|
|||||
1. | Plot steeds de grafiek en lees een opeenvolgend maximum en een minumum af (met calc - maximum/minimum) | ||||
a. | maximum (1.310,
5.535) en minimum (4.452, -1.535) evenwichtslijn (5,535 + -1,535)/2 = 2 amplitude 4,452 - 2 = 2,452 periode 2π beginpunt 1/4 periode vóór het maximum dus bij 1,310 - 0,25 • 2π = -0,261 Dat geeft y = 2 + 2,452sin(x + 0,261) |
||||
b. | maximum (0.732,
1.873) en minimum (1.518, -1.873) evenwichtslijn (1,873 -1,873)/2 = 0 amplitude 1,873 periode 2π/4 beginpunt 1/4 periode vóór het maximum dus bij 1,518 - 0,25• 2π/4 = 1,125 Dat geeft y = 1,873sin(4(x + 1,125)) |
||||
c. | maximum (1.583,
5.992) en minimum (2.940, -5.452) evenwichtslijn (5,992 - 5,452)/2 = 0,27 amplitude 5,992 - 0,27 = 5,722 periode 2π/2 beginpunt 1/4 periode vóór het maximum dus bij 1,583 - 0,25• 2π/2 = 0,798 Dat geeft y = 0,27 + 5,722sin(2(x - 0,798)) |
||||
d. | maximum (0.904,
2.819) en minimum (1.951, -0,819) evenwichtslijn (2,819 - 0,819)/2 = 1 amplitude 2,819 - 1 = 1,819 periode 2π/3 beginpunt 1/4 periode vóór het maximum dus bij 0,904 - 0,25• 2π/3 = 0,380 Dat geeft y = 1 + 1,819sin(3(x - 0,380)) |
||||
e. | maximum (1.294, 1.079) en
minimum (2.865, -1.079) evenwichtslijn (1,079 - 1,079)/2 = 0 amplitude 1,079 periode 2π/2 beginpunt 1/4 periode vóór het maximum dus bij 1,294 - 0,25• 2π/2 = 0,509 Dat geeft y = 1,079sin(2(x - 0,509)) |
||||
f. | maximum (7.941,
-1.296) en minimum (14.224. -4.704) evenwichtslijn (-1.296 - 4.704)/2 = -3 amplitude -1,296 - - 3 = 1,704 periode 4π beginpunt 1/4 periode vóór het maximum dus bij 7.941 - π = 4,799 Dat geeft y = -3 + 1,704sin(0,5(x - 4,799)) |
||||
2. | a. | sin(1/35πx)
+ sin(1/8πx) de afzonderlijke periodes zijn 70 en 16 16 - 32 - 48 - 64 - 80 - 96 - 112 - 128 - 144 - 160 - 176 - 192 - 208 - 224 - 240 - 256 - 272 - 288 - 304 - 320 - 336 - 352 - 368 - 384 - 400 - 416 - 432 - 448 - 464 - 480 - 496 - 512 - 528 - 544 - 560- 70 - 140 - 210 - 280 - 350 - 420 - 490 - 560 - De eerste dubbele is 560 dus de gemeenschappelijke periode is 560. |
|||
b. | cos(1/2πx)
+ cos(1/9πx) de afzonderlijke periodes zijn 4 en 18 4 - 8 - 12 - 16 - 20 - 24 - 28 - 32 - 36 18 - 36 De gemeenschappelijke periode is 36 |
||||
c. | cos(2/27πx)
+ sin(1/15π(x
+ 6)) de afzonderlijke periodes zijn 27 en 30 27 - 54 - 81 - 108 - 135 - 162 - 189 - 216 - 243 - 270 30 - 60 - 90 - 120 - 150 - 180 - 210 - 240 - 270 De gemeenschappelijke periode is 270 |
||||
d. | 4sin(1/14πx)
- 2sin(1/8πx)
+ 5 de afzonderlijke periodes zijn 28 en 16 16 - 32 - 48 - 64 - 80 - 96 - 112 28 - 56 - 84 - 112 De gemeenschappelijke periode is 112 |
||||
e. | sin(2/75πx)
+ sin(1/105πx) de afzonderlijke periodes zijn 75 en 210 75 - 150 - 225 - 300 - 375 - 450 - 525 - 600 - 675 - 750 - 825 - 900 - 975 - 1050 210 - 420 - 630 - 840 - 1050 De gemeenschappelijke periode is 1050 |
||||
f. | cos(1/20πx)
+ cos(2/45πx) de afzonderlijke periodes zijn 40 en 45 40 - 80 - 120 - 160 - 200 - 240 - 280 - 320 - 360 45 - 90 - 135 - 180 - 225 - 270 - 315 - 360 De gemeenschappelijke periode is 360 |
||||
3. | a. | De periodes zijn 2π
en 2 Een geheel aantal keer 2π kan nooit gelijk zijn aan een geheel aantal keer 2, want dat zou betekenen dat je π als een breuk kunt schrijven (a • 2π = b • 2 betekent π = b/a). Dat kan niet: π is een oneindig lang getal dat zich nooit gaat herhalen, en is niet als een gewone breuk te schrijven. |
|||
b. | I: de periodes
zijn 2π en 2π/√2.
Dat zal NIET periodiek zijn, √2 is ook
niet als een breuk te schrijven. II: 0,252525... = 25/99 en dat is een gewone breuk. Deze grafiek zal WEL periodiek zijn. III: de periodes zijn 18π en 26π en dat zal WEL periodiek zijn. IV: de periodes zijn 2π en 2. Zal NIET periodiek zijn. Zie vraag a) |
||||
4. | Kennelijk is 2π/0,5Δ
= 1 dus
Δ = 4π De zuivere snaar geeft 440Hz dus periode 1/440 sec, dus een formule met sin(880πt) De echte A-snaar is te laag gestemd, dus heeft een grotere periode, dus in de formule een kleiner getal. Dat zal dan zijn sin(776πt) De periode is 2/776 en het aantal Hz is 776/2 = 388. Dat is 2Hz te laag. |
||||
5. | De nulpunten zijn
redelijk af te lezen, en daartussenin liggen 32 hokjes op de x-as Dus 2π/0,5Δ = 64 en dus is Δ = 2π/32 Tussen die nulpunten bevinden zich 15 maxima, dus 2π/a = 32/15 dus is a = 30π/32 Dat geeft y = sin30/32πt + sinπt |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |