Noem x(t) de
horizontale afstand van het ondereinde van de ladder tot de voet
van de muur op tijdstip t. Noem verder y(t)
de hoogte van het bovenste punt van de ladder boven de grond.
Omdat de ladder, de muur en de grond een rechthoekige driehoek
vormen geldt dan de stelling van Pythagoras:
Daaruit volgt (y is positief): y = Ö(L2
- x2)
Differentiëren geeft de snelheden in de x- en de y-richting:
.Maar x' = constant = v dus deze vergelijking gaat
over in:
Maar als x nu naar L gaat dan gaat de noemer
hiervan naar nul terwijl de teller niet naar nul gaat. Dat
betekent dat y' oneindig groot wordt!
Conclusie: de top van de ladder valt oneindig snel tegen
het moment dat de bodem over afstand L opzij is getrokken!!!
Goh, en dat terwijl Einstein ons deed geloven dat niets sneller
dan het licht kan bewegen..... |