HAVO WB12, 2007 - II | ||
Kartonnen Snoepdoosje | ||
Een kartonnen snoepdoosje heeft de vorm van een recht prisma. Zie de foto hieronder. De boven- en onderkant van dit prisma hebben elk de vorm van een regelmatige achthoek. Alle zijden van de regelmatige achthoek zijn 7,0 cm lang. Het doosje is 4,3 cm hoog. In deze opgave verwaarlozen we de dikte van het karton. |
||
In de figuur zie je een uitslag van het prisma zonder bovenkant. Op de achthoekige bodem zijn enkele stippellijnen getekend. Er geldt dat AS = DS en ∠ASD = 90°. De afstand van punt A tot punt S is ongeveer 4,95 cm. |
||
3p | 6. | Toon dit met een berekening aan. |
3p | 7. | Bereken de inhoud van het doosje. |
Als het deksel van het doosje gehaald wordt, gaan de zijkanten van het doosje naar buiten staan. Zie de volgende foto. In werkelijkheid wordt het doosje dus niet gemaakt van een uitslag zoals in de figuur hierboven. In onderstaande figuur is op schaal 1:2 een gedeelte te zien van het doosje als het nog een plat stuk karton is. |
||
Om het doosje te maken, wordt het karton langs de stippellijnen gevouwen. Als het deksel erop zit, staan de zijkanten van het doosje loodrecht op het grondvlak. De vouwlijnen AB en AH komen dan tegen elkaar aan. De vouwlijn AE steekt daarbij naar binnen. Als het deksel eraf gehaald wordt, maken de zijkanten van het doosje een hoek van 60º met het grondvlak. Van deze situatie is een bovenaanzicht te tekenen. Vanwege de symmetrie bekijken we slechts een gedeelte hiervan met de twee zijvlakken ABCD en AFGH, en de driehoeken AEB en AHE. In de figuur hieronder is op ware grootte een begin gemaakt met het bovenaanzicht. |
||
4p | 8. |
Voltooi dit deel van het bovenaanzicht door de genoemde ontbrekende delen te tekenen. Licht je werkwijze toe. |
De fabrikant wil een kleiner doosje ontwerpen, eveneens in de vorm van een regelmatig achthoekig prisma. Hij wil dat de uitslag van dit doosje zonder deksel precies past op een vierkant stuk karton van 18,0 bij 18,0 cm. In de figuur hieronder is hiervan een voorbeeld te zien. |
||
De hoogte van het doosje verandert dan ook. Noem de zijde van de regelmatige achthoek x. Dan geldt voor de oppervlakte O van de achthoek en voor de hoogte h van het doosje: |
||
- | O = 2(1+ √2)x2 | |
- | h = 9,0 − 1/2(1+ √2)x. | |
Voor de inhoud van het doosje (als het deksel er op zit) geldt I = O • h. Hiermee en met bovenstaande formules voor O en h kan worden aangetoond dat bij benadering geldt: I = 43,46x2 − 5,83x3. | ||
4p | 9. |
Leid op algebraïsche wijze de formule voor de inhoud I af met behulp van de formules voor O en h. |
4p | 10. |
Bereken met behulp van differentiëren de maximale inhoud van het doosje. Geef je antwoord in hele cm3 nauwkeurig. |
Wortel en logaritme | ||
In onderstaande figuur zie je twee grafieken getekend. Het functievoorschrift van f is f (x) = √x en het functievoorschrift van g is g(x) = 2 + 3log(x − 3). |
||
3p | 11. |
Bereken exact de x-coördinaat van het snijpunt van de grafiek van g met de x-as. |
