Hiernaast staan de klokvormen die horen bij:
I: m = 10 en
s = 4
II: m = 16 en
s = 4
III m = 16 en
s = 6
Leg uit welke klokvorm bij welk nummer hoort
2.
a.
Maak een schatting van m
en s van de normale verdeling hiernaast.
b.
Wat moet er bij de vraagtekens op de y-as
staan?
a. 0,01 en 0,02
b. 0,1 en 0,2
c. 0,3 en 0,6
d. 1 en 2
e. 10 en 20
OPLOSSING
1.
I:A,
II: C, III:B
2.
a.
m = 8 , s = 2
b. B.
De totale oppervlakte moet 1 zijn.
De invloed van
m en
s.
Een klokvorm wordt volledig bepaald
(vastgelegd) door twee getallen:
1.
Het
gemiddelde m
Is het getal op de x-as bij de top van de klokvorm.
2.
De
standaarddeviatie s Is "zoiets als de breedte" van
een klokvorm. om precies te zijn de afstand (horizontaal) van het midden m
naar het punt waar de grafiek "ombuigt"
Belangrijk gevolg.
Als de standaarddeviatie groter wordt, dan wordt een klokvorm dus breder.
Maar dan wordt hij tegelijk ook lager!!! Waarom? Nou, de totale oppervlakte moet 1 blijven (100%) dus als de breedte
toeneemt, moet de hoogte wel afnemen.