© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

     
1. a. Op speerwerpen was de afstand het grootst want het midden van de punten op de x-as ligt hoger dan het midden van de punten op de y-as.
       
  b. Op speerwerpen was de standaardafwijking het grootst want de punten liggen horizontaal verder uit elkaar dan verticaal.
       
  c.

    Op de rode lijn liggen de punten waar de atleet op de discus precies 10 meter minder dan op de speer had.
Minstens 10 meter minder zijn de punten onder die rode lijn,.
Dat zijn er  16 van de 20 dus dat is 80%
       
2. a. Tin was 19:15 en Tuit was 21:00
Dat is de omcirkelde rode stip in de figuur hieronder.
       
 

  b. De spreidingsbreedte is de hoogste waarde min de laagste.
voor Tin is dat ongeveer 20:23  min 18:58 en dat is  85 minuten
voor Tuit is dat ongeveer 22:10  min 20:20 en dat is 110 minuten
Tuit is ongeveer 1,3 keer zo groot als Tin.
       
  c. I:   Er zit een soort stijgende lijn in de punten. Dat zou betekenen dat als Tin groter is, dat dan Tuit ook groter is,

II:  De normale verdeling zou de meeste meetwaarden in het midden moeten hebben en aan de rand minder meetwaarden. Hier is dart niet zo.
       
  d. Op de groene lijn staan de trainingen waarvoor Tuit precies 1,5 uur groter is dan Tin.
De punten waarvoor Tuit minder dan 1,5 uur groter is dan Tin liggen onder die lijn.
Dat zijn er 4.
       
3.

  I. Dat zijn de punten onder de rode lijn.
Er liggen 8 punten boven de rode lijn (in de rode cirkel)
Onder de rode lijn zijn er dus  50 - 8 = 42 dus dat is 84%
Stelling I klopt dus NIET
       
  II. De mediaan is de middelste dus tussen nr. 25 en 26 in.
De mediaan is ongeveer 60 dus stelling II klopt NIET
Dat is bij de blauwe lijn
       
  III. De hoogste drie op taalvaardigheid liggen in de groene cirkel.
De gele hoort bij de hoogste drie op ruimtelijk inzicht en die ligt daar niet binnen
Dus stelling III klopt NIET.
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)