VWO WC, 2019 - II

 

De piano.
       

       

In deze  figuur staat een gedeelte van het toetsenbord van een piano afgebeeld. De witte en de zwarte toetsen stellen allemaal verschillende tonen voor. Op de witte toetsen staat ook de naam van de bijbehorende toon. Voor tonen die bij de zwarte toetsen horen, bestaan meerdere namen. In de figuur zijn ze daarom genummerd.

Als je een toets aanslaat op de piano, dan zorgt dat ervoor dat er een snaar gaat trillen. De snelheid van die trilling bepaalt de toon die je hoort.
De snelheid waarmee een snaar trilt, noemen we de
frequentie. De frequentie is het aantal trillingen per seconde en heeft Hertz (Hz) als eenheid.

Bijvoorbeeld: de linker toon F in de figuur heeft een frequentie van 352 Hz.
Dat betekent dus dat de snaar die deze toon F voortbrengt 352 keer per seconde trilt.

Bij de linker toon A in de figuur hoort een frequentie van 440 Hz.

       

3p.

1.

Bereken hoeveel seconden één trilling die bij deze toon A hoort, duurt. Geef je antwoord in vier decimalen.

       

Als de frequentie van een toon twee keer zo groot is als die van een andere toon, dan vormen deze twee tonen samen een octaaf. Dus: de toon A met een frequentie van 440 Hz en een toon met een frequentie van 880 Hz vormen samen een octaaf van A. Deze tonen krijgen dezelfde naam, dus ook de toon met een frequentie van 880 Hz noemen we A: dat is de rechter A in de figuur.

Op de meeste moderne piano's is de laagste toon een A met een frequentie van 27,5 Hz. De hoogste A heeft een frequentie van 3520 Hz.

       

4p.

2.

Bereken hoeveel octaven van A zo'n piano omvat.
     

 

Twee opeenvolgende C's in de figuur vormen samen een octaaf van C. Voor twee opeenvolgende C's geldt dat de frequentie van de rechter C twee keer zo groot is als die van de linker C, oftewel: de verhouding van hun frequenties is 2 :1.

Bij het stemmen van een piano wordt ervoor gezorgd dat de verhouding van de frequenties van twee opeenvolgende tonen in een serie als C-1-D-2-E-F-3-G-4-A-5-B-C precies gelijk is. Zie de figuur.

       

Elk van deze verhoudingen is (ongeveer) 1,0595 :1.
       

3p.

3.

Laat met een berekening zien dat deze verhouding juist is.
     

 

In de praktijk is het werken met deze frequentieverhoudingen niet zo handig. Daarom wordt meestal de zogenaamde toonafstand (TA) gebruikt. De eenheid van de toonafstand is cent.

De waarde van a in de formule is zó gekozen dat de toonafstand tussen twee opeenvolgende tonen precies gelijk is aan 100 cent.

Als je uitgaat van het hierboven genoemde getal 1,0595 en daarmee a berekent, dan moet, afgerond op één decimaal, gelden: a = 3983,9.

       

3p.

4.

Bereken op deze wijze de waarde van a in drie decimalen.
     

 

De toonafstand tussen twee tonen waar één toon tussen zit, is bij een gestemde piano 200 cent. Zitten er twee tonen tussen, dan is de toonafstand 300 cent, enzovoort.
Als je op een piano meer toetsen tegelijk aanslaat, krijg je een samengestelde klank.
Zo kun je een F en de rechts ervan gelegen A tegelijk aanslaan: zie de figuur hiernaast.

De frequentieverhouding van de tonen in deze samengestelde klank is volgens de muziektheorie gelijk aan 5 : 4 .
Met deze verhouding kun je een toonafstand berekenen volgens de muziektheorie. Je kunt de toonafstand ook berekenen door uit te gaan van het idee dat bij een gestemde piano tussen elke twee opeenvolgende tonen 100 cent zit.Op een gestemde piano wijkt de toonafstand (
TA) van de bovenvermelde (uit F en A) samengestelde klank iets af van de toonafstand die volgens de muziektheorie moet gelden.

       

4p.

5.

Bereken hoeveel cent deze afwijking bedraagt. Geef je antwoord als een geheel getal.

     

 

       
Dakopbouw.
       

