Vanwege symmetrie is Z het middelpunt van de cirkels en het zwaartepunt van de driehoek. Teken de zwaartelijn AB. Die wordt door Z in stukken verdeeld die zich verhouden als AZ : ZB = 1 : 2. Maar AZ = R = straal van de cirkel.
Dus ZB = straal kleine cirkel = 1/2R.
oplossing 1/2R.