geldt x2 + x2 = 502 = 2500 2x2 = 2500 x2 = 1250 x = √1250 = 35,4 De totale breedte is dan 50 + √1250 + √1250 = 121 cm |
|
17. |
Zie hieronder. de tekening wijst zichzelf wel,
denk ik. de twee rode lijntjes zijn even lang als het zwarte lijntje dat het verlengde ervan is. |
|
|
||
18. |
De oppervlakte van de letter I is 1,71 •
0,50 = 0,855 m2 Als het paviljoen 8 keer zo groot is, is de oppervlakte ervan 64 keer zo groot. 64 • 0,855 = 55 m2 |
|
19. |
(100 + 4) • 8 + 62000 = 62832 is de omtrek de diameter is 20000 π = omtrek/diameter = 62832/20000 = 3,1416 |
|
20. | gewoon
proberen: 4/1 - 4/3 + 4/5 - 4/7 + 4/9 - 4/11 + 4/13 - 4/15 + 4/17 = 3,252365... en dat is 0,11077... meer dan π 4/1 - 4/3 + 4/5 - 4/7 + 4/9 - 4/11 + 4/13 - 4/15 + 4/17 - 4/19 = 3,041839... en dat is 0,09975 minder dan π er zijn dus minimaal 10 termen nodig. |
|
21. |
vul n = 1 in beide formules in. formule I geeft u1 = 4 • 1/1 = 4 formule II geeft u1 = 1/1 = 1 Dus formule I is de juiste formule. |
|
22. |
v0 = √12 • (-1)0/1
• 30 = √12 v1 = √12 • (-1) /3 • 3 = -1/9√12 v2 = √12 • (-1)²/5 • 3² = 1/45√12 v0 + v1 + v2 = √12 • (1 - 1/9 + 1/45) = 3,156181472... Dat scheelt 0,014588818... dus ongeveer 0,01 |