Een architectenbureau heeft voor volle steden een mogelijkheid bedacht om huizen met een plat dak uit te breiden: een dakopbouw die relatief weinig kost, snel te plaatsen is en gemakkelijk is aan te passen aan de individuele wensen van een klant. Aan de hand van deze wensen wordt door middel van een computerprogramma voor elke klant een ontwerp gemaakt, uitgaande van een aantal basismodellen.

Bij een van de modellen kan een klant kiezen voor een kleine dakopbouw die, als er nog ruimte is op het platte dak, later eventueel uit te breiden is. In onderstaande figuur links zie je de plattegrond van deze dakopbouw met een buitenterras vóór de uitbreiding. In de figuur rechts zie je de plattegrond met een buitenterras ná de uitbreiding. In deze figuren staan ook oppervlaktes vermeld. De dakopbouw heeft overal een binnenhoogte van 2,60 meter, zowel voor als na de uitbreiding.

       

       

Door de uitbreiding veranderen de oppervlaktes van douche en trapgat niet.

       

3p.

6.

Bereken met hoeveel m3 de inhoud van het binnengedeelte van de dakopbouw toeneemt bij de uitbreiding.

     

 

In de figuur hieronder zie je een perspectieftekening van een ander basismodel. In deze figuur zie je dat de lengte van de staande balk van dit basismodel 2,90 meter is.

       
       

Voor het in deze figuur gekozen perspectief – waarbij de horizon horizontaal loopt – heeft men in het computerprogramma een denkbeeldig punt aan moeten geven van waaruit het perspectief getekend moest worden.

       

4p.

7.

Bereken met behulp van de figuur op welke hoogte dit denkbeeldige punt gekozen is. Geef je antwoord in gehele meters.

     

 

De dakopbouw is dus naar wens aan te passen. Een potentiële klant wil een beeld krijgen hoe de dakopbouw eruit zou zien als het basismodel van de figuur hierboven wordt uitgebreid met een piramidevormig dak. Dit piramidevormige dak wordt op de donkergrijze dakrand boven de kamer geplaatst waardoor de hele dakopbouw anderhalf keer zo hoog wordt. De top T van het piramidevormige dak komt precies boven het midden van het huidige dak van de opbouw.

       

5p.

8.

Teken de top T en daarna de rest van het piramidevormige dak in de figuur. Licht je werkwijze toe.

     

 

 

 

Boom van Pythagoras.
       

Veel mensen hebben weleens de boom van Pythagoras gezien. Deze boom bestaat uit vierkanten en gelijkbenige rechthoekige driehoeken. In de volgende  figuur staat het begin van zo’n boom en in de figuur daaronder een door (twee) leerlingen verder uitgewerkte tekening van die boom.

       

       

       

De boom in de onderste figuur begint onderaan in het midden van de lange zijde van het papier met een vierkant en daarop een passende gelijkbenige rechthoekige driehoek. Het vierkant en de driehoek samen noemen we stap 0. Bij iedere volgende stap komt er op elke rechthoekszijde van de driehoek steeds een vierkant met daarop weer een passende driehoek bij. Het vierkant past steeds precies op de rechthoekszijde. Zie ook de bovenste figuur.

Je kunt aantonen dat de oppervlaktes van de vierkanten in elke volgende stap half zo groot worden. Anders gezegd: je kunt aantonen dat, als we de oppervlakte van een vierkant a2 noemen, de oppervlakte van het vierkant in de volgende stap 1/2a2 is.

       

3p.

9.

Toon dit aan.
     

 

Een gevolg hiervan is dat de lengte d van de diagonaal in het vierkant in de volgende stap precies gelijk is aan de hoogte a van het vierkant in de vorige stap. Zie de figuur hiernaast.

Hans wil ook een boom van Pythagoras tekenen en begint in het midden van de onderkant van zijn papier met een onderste vierkant van 10 cm bij 10 cm. Hij heeft een vel papier met afmetingen 420 mm bij 594 mm tot zijn beschikking. Hij vraagt zich af of hij wel tot en met stap 5 kan komen met zijn boom. Hij zorgt ervoor dat de zijde van 594 mm de onderkant van zijn tekenpapier is.

     

4p.

10.

