| 1. | Gegeven zijn de formules G = 2(A -
5) + 4Q en A = 8 - 3Q Maak een formule van de vorm G = aQ + b |
| 2. | Gegeven zijn de formules 2P + 4R = 6
en Z = P2 + 4 + 3R Druk Z uit in R. |
 |
|
| OPLOSSING | |
| 1. | G = 2(A - 5) + 4Q G = 2(8 - 3Q - 5) + 4Q G = 16 - 6Q - 10 + 4Q G = -2Q + 6 |
| 2. | 2P + 4R = 6 2P = 6 - 4R P = 3 - 2R invullen in Z: Z = (3 - 2R)2 + 4 + 3R |
 |
|
| Substitutie. | |
|
"Substitutie" betekent "vervanging" Je kunt soms twee formules met elkaar combineren door in de ene formule een letter te vervangen door de andere formule. Voorbeeld. Stel je hebt de twee formules P = 2A + 3 + B2 en B = 4A + 5 Als B gelijk is aan 4A + 5, dan kun je in die eerste formule dus B vervangen door 4A + 5. Dat geeft P = 2A + 3 + (4A + 5)2 Nou is het een formule met één letter geworden, en kun je hem dus bijvoorbeeld plotten. |
|
| Vrijmaken | |
|
Soms moet je eerst vrijmaken voordat je
substitutie kunt toepassen: Voorbeeld. Maak van de formules Q = 8P + 4A + 5 en 6A - 3P = 12 een nieuwe formule van de vorm Q = aP + b Oplossing. Omdat A weg moet uit de Q-formule gaan we van de tweede eerst A = maken. 6A - 3P = 12 6A = 12 - 3P A = 2 - 0,5P nu invullen in de
Q-formule: |
|