HAVO WB, 2024 - I | ||
Door de top. | |||
De functie f
wordt gegeven door f(x) = 2(1/3x
- 1)3
- 1/2x
+ 3 De afgeleide van f is f '(x) = 2/9x2 - 4/3x + 11/2. |
|||
4p. | 1. | Bewijs dat inderdaad geldt: f '(x) = 2/9x2 - 4/3x + 11/2. | |
Het punt A
is de linker top van de grafiek van f. Zie de figuur. De functie g wordt gegeven door g(x) = x2 - 3/10x + c. Hierin is c een constante. De grafiek van g gaat door het punt A. |
|||
|
|||
6p. | 2. | Bereken exact de waarde van c. | |
Bloeddruk. | |||
De bloeddruk in
een slagader stijgt en daalt wanneer het hart het bloed door de
aderen pompt. Dit stijgen en dalen is een periodiek verschijnsel dat
te benaderen is met een sinusoïde. De periode hiervan is de tijd
tussen twee opeenvolgende hartslagen. De bloeddruk van een gezonde volwassen man in rust is vereenvoudigd weergegeven in de grafiek van de volgende figuur. |
|||
|
|||
Deze grafiek is te beschrijven met een formule van de vorm P = a + bsin(c (x - d), met P de bloeddruk in mmHg (millimeter kwikdruk) en t de tijd in seconden. | |||
5p. | 3. | Bepaal de waarden van a, b, c en d met behulp van de grafiek in deze figuur. Geef je eindantwoorden zo nodig in één decimaal. | |
In werkelijkheid verloopt de bloeddruk van een gezonde volwassen man die geen grote inspanning levert niet helemaal als een sinusoïde. Dit komt doordat de bloeddruk iedere periode een langere tijd laag is dan hoog. Hierdoor zijn in de periodieke grafiek van de bloeddruk de bovenste delen smaller dan de onderste delen. Een schets die het verloop van de bloeddruk beter benadert, is te zien in onderstaande figuur. | |||
|
|||
Een formule om
de gemiddelde bloeddruk te benaderen, is Pgem = Pmin + 0,33(Pmax - Pmin ) (1) Hierin zijn Pgem , Pmin en Pmax achtereenvolgens de gemiddelde, de minimale en de maximale bloeddruk in mmHg. Er geldt: Pmax > Pmin Uit formule (1) is af te leiden dat Pgem bestaat uit een percentage van Pmin en een percentage van Pmax . Het percentage van Pmin is groter dan het percentage van Pmax . |
|||
2p. | 4. | Bereken hoeveel keer zo groot. Geef je eindantwoord als geheel getal. | |
Het is bekend dat bij een hogere hartslag de gemiddelde bloeddruk stijgt. Formule (1) houdt hier geen rekening mee. Wetenschappers van de Rosalind Franklin University of Medicine and Science in Chicago hebben een formule opgesteld waarin de invloed van de hartslag wel meegenomen is: | |||
Pgem = Pmin + (0,33 + 0,0012 · H)(Pmax - Pmin) (2) | |||
Hierin is H
de hartslag, uitgedrukt in het aantal slagen per minuut. Pmin
en Pmax zijn weer de minimale en de maximale
bloeddruk in rust in mmHg en Pgem is nu de
gemiddelde bloeddruk in mmHg bij hartslag H. Ook hier geldt:
Pmax > Pmin. Een gezonde volwassen man heeft in rust een minimale bloeddruk van 80 mmHg en een maximale bloeddruk van 120 mmHg. Tijdens het hardlopen heeft hij een gemiddelde bloeddruk van 100 mmHg. |
|||
3p. | 5. | Bereken bij welke hartslag volgens formule (2) de gemiddelde bloeddruk 100 mmHg is. Geef je eindantwoord in gehele slagen per minuut. | |
Parkje in Lyon. | |||
In de Franse stad Lyon ligt een parkje met de naam ‘Jardin des tout-petits Adolphe-Lafont’. De vorm is nagenoeg driehoekig. We benaderen de vorm van dit parkje met een driehoek ABC. Zie de figuur. | |||
|
|||
Er geldt: | |||
- | Zijde AB, langs de Rue Pascal, is 92 m lang. | ||