Onderzoek met een berekening of de hoogte van deze boom van Pythagoras tot en met stap 5 op dit vel past.

     

 

De lengtes van de zijden van de opeenvolgende vierkanten vormen een rij waarin elk volgend getal met een vaste factor vermenigvuldigd wordt.
Fleur gaat een boom van Pythagoras tekenen. Haar tekenpapier is groot genoeg voor heel veel stappen. Ze begint met een vierkant van 13 cm bij 13 cm. Ze kan geen vierkantje tekenen met een zijde die kleiner dan 1 mm is.

       

4p.

11.

Bereken na welke stap Fleur stopt met tekenen.
     

 

Bij het tekenen van een boom van Pythagoras wordt het aantal nieuwe vierkanten A bij elke volgende stap verdubbeld. Vandaar dat geldt  An = 2n  met A0 = 1 waarbij n het stapnummer is.

Om te bepalen wat het totale aantal getekende vierkantjes tot en met een bepaalde stap n is, kun je een somformule Sn gebruiken.
Als je de getallen uit de rij  
bbr, br2, br3,…, brn  op wilt tellen, geldt de somformule die hoort bij een exponentieel verband:

4p.

12.

Bereken bij welke stap het totale aantal vierkantjes voor het eerst meer dan 2000 is.

     

  

       

 

Welke van de tien?
       

In april 2015 zette een tv-presentator uit Singapore een puzzel op het internet die afkomstig was uit een toets voor basisschoolkinderen van een school voor hoogbegaafde kinderen. De puzzel ging vervolgens de hele wereld over, want iedereen vroeg zich af hoe je hem eigenlijk op moest lossen.

Een variant van die puzzel is de volgende:

       

Amir en Bob hebben net Carina leren kennen en ze willen graag weten wanneer ze jarig is. Carina geeft ze een lijst met 10 mogelijke data:

 
september 20 21 24
oktober 22 23  
november 19 21  
december 19 20 22
 

Daarna vertelt ze aan Amir in welke maand ze jarig is en aan Bob op welke dag van de maand ze jarig is. Amir zegt vervolgens: “Ik weet niet wanneer Carina jarig is, maar ik weet zeker dat Bob het op dit moment ook niet weet.”

Bob reageert hierop: “Eerst wist ik inderdaad niet wanneer Carina jarig is, maar dankzij Amirs opmerking weet ik het nu wel”, waarop Amir concludeert: “Oh, maar dan weet ik het nu ook!”

       

Deze lastige puzzel is op te lossen met behulp van logisch redeneren. We spreken daarvoor de volgende notaties af:

-

A(oktober) betekent ‘Carina heeft tegen Amir gezegd dat ze in de maand oktober jarig is’.

-

B(22) betekent: ‘Carina heeft tegen Bob gezegd dat ze op de 22e jarig is’.

- C(20 december) betekent ‘Carina is jarig op 20 december’.
       

Voor andere dagen en maanden gelden dan vergelijkbare notaties.

In deze notatie kun je bijvoorbeeld schrijven:   C(20 september) (A(september) B(20))

       

2p.

13.

Vertaal bovenstaande logische uitdrukking in een gewone zin.
       

Vanzelfsprekend kan Amir nooit weten wanneer Carina jarig is. Voor iedere maand zijn immers meerdere dagen mogelijk. Voor Bob ligt dat anders, maar toch zegt Amir zeker te weten dat Bob ook niet weet wanneer Carina jarig is.

Hieruit kun je concluderen dat Carina in november of december jarig is.

       

3p.

14.

Leg uit hoe je tot deze conclusie komt.
     

 

Bob weet dus in eerste instantie niet wanneer Carina jarig is. Je kunt alle mogelijkheden die er voor hem zijn, weergeven in de afgesproken notatie.
Omdat inmiddels bekend is dat Carina in november of december jarig is, kunnen we ons beperken tot de dagen die in november en december vóórkomen. Het lijstje met data ziet er nu dus als volgt uit:

       
november 19 21  
december 19 20 22
       

Voor elk van de dagen 19, 20, 21 en 22 kan, uitgaande van wat Carina tegen Bob gezegd kan hebben, een logische uitdrukking gemaakt worden.

