Het bewijs van de stelling van Hall.

De stelling:

Stel je hebt een collectie An van n verzamelingen:  An = {V1,V2,V3,...,Vn}
Is het dan mogelijk om uit elke verzameling een verschillend element te kiezen (een vertegenwoordiger)?
Zo'n verzameling van vertegenwoordigers heet een SDR = System of Distinct Representatives

De stelling van Hall luidt:

Er is een SDR te maken van An  Elke collectie van k deelverzamelingen uit An bevat minstens k elementen

  

De laatste voorwaarde waaraan An moet voldoen heet vanaf nu de huwelijksvoorwaarde.
Het bewijs ervan gaat met inductie als volgt:

Stel dat de stelling geldt voor  An   Dus:

An voldoet aan de huwelijksvoorwaarde An heeft een SDR   ..........(1)

Voeg nu verzameling  Vn+1 toe aan de collectie, die wordt dan dus  An+1 = {V1,V2,V3,...,Vn,Vn+1}
Nu zijn er twee mogelijkheden:

geval 1.  Elke collectie  B  van b verzamelingen uit An heeft méér dan b elementen.
Kies dan een element xn+1 uit Vn+1 en verwijder deze uit alle andere V's
Dat geeft een nieuwe collectie  An* = {V1*,V2*,V3*,...,Vn*}
Maar ook deze An* voldoet aan de huwelijksvoorwaarde, immers elke collectie B van b verzamelingen had méér dan b elementen dus als je er eentje verwijderd heeft elke nog steeds minstens b elementen.
Omdat An* aan de huwelijksvoorwaarde voldoet heeft An* volgens de inductiestelling (1) een SDR.
Dan heeft  An* met Vn+1 eraan toegevoegd ook een SDR  (Kies gewoon xn+1 als vertegenwoordiger van Vn+1)
Dan heeft An+1 ook een SDR

geval 2.  Er is een collectie B van b verzamelingen uit An+1 met precies b elementen.
Haal nu eerst alle verzamelingen V die in deze B zitten uit verzameling A. Wat overblijft noemen we C.
Haal vervolgens alle elementen (dat zijn er dus precies b) uit de verzamelingen in C. Wat er dan nog overblijft noemen we de collectie C*.
Kies een willekeurige collectie D* (van d verzamelingen) uit C* , dan geldt:

aantal elementen in D* >= (aantal elementen in  D + B)  - ( b ) immers bij het weghalen van de elementen die in B zitten zijn er b weggehaald uit C, dus hoogstens b uit D.
= (d + b) - b
= d

Omdat kennelijk elke D* van d verzamelingen uit C* minstens d elementen heeft heeft C* een SDR  (inductie stap (1))

Maar dan heeft C dus ook een SDR, en wel met allemaal elementen die niet in B zitten
B heeft ook een SDR (B voldoet aan de huwelijksvoorwaarde)
Dus heeft C + B ook een SDR (gewoon beide SDR's samennemen)

In beide gevallen heeft An+1 een SDR dus de inductiestap is daarmee bewezen.
De stelling geldt duidelijk voor n = 1.

Daarmee is de stelling van Hall bewezen.