- | Zijde BC, langs de Rue Lafontaine, is 101 m lang. | ||
- | Zijde AC, langs de Avenue Marc Sangnier, is 145 m lang. | ||
6p. | 8. | Bereken algebraïsch de oppervlakte van dit parkje in m2. Geef je eindantwoord als geheel getal. | |
Dicht bij elkaar. | |||
De functies f en g worden gegeven door: | |||
|
|||
S is het snijpunt van de grafieken van f en g. Zie de volgende figuur. | |||
|
|||
In deze figuur lijkt het alsof de functie f een minimum heeft in het snijpunt S. | |||
4p. | 9. | Onderzoek of in het snijpunt S de functie f inderdaad een minimum heeft. | |
Verder
wordt de functie h gegeven door h(x) =
Öx. In de volgende figuur zijn de grafieken van f en h weergegeven. Voor steeds grotere waarden van x liggen de grafieken van f en h steeds dichter bij elkaar. |
|||
|
|||
2p. | 10. | Leg uit, zonder getallenvoorbeeld of gebruik van de grafische rekenmachine, waarom voor grote waarden van x de grafieken van f en h dicht bij elkaar liggen. | |
3p. | 11. | Bereken voor welke waarden van x het verschil tussen f(x) en h(x) minder is dan 0,01. Geef je eindantwoord in drie decimalen. | |
Exponentiële functies. | |||
De functie f wordt
gegeven door f(x) = 2x + 3 en de
functie g wordt gegeven door g(x) = 23
+ 2Öx . In onderstaande figuur zijn de grafieken van f en g weergegeven. |
|||
|
|||
De grafieken van f en g snijden elkaar in de punten A en B. Punt A ligt op de y-as. | |||
3p. | 15 | Bereken exact de x-coördinaat van B. | |
De grafiek van f wordt ten opzichte van de x-as met -1/5 vermenigvuldigd. Hierdoor ontstaat de grafiek van de functie h. Vervolgens wordt de grafiek van h omhoog geschoven. Hierdoor ontstaat de grafiek van de functie k. De horizontale asymptoot van de grafiek van k gaat door A, het snijpunt van de grafiek van f en de y-as. Zie onderstaande figuur. | |||
|
|||
3p. | 16. | Stel een functievoorschrift op van k. | |
De grafiek van
k snijdt de x-as in het punt C met x-coördinaat
-3 + 2log(40). Deze x-coördinaat kan ook geschreven worden in de vorm x = 2log(p) , met p een geheel getal. |
|||
2p. | 17. | Bereken exact de waarde van p. | |
Vierdegraadsfunctie. | |||
De functie f wordt gegeven door f(x) = x4 - 3x2 + 2 | |||
4p. | 18. | Bereken exact het minimum van f. | |
Functie f
kan ook geschreven worden als f(x) = (x2
- 1)(x2
- 2) De grafiek van f snijdt de x-as achtereenvolgens in de punten A, B, C en D. Het punt T is het snijpunt van de grafiek van f met de y-as. Zie de figuur |
|||
|
|||
In de figuur is ∠ATC aangegeven. | |||
6p. | 19. | Bereken algebraïsch deze hoek. Geef je eindantwoord in graden in één decimaal. | |
UITWERKING | |
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | |
1. | f(x) = 2(1/3x
- 1)3
- 1/2x
+ 3 f '(x) = 3 ·2(1/3x - 1)2 · 1/3- 1/2 f '(x) = 2(1/9x2 - 4/3x + 1) - 1/2 f '(x) = 2/9x2 - 4/3x + 2 - 1/2 f '(x) = 2/9x2 - 4/3x + 11/2 |
2. | f
'(x) = 0 2/9x2 - 4/3x + 11/2= 0 ABC formule: x = (4/3 ± Ö4/9) / (4/9) = 4,5 of 1,5 Dus xA = 1,5 yA = 2(1/3 · 1,5 - 1)3 - 1/2 · 1,5 + 3 = 2 A = (1.5, 2) De grafiek van g moet daar doorheen gaan: 2 = 1,52 - 3/10 ·1,5 + c. 2 = 1,8 + c c = 0,2 |
3. | 5
sinusoiden met totale breedte 5,5 seconden geeft periode 5,5/5
= 1,1 dus c = 2p/1,1
= 5,7 evenwichtslijn = a = 90 amplitude = b = 120 - 90 = 30 beginpunt als de sinusoide door de evenwichtslijn omhoog gaat is bij x = d = 1 |
4. |