Door deze vier logische uitdrukkingen te combineren met het gegeven dat Carina in november of december jarig is én het feit dat Bob haar verjaardag weet dankzij dit gegeven, kun je concluderen dat Carina niet op de 19e jarig is.

Eén van die logische uitdrukkingen is:  B(20) C(20 december)

       

4p.

15.

Schrijf voor de andere drie dagen die vóórkomen in de maanden november en december ook zo'n logische uitdrukking op en leg uit hoe je aan de conclusie komt dat Carina niet op de 19e jarig is.

     

 

We weten dus nu twee dingen:
1. Carina is in november of in december jarig;
2. Carina is niet op de 19e jarig.

Blijkbaar is dit genoeg informatie voor Amir om erachter te komen wanneer Carina jarig is.

       

3p.

16.

Wanneer is Carina jarig? Licht je antwoord toe met een redenering.
     

  

 

Bodemdaling.
       

Bodemdaling kan ontstaan door natuurlijke processen maar ook door menselijk handelen. Bij de gaswinning uit het Groningen-gasveld is er sprake van bodemdaling veroorzaakt door menselijk handelen. In deze opgave gaan we uit van de gegevens zoals die tot en met 2017 bekend waren. We nemen verder aan dat ontwikkelingen die tot op dat moment geconstateerd zijn, zich in de periode daarna op dezelfde wijze voortzetten.

Metingen van deze bodemdaling worden onder andere gedaan door zogeheten GPS-monitoring-stations, die zeer nauwkeurig posities bepalen. Een van deze stations staat boven op een gebouw bij het Eemskanaal. Elk uur wordt de hoogte van de GPS-antenne (ten opzichte van zeeniveau) van dit station gemeten.

In onderstaande figuur zijn alle metingen vanaf 1 januari 2015 om 0:00 uur tot en met 31 mei 2017 om 23:00 uur weergegeven

       

       
Het jaar 2016 was een schrikkeljaar.
       

2p.

17.

Bereken om hoeveel metingen het in de figuur gaat.
     

 

In de figuur is ook de trendlijn van de hoogte van de GPS-antenne weergegeven. Zoals je kunt zien, is de eenheid op de horizontale as vier weken.

Als de bodemdaling onveranderd doorgaat, zal de hoogte van de GPSantenne in de toekomst lager dan 47 meter zijn.

       

5p.

18.

Bereken in welk jaar dat volgens de gegeven trendlijn voor het eerst zal zijn.

     

 

Het gebied waar sprake is van bodemdaling wordt het dalingsgebied genoemd. In het midden van het dalingsgebied, nabij Ten Post, is de bodemdaling het grootst. Tot 2013 was de bodem daar al 32 centimeter gedaald. De bodemdaling is niet overal even groot. Het gebied waar de bodem ten minste 30 centimeter is gedaald, is bij benadering cirkelvormig. Zie  de figuur linksonder. In de figuur rechtsonder is bovendien de dwarsdoorsnede van de bodem door het laagste punt geschetst. Rondom het laagste punt heeft deze dwarsdoorsnede bij benadering de vorm van de grafiek van een kwadratisch verband, met andere woorden de vorm van een parabool.

       

       

We nemen nu aan dat het gebied waar de bodem ten minste 30 centimeter is gedaald cirkelvormig is. Verder nemen we aan dat de dwarsdoorsnede van de bodem rondom het midden van het dalingsgebied de vorm van een parabool heeft. De top van deze parabool komt overeen met het laagste punt van het dalingsgebied.

In 2013 was de straal van het cirkelvormige
gebied gelijk aan 4 km en in het laagste punt was de bodem dus 32 centimeter gedaald. In de  figuur hiernaast is de parabool geschetst bij het model van de dwarsdoorsnede dat bij deze gegevens hoort.

De parabool bij het model voor 2013 kan beschreven worden met een formule van de vorm h = ax2 + b . Hierin is x de afstand tot het midden van het dalingsgebied in kilometers en h is de daling van de bodem in centimeters.

     

4p.

19.

Bepaal de niet-afgeronde waarden van a en b.
   

