OPGAVEN
1.
OPLOSSING
1.
10(2
x
- 1) - 3
x
(2
x
- 1) = 6
x
20
x
- 10 - 6
x
2
+
3
x
= 6
x
6
x
2
- 17
x
+ 10 = 0
Dat geeft
x
= 2 of
x
=
5
/
6
Vergelijkingen met breuken.
•
Kijk welke
x
-waarden niet zijn toegestaan:
je mag niet door nul delen
. Als deze waarden straks uitkomsten zijn dan vervallen ze.
•
Werk de breuken één voor één weg door alle termen van de vergelijking met de NOEMERS te vermenigvuldigen.
voorbeeld:
x
mag niet gelijk zijn aan 0 en niet gelijk aan 1.
vermenigvuldig alle drie de termen met
x
:
vermenigvuldig alle drie de termen met (
x
- 1):
6(
x
- 1) =
x
(
x
- 1) + 2
x
Þ
6
x
- 6 =
x
2
-
x +
2
x
Þ
x
2
- 5
x +
6 = 0
Þ
(
x
- 2)(
x
- 3) = 0
Þ
x
= 2 of
x
= 3
beide oplossingen mogen.