A is een punt op de grafiek van f en B is een punt op de grafiek van g. De x-coördinaat van zowel A als B is 8. Zie de figuur. De raaklijn aan de grafiek van f in punt A en de raaklijn aan de grafiek van g in punt B lopen vrijwel parallel. Dit betekent dat de helling van de grafiek van f in punt A bijna gelijk is aan de helling van de grafiek van g in punt B. Er is een waarde van x waarvoor geldt dat f '(x) = g'(x) . |
||
5p | 12. |
Bereken met behulp van differentiëren deze waarde van x in 1 decimaal nauwkeurig. |
De twee grafieken snijden elkaar in precies twee punten. | ||
4p | 13. | Los op: g(x) < f(x) |
Kerstlicht | ||
In een warenhuis is rond Kerstmis allerlei kerstverlichting te koop, zoals het kerstlicht dat op de foto is te zien. |
||
Dit kerstlicht bestaat uit een vijfzijdig prisma, waarbij op de rechthoekige zijvlakken vierzijdige piramides zijn geplaatst. Een gedeelte van het kerstlicht, het vijfzijdig prisma met drie van de vijf piramides, is in de figuur hieronder weergegeven. De twee vijfhoekige zijvlakken van het prisma zijn regelmatige vijfhoeken met zijden van 5,0 cm. De grondvlakken van de piramides zijn rechthoeken met zijden van 5,0 en 3,0 cm. De opstaande ribben van alle piramides zijn even lang. Zie de figuur. |
||
Het vooraanzicht van het kerstlicht is een vijfpuntige ster. Dit vooraanzicht is te zien in de volgende figuur. |
||
In het vooraanzicht zijn P, Q,
R, S en T de
snijpunten van de verlengde zijden van de
regelmatige vijfhoek ABCDE. De hoeken in de
regelmatige vijfhoek ABCDE zijn allemaal
108º. |
||
3p | 14. | Toon dit laatste aan. |
De zijden van de regelmatige vijfhoek ABCDE zijn 5,0 cm. In het vooraanzicht zijn de lijnstukken die de punten P, Q, R, S en T met de hoekpunten van deze regelmatige vijfhoek verbinden, zoals bijvoorbeeld RD, RC en TE, allemaal even lang. De lengte van elk van deze lijnstukken in het vooraanzicht is ongeveer 8,1 cm. |
||
4p | 15. | Toon dit met een berekening aan. |
De opstaande ribben van alle piramides van het kerstlicht zijn even lang | ||
4p | 16. | Bereken de lengte van de opstaande ribben van de piramides. |
Het kerstlicht wordt liggend verpakt in een cilindervormig doosje waar het precies in past. Dit doosje heeft een hoogte van 3,0 cm. De punten van de ster liggen tegen de opstaande randen van het doosje aan. |
||
7p | 17. |
Bereken de diameter van het grondvlak van het doosje. Geef je antwoord in cm in 1 decimaal nauwkeurig. |
Kettinglijn. | |||||
Als we een vrij hangend, volkomen buigzaam, overal even dik en even zwaar touw tussen twee punten A en B ophangen, dan hangt het touw in een gebogen lijn. Deze lijn wordt een kettinglijn genoemd. We bekijken een kettinglijn waarbij de punten A en B zich beide 5 meter boven de grond bevinden op een afstand van 8 meter van elkaar. We brengen in het verticale vlak waarin het touw hangt, een assenstelsel aan zo dat het laagste punt van het touw op de y-as ligt en de x-as horizontaal langs de grond loopt. In het assenstelsel in de figuur hieronder heeft A de coördinaten (−4,5) en B de coördinaten (4,5). |