 

 

Rondom Ten Post blijft de bodem dalen. Daardoor wordt het dalingsgebied ook groter. Men voorspelt dat het gebied rondom Ten Post tot 2080 flink zal blijven dalen. Ook voor 2080 nemen we aan dat het gebied waar de bodem ten minste 30 centimeter is gedaald bij benadering cirkelvormig is. We nemen ook weer aan dat de dwarsdoorsnede van de bodem rondom het midden van het dalingsgebied de vorm van een parabool heeft waarvan de top overeenkomt met het laagste punt van het dalingsgebied.

Voor 2080 wordt de parabool beschreven door de formule  h = 0,084x2 + 47 . Hierin is x weer de afstand tot het midden van het dalingsgebied in kilometers en h is weer de daling van de bodem in centimeters.

Volgens de voorspellingen zal de oppervlakte van het gebied met een daling van ten minste 30 cm in 2080 een stuk groter zijn dan in 2013.

       

5p.

20.

Bereken hoeveel keer zo groot. Geef je antwoord als geheel getal.
     

 

Als gevolg van de bodemdaling vinden er in Groningen en omgeving aardbevingen plaats. In de tabel zie je hoe snel de aardbevingen elkaar in het jaar 1993 opvolgden.

       
aardbevingen in 1993 (chronologisch)
aantal dagen sinds
de vorige beving
63 21 7 14 40 9 44 0 13 17 27 12 18 3 59 29
       

Voorbeeld: de 0 in de tabel geeft aan dat de 7e en 8e aardbeving in 1993 op dezelfde dag plaatsvonden.

Op basis van de tabel en de afzonderlijke lengtes van de kalendermaanden kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

-

De tweede en vierde aardbeving in 1993 kunnen in één kalendermaand plaatsgevonden hebben.

-

De eerste aardbeving in 1993 werd voorafgegaan door minstens één aardbevingsvrije kalendermaand.

       

4p.

21.

Geef voor beide conclusies een sluitende redenering.
     

  

 

 

UITWERKING
   
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten.
   
1. 440 trillingen horen bij 1 seconde.
 
trillingen 440 1
seconden 1 ??
  ?? = 1/440 = 0,0023 seconden
   
2. De vermenigvuldigingsfactor tussen 3520 en 27,5 is  3520/27,5 = 128
dat is 2x
2x = 128
x = log(128)/log(2) =
7
   
3. De serie C-1-D-2-E-F-3-G-4-A-5-B-C bestaat uit 12 stapjes, en moet in totaal een factor 2 opleveren.
Als de factor per stapje gelijk is aan g dan geldt dus  g12 = 2
g = 21/12 = 1,05946...
Dat is dus verhouding 1 : 1,0595
   
4. TA = 100 hoort bij  verhouding 1,0595
100 = a • log(1,0595)
a = 3983,9  (met de waarde 1,05946... krijg je a = 3986,3)
   
5. De afstand van F naar A is 400 cent.
Volgends de theorie moet dat verhouding van frequenties 5 : 4 opleveren.
TA = 3983,9 • log(5/4) = 386,0798...
Dat scheelt afgerond
14 cent.
   
6. De tuinkamer is van 8,5 m2 naar 17 m2 gegaan dus is toegenomen met 8,5 m2
De slaapkamers zijn van 11  naar 9 + 8,5 = 17,5 gegaan, dus dat is toegenomen met 6,5 m2
De totale oppervlakte toename is 8,5 + 6,5 = 15 m2
Dat geeft inhoudstoename  15 • 2,6 =
39 m3
   
7.

  Teken een verdwijnpunt V (bijv links zoals hierboven)
Dat geeft de horizon.
  In mijn tekening gold (meten):
BC = 3,14
AC = 10,2
 
  BC AC
tekening 3,14 10,2
echt 2,90 ??
  ?? = 10,49 • 2,90/3,14 = 9,4 meter, dus afgerond 9 meter.
   
8.

  M is het snijpunt van SQ en VU dus de top van de piramide bevindt zich recht boven M.
Neem PQ = QR dan is MT de helft van PQ.
 
   
9. Als a2 de oppervlakte is, dan is de zijde a.
Pyhagoras:  x2 + x2 = a2
x2 = 1/2a2
En die x2 is precies de nieuwe oppervlakte.
   