Pgem = Pmin +
0,33(Pmax - Pmin
) Pgem = Pmin + 0,33Pmax - 0,33Pmin Pgem = 0,67Pmin + 0,33Pmax dus 67% Pmin en 33% Pmax, Het percentage Pmin is tweemaal zo groot als het percentage Pmax |
5. | Pgem = Pmin + (0,33 + 0,0012
· H)(Pmax
-
Pmin) 100 = 80 + (0,33 + 0,0012 · H)(120 - 80) 20 = (0,33 + 0,0012H)40 0,5 = 0,33 + 0,0012H 0,0012H = 0,17 H = 142 |
6. | f(x) =
4/9x2
- 16/9x
- 20/9
. f '(x) = 8/9x - 16/9 f '(0) = -16/9 tan(a) = -16/9 geeft a = -60,6° Dat is de hoek met de x-as De hoek met de y-as is dan 180 - 90 - 60,6 = 29,3° Dat is dus kleiner dan 30° |
7. | 0 =
4/9x2
- 16/9x
- 20/9
4x2 - 16x - 20 = 0 x2 - 4x - 5 = 0 (x - 5)(x + 1) = 0 x = 5 ∨ x = -1 A = (-1, 0) f '(x) = 8/9x - 16/9 voor de top geldt 0 = 8/9x - 16/9 x = 2 invullen in de formule van f geeft T = (2, -4)
De afstand TA = Ö((2
- - 1)2 + (-4 - 0)2 ) = 5 en dat is
de straal van de cirkel. |
8. |
Cosinusregel: 922 = 1012 + 1452 - 2 · 101 · 145 cos(C) 8464 = 10201 + 21025 - 29290cos(C) -22762 = -29290cos(C) cos(C) = 0,7771.... C = 39,00... Teken de hoogtelijn BD vanuit B loodrecht op AC sin(39,00...) = BD/101 geeft BD = 63,56.... De oppervlakte is dan 0,5 · 63,56 · 145 = 4608 m2 |
9. | Y1 =
Ö(x + Ö(1/x)) calc - minimum geeft x = 0,6299... en y = 1,3747.... Y2 = Ö(1/x) calc - intersect geeft snijpunt x = 0,5248... en y = 1,3802.... Dat is dus niet gelijk. |
10. | Als
x heel groot wordt dan wordt 1/x bijna nul Dus dan wordt x + 1/x bijna gelijk aan x Dus wordt f bijna gelijk aan h |
11. | Dan
moet gelden f - h = 0,01 Y1 = f - h Y2 = 0,01 intersect geeft X = 49,965 |
12. | na 5
minuten is 4,5% omgezet en na 45 minuten 24,2% de groeifactor in 40 minuten is dan 24,2/4,5 = 5,3777.... g40 = 5,3777.... g = 5,3777...1/40 = 1,04295 |
13. | voor
het eerste deel geldt 13,5 = 4,5 ·
1,043t 3 = 1,043t t = 1,043log(3) = 26,09345... Dus na 26,09345... + 5 = 31,09345... minuten is het eerste deel omgezet. Het tweede deel duurt dan nog 60 - 31,09345... = 28,90542.... minuten Dat is een verschil van 2 minuten. |
14. | 30
minuten koken betekent 25 minuten volgens de formule. P = 4,5 · 1,04325 = 12,89199.... 30 = (4 · 12,891... · 100)/(5V) 30 = 5156,799.../(5V) 5V = 171,8933... V = 34,378... Dat is dus 34 liter. |
15. | 2x + 3
= 23
+ 2Öx x + 3 = 3 + 2√x x = 2√x x2 = 4x x2 - 4x = 0 x(x - 4) = 0 x = 0 ∨ x = 4 Dus xB = 4 |
16. | f
met factor -1/5 vermenigvuldigen geeft
h(x) = -0,2 ·2x
+ 3 De horizontale asymptoot van de grafiek van h is de lijn y = 0 Punt A heeft yA = 8 (x = 0 invullen in f) Dus om k te krijgen moet de grafiek van h nog 8 omhoog worden geschoven. Dat geeft k(x) = -0,2 ·2x + 3 + 8 |
17. | -3 + 2log(40) = 2log(2-3) + 2log(40) = 2log(2-3 · 40) = 2log(5) dus p = 5 |
18. | f(x) = x4
- 3x2 + 2 f '(x) = 4x3 - 6x f '(x) = 0 geeft 4x3 - 6x = 0 x(4x2 - 6) = 0 x = 0 ∨ 4x2 - 6 = 0 x = 0 ∨ x2 = 1,5 x = 0 ∨ x = √(1,5) ∨ x = -√(1,5) x = √(1,5) geeft y = (√1,5)4 - 3(√1,5)2 + 2 = 2,25 - 4,5 + 2 = -0,25 |
19. | (x2
- 1)(x2
- 2) = 0 x2 - 1 = 0 ∨ x2 - 2 = 0 x = 1 ∨ x = -1 ∨ x = Ö2 ∨ x = -Ö2 A = (-Ö2, 0) en C = (1, 0) T = (0, 2) AT heeft helling (0 - 2)/(-Ö2 - 0) = Ö2 tan(a) = Ö2 geeft a = 54,74..° en dat is de hoek van AT met de x-as CT heeft helling (0 - 2)/(1 - 0) = -2 tan(a) = -2 geeft a = -63,43...° en dat is de hoek van CT met de (positieve) x-as In driehoek ATC geldt dan dat hoek T gelijk is aan 180 - 54,74 - 63,43 = 61,8° |