Deze paradox had grote gevolgen.....
De paradox lijkt een onschuldig grapje, maar heeft toch ernstige
gevolgen gehad. Dat zit hem in het volgende. Zodra we een tegenspraak
hebben als "P én niet-P" dan kun je logisch gezien daar elke
bewering uit afleiden.
Neem een willekeurige tweede bewering Q, en stel dat de bewering
"P én niet-P" waar is.
P Þ (P V Q)
(Als "P" waar is, dan is "P of Q" ook waar)
(P V Q) én (niet-P) Þ Q
(Als "P of Q" waar is en "niet-P" ook, dan is Q waar)
Daarmee is Q bewezen. Dus als we in een logisch systeem de bewering
"P én niet-P" toelaten, dan is de beer los, het hek van de dam:
we kunnen dan ineens alles bewijzen! En dat is in een formeel logisch
systeem natuurlijk volstrekt ontoelaatbaar.
Russell ontdekte de paradox in 1901 en schreef erover aan Frege, die
toen bezig was de logica te formaliseren. Frege stond op het punt
zijn "Grundgesetze der Arithmetik" te publiceren.
De paradox toonde aan dat de axioma's die Frege gebruikte inconsistent
waren, dus Frege moest haastig een appendix toevoegen waarin hij Russels
ontdekking besprak, en waarin hij schreef dat de gevolgen van de paradox
niet duidelijk waren.
Theory-of Types
Ook Russell zelf zat met zijn ontdekking in zijn maag. Hij begon
ook maar een appendix te schrijven voor zijn werk Principia
Mathematica dat hij op het punt stond te publiceren. Het werd
Appendix B: "The Doctrine of Types", en was een
eerste poging de paradox te vermijden. Omdat de paradox ontstaat
doordat iets naar zichzelf verwijst besloot Russell dat niet meer
toe te laten. Hij rangschikte alle beweringen in verschillende
lagen van een hiërarchisch systeem. De onderste laag bestond uit
beweringen over individuele dingen. De laag daarboven uit
beweringen over verzamelingen van individuele dingen. De laag dáár
weer boven uit beweringen over verzamelingen van verzamelingen,
enz.
Bij elke bewering over objecten mag je het alleen maar hebben over
objecten uit dezelfde laag. Dat voorkomt vicieuze cirkels als in
de paradox.
|
|
Bij elke bewering/functie moet eerst
een domein gegeven worden voor je de geldigheid van de
bewering/functie kunt bespreken. Dus dat domein kan nooit dingen
bevatten die gedefinieerd zijn in termen van de bewering/functie zélf.
"X is een priemgetal" kun je alleen bespreken als
je vooraf vaststelt dat X een natuurlijk getal moet zijn.
"X is onwaar" kun je alleen bespreken als je
vooraf vaststelt dat X een bewering moet zijn. Maar je
moet er bij zeggen wat voor soort bewering. Bijvoorbeeld een
bewering over individuele dingen. Maar dan mag X niet zijn "Deze
bewering" want dan is X een bewering over een bewering en
hoort hij thuis in een hogere laag. Niet in de laag van beweringen
over dingen, maar in de laag van van beweringen over beweringen.
Dat lost de Russel Paradox op, maar geeft dus wel beperkingen over
toegestane beweringen.
Helaas.... |
|