10. de totale hoogte is:    zijde0 + diagonaal1 + zijde2 + diagonaal3 + zijde4 + diagonaal5
vierkant 0 heeft oppervlakte oppervlakte 100 en zijde 10
vierkant 1 heeft oppervlakte 50,  en diagonaal gelijk aan de zijde van vierkant 0, dus d = 10
vierkant 2 heeft oppervlakte 25, dus zijde 5
vierkant 3 heeft oppervlakte 12,5  en diagonaal gelijk aan de zijden van vierkant 2, dus d = 5
vierkant 4 heeft oppervlakte 6,25, dus zijde  √6,25 = 2,5
vierkant 5 heeft diagonaal gelijk aan de zijde van vierkant 4, dus 2,5

totale hoogte:  10 + 10 + 5 + 5 + 2,5 + 2,5 =
35
   
11. Pyhagoras:  x2 + x2 = a2 
2x2 = a2
x2 = 0,5a2
x = a
0,5
De factor is dus
0,5.

Dat geeft de formule  z = 13 • (
0,5)n  voor de lengte van een zijde.
13 • (
0,5)n = 0,1
(
0,5)n = 0,00769...
n =
log(0,00769...)/log(
0,5) = 14,0447...
Fleur stopt
na stap 14.
   
12. b = 1 en r = 2 geeft
 
  2000 = -1 + 2n+1
2001 = 2n + 1
n + 1 = log(2001)/log(2) = 10,97...
n = 9,97...
Dus bij
stap 10 is het voor het eerst meer dan 2000.
   
13. C(20 september) (A(september) B(20))
Als Carina jarig is op 20 september dan heeft zij tegen Amir "september"  gezegd en tegen Bob "20".
   
14. Als Carina tegen Bob  23 of 24 gezegd heeft, dan zou Bob het weten.
Maar Amir weet zeker dat Bob het niet weet,
Dus Amir weet zeker dat Carina niet 23 of 24 heeft gezegd.
Dus Carina heeft tegen Amir november of december gezegd.
   
15. B(20) ⇒ C(20 december)
B(19) ⇒ (C(19 november) ∨ C(19 december))
B(21) ⇒ C(21 november)
B(22) ⇒ C(22 december)

Alleen bij B(19) is er meer dan één mogelijkheid, en in dat geval zou Bob het nog niet weten.
Maar Bob weet het wél, dus het is niet B(19)
Dus Carina is niet op de 19e jarig.
   
16. De mogelijkheden zijn nog:
 
november 21  
december 20 22
  Als Amir december heeft doorgekregen dan zou hij het nog niet weten want dan zijn er nog twee mogelijkheden.
Maar hij weet het wel, dus hij heeft november doorgekregen.
Carina is dus jarig op
21 november.
   
17. 2015 + 2016 + jan + feb + mrt + apr
365 + 366 + 31 + 28 + 31 + 30 + 31 = 882

aantal metingen is dan 882 • 24 = 21168

   
18. lees twee punten af, bijv.  (01-01-15, 47.092) en (29-12-16, 47.083)
in 104 weken was de daling 0,009
dat is per week  0,009/104 = 0,0000865
vanaf 29-12-16 moet de bodem nog 0,083 cm dalen. om op 47 uit te komen
Dat kost 0,083/0,0000865 = 959 weken.
Dat is 959/52 = 18,4... jaar
Dat is dus in
2035
   
19. h = ax2 + b
(0, -32) invullen:   -32 = a • 02 +dus 
b = -32
tussenstand:  h = ax2 - 32
(4, -30) invullen:  -30 = a • 42 - 32
2 = 16a
a = 1/8
   
20. 0,084x2 - 47 = -30
0,084x2 = 17
x2 = 202,38...
x =
202,38... = 14,22...
De oppervlakte is dan
π • 14,22...2 = 635,8 km2 

In 2013 is de oppervlakte
π • 42 = 50,3 km2
Dat is dus  635,8/50,3 = 12,6..
Dus ongeveer 13 keer zo groot.
   
21. Tussen de eerste en vierde beving zitten 21 + 7 = 28 dagen
Dat kan dus binnen één maand want elke maand heeft minstens 28 dagen.

Bij de eerste beving waren er 63 dagen vanaf de laatste beving.
Twee maanden samen zijn minder dan 63 dagen (hoogstens 31 + 31 = 62)
Dus een periode van 63 dagen bevat altijd minstens een hele kalendermaand.