|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
Meer opgaven |
|
|
|
|
|
|
|
Als je een tweedehands auto koopt, moet je meer betalen dan de prijs
waarvoor hij in de showroom staat. Je moet bijvoorbeeld belasting
betalen en een bedrag voor het rijklaar maken. De bijkomende kosten zijn
voor zo'n auto ongeveer 4% van de prijs waarvoor de auto in de showroom
staat.
Iemand heeft een tweedehands Ford Puma gekocht.
De totale kosten (showroomprijs plus bijkomende kosten) waren in totaal
gelijk aan €28850 |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de
showroomprijs. |
|
|
|
|
|
Een handelaar in
tweedehands auto's verkoopt bepaalt zijn showroomprijs naar aanleiding
van de nieuwwaarde van de auto en het aantal gereden kilometers. Daarbij
gebruikt hij onderstaande grafiekenbundel. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
S:
showroomprijs (in euro's)
k : kilometerstand
N: nieuwwaarde (×1000 euro)
Iemand wil een auto met nieuwwaarde 40000 kopen, die een kilometerstand
van 15000 heeft. |
|
|
|
|
|
b. |
Onderzoek met behulp
van de figuur hierboven of de showroomprijs meer of minder dan 30000
euro zal zijn. |
|
|
|
|
|
Bij de
drinkwaterzuivering wordt als onderdeel van het proces vaak gebruik
gemaakt van ultrafiltratie. Daarbij wordt het water onder
druk door een membraan geperst. De hoeveelheid water die met dit proces
per uur gezuiverd kan worden hangt niet alleen af van het apparaat dat
wordt gebruikt, maar ook van de temperatuur van het water. Bij hogere
temperatuur bevat het water onder anderen meer bacteriën zodat er minder
water per uur gezuiverd kan worden.
In onderstaande figuur is voor vier verschillende zuiveringsapparaten
(DAB) de hoeveelheid water die per uur gezuiverd kan worden (H in m3 per uur)
uitgezet tegen de temperatuur van het water (in °C). |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Op een dag is de
watertemperatuur 12 °C
De medewerkers van het zuiveringsbedrijf willen daarvan 2000 liter
zuiveren.
Dat gaat sneller met een DAB 500 dan met een DAB 280
Bereken met
behulp van de figuur hoeveel tijd dat scheelt. Geef je antwoord in een geheel aantal
minuten. |
|
|
|
|
|
Om een schatting te
maken van het houtvolume van een boom wordt meestel de totale hoogte
gemeten plus de stamomtrek op 1,30 meter boven de grond.
Onderstaande figuur geeft voor een aantal hoogtes het verband tussen
stamomtrek en houtvolume. |
|
|
|
|
|
|
|
Je kunt bijvoorbeeld in de figuur aflezen dat een
boom met stamomtrek 6 m en totale hoogte 4 m het houtvolume bij
benadering 4,5 m3 zal zijn.
Een bepaalde boom heeft stamomtrek 4 m en een
houtvolume van 2 m3
Een tweede boom heeft hetzelfde houtvolume, maar heeft stamomtrek 3
m |
|
|
|
|
|
a. |
Bepaal met de figuur
het hoogteverschil van beide bomen. |
|
|
|
|
|
b. |
Leg uit hoe je in de grafiekenbundel
hierboven kunt aflezen dat de grafiek voor de boomhoogte op de y-as
en de stamomtrek op de x-as die hoort bij houtvolume 6 m3 dalend is én afnemend dalend. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Examenvraagstuk HAVO Wiskunde B, 2005-II
Als er een nieuwe verkeersweg geopend wordt,
dan zullen sommige automobilisten overstappen van hun gebruikelijke route
naar deze nieuwe weg. Bij de planning van nieuwe verkeerswegen is het van
belang te weten hoeveel procent van de automobilisten gebruik zal gaan
maken van zo'n weg. Uit een onderzoek door Amerikaanse verkeersdeskundigen
blijkt dat dit percentage (p) afhangt van de tijdwinst in minuten (t)
en de afstandsbesparing in mijlen (d) die een nieuwe autoweg
oplevert. In onderstaande figuur is voor een aantal waarden van p
in grafieken weergegeven welke waarden van d en t hierbij
horen. Een negatieve waarde van d of t betekent dat er
sprake is van een omweg of tijdverlies. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In deze figuur is een punt A getekend. In dit
punt A geldt: p = 70, d = 6 en t = -5.
Dit betekent dat 70% van de automobilisten gebruik zal maken van de nieuwe
weg dankzij de afstandsbesparing van 6 mijl en ondanks het tijdverlies van
5 minuten.
Bij de planning van een nieuwe weg kan er gekozen worden uit twee
verschillende trajecten. Traject I levert een tijdsbesparing van 4 minuten
op, maar wel een omweg van 2 mijl. Bij traject II is er een
tijdverlies van 6 minuten maar een afstandsbesparing van 2 mijl. Onderzoek met behulp van de figuur bij welk traject (I of
II) het percentage gebruikers het grootst is. |
|
|
|
|
5. |
Voor het bloedvolume
per kg lichaamsgewicht dat iemand heeft geldt de formule van
Lemmens-Bernstein-Brodsky: |
|
|
|
|
|
|
|
Daarin is:
BV het bloedvolume per kg lichaamsgewicht (in ml/kg)
L de lengte in meters
G het gewicht in kg.
Hieronder zie je een grafiekenbundel die bij deze formule hoort. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Iemand van 100 kg en
1,80 m lang gaat 20 kg afvallen.
Hij blijft wel even lang. |
|
|
|
|
|
a. |
Bepaal met de figuur
hoeveel zijn bloedvolume dan toeneemt. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken met de
formule hoeveel zijn bloedvolume dan toeneemt. |
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|