Beredeneer zonder je GR te gebruiken welke grafiek bij
welke formule hoort.
OPLOSSING
1.
f en k
hebben de kleinste B (3) dus dat zijn rood en paars.
paars stijgt sneller dan rood, dus paars
= k een rood
= f
blauw en bruin hebben de grootste B
(6) dus dat zijn g en l. bruin daalt sneller dan blauw dus bruin
= l en blauw
= g
dan blijft over groen
= h
De grafiek
van y = B • gx
Er
zijn twee getallen die de vorm van deze grafieken bepalen:
1.
B = Begingetal
B is het begingetal bij x
= 0
Dat is dus het snijpunt met de y-as.
2.
g = groeifactor
g is de groeifactor en
die geeft aan hoe de kromming van de grafiek is.
Als g groter dan 1 is, is er sprake van toename, dus de grafiek
stijgt.
Dat stijgen is sneller naarmate g groter is.
Als g tussen 0 en 1 in zit, is er
sprake van afname. De grafiek daalt en
dat dalen is sneller als g
dichter bij 0 zit.
(g kleiner dan 0 komt niet voor)
grenswaarde.
deze grafieken hebben als
grenswaarde de x-as.
Ze gaan dus naar de x-as toe
lopen.
Als g groter dan 1 is lopen ze aan de linkerkant naar de x-as
Als g tussen 0 en 1 in zit lopen ze aan de rechterkant naar de x-as