Iedereen eet uiteindelijk 22/3
stuk brood op. Nummer één had 5 stukken bij zich, en heeft er dus 5 -
22/3 = 21/3
aan de anderen gegeven. Nummer twee had 3 stukken bij zich en heeft er
dus 3 - 22/3 = 1/3
afgestaan. Nummer drie heeft dus van de eerste 21/3 gekregen en van de tweede 1/3. Dat is verhouding 7 : 1 Hij moet zijn 8 munten ook zo verdelen, dus: nummer één moet 7 munten krijgen en nummer twee 1 munt. |
|