|||||
De kettinglijn in de figuur hierboven is dan de grafiek van de functie: met h en x in meter. |
|||||
3p | 18. | Bereken de exacte waarde van c. | |||
Als men touwen van verschillende lengte ophangt tussen A en B, dan zal het langste touw het verste doorhangen. In onderstaande figuur is een aantal touwen van verschillende lengte te zien. Hier is ook te zien dat het kortste touw het hoogste hangt. |
|||||
Het is duidelijk dat hoe hoger het touw hangt, hoe kleiner de helling is in punt B. Bij de bovenste kettinglijn in figuur 2 met als laagste punt T hoort de formule |
|||||
4p | 19. |
Bereken van deze kettinglijn met behulp van differentiëren de helling in punt B. Rond je antwoord af op 2 decimalen. |
|||
In de figuur hierboven zie je zes
kettinglijnen. Deze kettinglijnen lijken op dalparabolen. De
functievoorschriften voor deze dalparabolen hebben de vorm: f (x)
= ax2 + b. |
|||||
3p | 20. | Toon dit door middel van een berekening aan. | |||
Hoewel de kettinglijnen uit de figuur
lijken op dalparabolen, zijn ze dat niet. Zo valt
bijvoorbeeld de kettinglijn gegeven door de formule van hT(x)
niet samen met de dalparabool gegeven
door de formule van |
|||||
3p | 21. |
Bereken de maximale waarde van v(x) op het interval [−4, 4] in 3 decimalen nauwkeurig. |
|||
Het functievoorschrift voor een willekeurige kettinglijn door de punten A en B wordt gegeven door: Hierin is k een constante die afhangt van de lengte van de ketting. Er wordt een ander touw opgehangen tussen A en B. Het laagste punt van dit touw valt precies samen met (0,0). |
|||||
4p | 22. | Bereken de waarde van k van dit touw in 2 decimalen nauwkeurig | |||
UITWERKING | |||
|
|||
1. | Van 0 naar 1 km gaat
de luchtdruk van 760 naar 648 Dat is een factor 648/760 = 0,8526 De formule voor de luchtdruk is dan P = 760 • 0,8526h Op 100 meter is h = 0,1 P = 760 • 0,85260,1 = 747,979... ≈ 748. |
2. | 8 m hoort bij 1 hPa,
dus 1 meter hoort bij 1/8 hPA, dus 100 m
hoort bij 100 • 1/8 = 12,5 hPa 4/3hPa hoort bij 1 mmHg, dus 1 hPa hoort bij 1/(4/3) = 3/4 mmHg, dus 12,5 hPa hoort bij 12,5 • 3/4 = 9,375 mmHg Een daling van 9,375 mmHg geeft een waarde 760 - 9,375 = 750,625 Dat is een verschil van 750,625 - 748 ≈ 2,6 mmHg. |
3. | 2278 meter is 778
meter vanaf 1500. per 1000 m stijging is de afname 10%, dus over 778 meter is de afname 7,78% Er is dus nog 100 - 7,78 = 92,22% over. 100% was gelijk aan 5,8 l/min. Dan is 92,22% gelijk aan 0,9222 • 5,8 = 5,3 l/min. |
4. | 80 = 6000/(115
- 0,01h) ⇒ 80 • (115 -
0,01h) = 6000 ⇒ 9200 - 0,8h = 6000 ⇒ 3200 = 0,8h ⇒ h = 3200/0,8 = 4000 m |
5. | P = 6000/(115
- 0,01h) ⇒ 115 - 0,01h = 6000/P (0,01h en 6000/P naar de andere kant) ⇒ 0,01h = 115 - 6000/P (vermenigvuldig beide kanten met 100) ⇒ h = 11500 - 600000/P |
6. | Pythagoras in
driehoek ADS, met AD = DS = x: x2 + x2 = 72 ⇒ 2x2 = 49 ⇒ x2 = 24,5 ⇒ x = √24,5 Dat is inderdaad ongeveer 4,95. |
