© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

De hoek van een lijn met de x-as.  
   
Een rechte lijn met vergelijking y = ax + b snijdt de x-as in een punt P. De vraag is nu:  Welke hoek maakt deze lijn met de x-as?

Het antwoord is zeer eenvoudig als je je maar bedenkt wat die richtingscoëfficiënt ook alweer voorstelde.

Bij 1 stapje opzij gaat de lijn a stapjes omhoog, zoals je hiernaast ziet.
Maar dan geldt in het getekende driehoekje:  tanα = a/1 = a

Daarmee kun je (via tan-1a) de hoek α uitrekenen.

   

hoek met de x-as  ⇒  tan(α) = a

   
Wat gebeurt er met een dalende lijn?

Ik zou zeggen:  probeer dat lekker zelf even uit!
Je weet dat een dalende lijn een negatieve richtingscoëfficiënt heeft. Probeer er maar eens een paar en kijk wat dat oplevert.

Hellingspercentage.


Van een weg wordt de helling vaak met een hellingspercentage aangegeven. Hiernaast zie je bijvoorbeeld een waarschuwingsbord bij de "Keuterberg" waar de weg een helling van 22% heeft.

Wat houdt dat in?

Dat betekent dat van dit stuk weg de verticale afstand 22% van de horizontale afstand is. Dus als je de weg afdaalt, en je legt hemelsbreed (horizontaal)  Dx meter af, dan ben je verticaal Δy = 0,22 Δx  meter gedaald.

Maar dan is  Δy/Δx = 0,22 = a = tan(α)

In dit voorbeeld zou gelden tan(α) = 0,22   ⇒   α = 12,4º.
Dus als deze weg een rechte lijn zou zijn, dan maakte die een hoek van 12,4º met een horizontale lijn.  Nou ja... 12,4......klinkt nog niet eens zo heel gevaarlijk, vind je wel?
   
De hoek tussen twee lijnen.
   
Als je de hoek tussen twee lijnen wilt weten, dan bereken je gewoon eerst van elk van die lijnen de hoek met de x-as op de hierboven beschreven manier, en daarna kun je uit de figuur dan makkelijk de hoek tussen die twee lijnen berekenen.
Je weet immers dat een gestrekte hoek 180°is en de hoekensom van een driehoek ook.
   
Voorbeeld.  Bereken de hoek die de lijnen
y
= 2x + 3 en  y = 4x - 6  met elkaar maken.

Oplossing:

Voor de lijn  y = 2x + 3 geldt:  tan(α) = 2  dus  α = 63,4 °
Voor de lijn  y = 4x
- 6  geldt  tan(α) = 4  dus  α = 76,0 °

Zie de figuur hiernaast.

Dan is 
β = 180 - 76,0 = 104,0°

De hoek tussen de twee lijnen is dan 180
- 104,0 - 63,4 = 12,6°
   
 
 
  OPGAVEN
       
1. a. Bereken de hoek die de lijn y = 6x - 2 met de x-as maakt.
       
  b. Bereken de hoek die de lijn y = 8 - 5x  met de x-as maakt.
       
  c. Bereken de hoek die de lijn  y = 3 + 0,4x  met de y-as maakt.
       
  d. Een lijn gaat door (6,8) en maakt een hoek van 40º met de x-as. Geef een vergelijking.
Rond de getallen daarin af op drie decimalen.
     
   

2. Hiernaast zie je in één figuur de lijnen:
y
= 2 + 1/2x  en   y = 15 - 3x  en y = 2,5x - 2
     
  a. Bereken hoek α.
     
  b. Bereken hoek β.
     
  c. Bereken hoek γ.
     
  d. Bereken hoek δ.
       
       
3. De lijnen  3x + ay = 12  en    ax + 12y = b  zijn samenvallend.
Bereken alle mogelijke waarden voor a en b.
       
 
     

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)