OPGAVEN
1. Maak een boxplot bij deze frequentietabel:
waarde 3 4 5 6 7 8 9 10 11
frequentie 3 2 8 4 5 12 2 2 5
2. Hieronder staan één boxplot en vier histogrammen 
Welk van de vier hoort bij de boxplot?

OPLOSSING
1. minX = 3, Q1 = 5, Med = 7, Q3 = 8, maxX = 11 geeft deze figuur:

2. A hoort erbij;  waar het histogram hoog is, is de boxplot smal.