7. | Inhoud = oppervlakte
grondvlak • hoogte. Grondvlak = vierkant + vier rechthoeken + vier driehoeken. Vierkant: 7 • 7 = 49 Rechthoeken: 4 • (7 • 4,95) = 138,6 Driehoeken: 4 • (0,5 • 4,95 • 4,95) = 49,005 Samen is dat 236,605 Hoogte is 4,3 dus de inhoud 236,605 • 4,3 ≈ 1017 cm3 |
8. |
Noem H' de projectie van H op
het grondvlak. |
9. | O = 2(1 +
√2)x
≈ 4,8284x h = 9,0 - 0,5 • (1 + √2)x ≈ 9 - 1,2071x I = O • h = 4,8284x • (9 - 1,2071x) = 4,8284x • 9 - 4,8284x • 1,2071x = 43,4556x - 5,8284x2 Dat is inderdaad ongeveer de gezochte formule. |
10. | Het maximum van I
vind je als I '= 0 I '= 2 • 43,46x - 3 • 5,83x2 = 0 ⇒ 86,92x - 17,49x2 = 0 ⇒ x(86,92 - 17,49x) = 0 ⇒ x = 0 (geen opl.) of 86,92 - 17,49x = 0 de tweede oplossing geeft 86,92 = 17,49x ⇒ x = 86,92/17,49 = 4,97 |
11. | 2 + 3 log(x
- 3) = 0 ⇒
3log(x - 3) = -2 ⇒ x - 3 = 3-2 = 1/9 ⇒ x = 3 + 1/9 = 31/9. |
12. | f(x)
= √x = x0,5
⇒ f '(x) = 0,5 x -0,5
g(x) = 2 + 3 log(x - 3) ⇒ g '(x) = 1/(x - 3)ln3 Deze moet met de GR; Y1 = 0,5 x ^ -0,5 en Y2 = 1 /((X - 3)ln(3)) intersect levert x ≈ 8,2 |
|
13. | Y1 =
√(X)
en Y2 = 2 + log(X - 3)/log(3) intersect geeft x = 4 V x ≈ 21,8 Uit de grafiek lees je af dat g < f voor 3 < x < 4 of x > 21,8 |
|
14. | ÐEAB
+ ÐPAB = 180º dus ÐPAB
= 180º - 108º = 72º Op dezelfde manier is ÐPBA = 72º Omdat de som van de hoeken van driehoek ABP 180º is, blijft er voor ÐAPB nog over: 180 - 72 - 72 = 36º |
|
15. | De
lengte in het vooraanzicht is lengte RC Noem het midden van CD punt P. CP = 2,5 ∠PRC = 0,5 • 36 = 18º sin18º = CD/RC ⇒ RC = CD/sin18º = 2,5/sin18º ≈ 8,1 |
|
16. | Bekijk
piramide RCFGD en stel M het midden van CF. Dan is RM = 8,1 (zie vorige opgave) en CM = 1,5 Dus 1,52 + 8,12 = RC2 ⇒ RC2 = 67,86 ⇒ RC ≈ 8,2 |
|
17. | De straal van de
cirkel is RM = RP + PM RP2 + 2,52 = 8,12 ⇒ RP2 = 8,12 - 2,52 = 59,36 dus RP = √59,36 ≈ 7,70 ∠PDM = 1/2 van 108º = 54º tan54º = PM/2,5 ⇒ PM = 2,5 • tan54º ≈ 3,44 De straal is dus 7,70 + 3,44 = 11,14 De diameter is dan 2 • 11.14 ≈ 22,3 cm. |
|
18. | De lijn
moet door (4,5): 5 = 2(e0,25• 4 + e-0,25• 4) + c ⇒ 5 = 2(e1 + e-1 ) + c ⇒ c = 5 - 2(e + e -1) |
|
19. | De
helling is de afgeleide: h'(x) = 5 • (e0,1x• 0,1 + e-0,1x • -0,1) (de factoren 0,1 en -0,1 komen van de kettingregel) h'(4) = 5 • (e0,4 • 0,1 - e-0,4 • 0,1) ≈ 0,41 |
|
20. | punt T: x
= 0 in de formule voor h: h(0) = 5 • (e0
+ e0) - 5,81 = 5 • 2 - 5,81 = 4,19 y = ax2 + b moet dan ook door (0, 4.19) gaan: 4.19 = a • 02 + b ⇒ b = 4,19 Vul nu (bijv) punt A in: 5 = a • 42 + 4,19 ⇒ 5 - 4,19 = 16a ⇒ 0,81 = 16a ⇒ a = 0,81/16 = 0,050625 |
|
21. | Plot de
grafiek van v: Y1 = (0,050625X^2 + 4,19) - (5(e^(0,1X) + e^(-0,1X))-5,81) Gebruik calc - maximum Window bijv. Xmin = -4, Xmax = 4, Ymin = 0, Ymax = 0,01 Dat geeft een maximum van ongeveer 0,002 (bij x ongeveer 2,733 of -2,733) |
|
22. | (0,0)
invullen: 0 = 1/2k • (e0 + e0 - e-4k - e-4k) + 5 te moeilijk: dan maar de GR. Y1 = 1/(2X) • (2 - e^(-4X) - e^(-4X)) + 5 calc - zero geeft k » 0,47 |