HAVO WB, 1997 - I | ||
OPGAVE 1. | |||
|
|||
Hiernaast is de grafiek van f getekend. | |||
6p. | 1. | Stel een vergelijking op van de raaklijn aan de grafiek van f in het punt O(0,0) | |
3p. | 2. | Onderzoek of er punten van de
grafiek van f op de lijn y = 6 liggen. |
|
5p. | 3. | Bereken voor welke waarden van x > 0 geldt: 6 - f(x) < 0,1 | |
5p. | 4. | Bereken de uiterste waarde van g(x) en onderzoek of dit een maximum of een minimum is. | |
3p. | 5. | Welke waarden kan g(x) aannemen? Geef een toelichting. | |
|
OPGAVE 3. | ||||
In de figuur
hiernaast zijn de grafieken van de functies f: t
→ 2sin1/2t en g: t → sin3/2t voor een deel getekend. |
|
|||
8p. | 10. | Teken in onderstaande
figuur de grafieken van f en g voor 2π ≤ t ≤ 6π. |
||
|
||||
De snijpunten van de grafieken van f en g met een positieve t-coördinaat worden achtereenvolgens S1, S2, S3, S4, S5, ... genoemd. | ||||
8p. | 11. | Toon aan dat het punt (1/3π, 1) zowel op de grafiek van f als op de grafiek van g ligt, en leid hieruit de coördinaten van S2, S4 en S11 af. | ||
De grafieken van f en
g horen bij twee harmonische bewegingen. De amplitude van de grafiek van g wordt verkleind. De verkleining is zodanig dat de grafiek van de nieuwe harmonische beweging en de grafiek van f in O(0,0) een gemeenschappelijke raaklijn hebben. |
||||
8p. | 12. | Bereken de amplitude van deze nieuwe harmonische beweging. | ||
OPGAVE 4. De jumping card. | ||||
Een jumping card is een doosje van
karton dat platgedrukt kan worden. Zie onderstaande figuur. Dat kan omdat de zijvlakken bij de groene ribben niet aan elkaar vastzitten. De vlakken zijn alleen via de rode ribben met elkaar verbonden. Dwars door de 'card' is een elastiekje gespannen. Door boven op vlak KLMNOP te drukken kun je de 'card' platdrukken. Als je dat doet wordt dat elastiekje uitgerekt. Als er geen druk op de 'card' wordt uitgeoefend zorgt het elastiekje ervoor dat de jumping card een ruimtelijk lichaam is. De 'card' wordt platgedrukt in een enveloppe verstuurd. Als de ontvanger de 'card' uit de enveloppe haalt, springt de 'card' door de spanning in het elastiekje automatisch in de vorm die in onderstaande figuur te zien is. |
||||
|
||||
De jumping card bestaat dan uit twee
afgeknotte piramiden. Elke afgeknotte piramide is een deel van een
regelmatige zeszijdige piramide. Van de regelmatige zeshoek ABCDEF
heeft elke zijde een lengte van 4,5 cm. De regelmatige zeshoeken KLMNOP en QRSTUV hebben elk zijden met een lengte van 2,5 cm. Verder is gegeven dat elke opstaande ribbe van de afgeknotte piramiden een hoek van 60º maakt met het vlak ABCDEF. G is het midden van de ribbe AF, H is het midden van de ribbe CD. Het elastiekje is gespannen tussen G en H. In de figuur hieronder is het bovenaanzicht van de jumping card getekend als er geen druk op wordt uitgeoefend. |
||||
|
||||
7p. | 13. | Toon aan dat de afstand van vlak KLMNOP tot vlak QRSTUV in millimeters nauwkeurig gelijk is aan 69 mm. | ||
3p. | 14. | Bereken in millimeters nauwkeurig de lengte van het elastiekje als er geen druk op de jumping card wordt uitgeoefend. | ||
5p. | 15. | Toon door berekening aan dat het elastiekje, als de jumping card wordt platgedrukt, n millimeters nauwkeurig, 43 mm wordt uitgerekt. | ||
Als de jumping card is platgedrukt, zijn er in het bovenaanzicht uitsparingen zichtbaar. | ||||
8p. | 16. | Teken in het bovenaanzicht van de jumping card als er geen druk wordt uitgeoefend (de figuur hierboven), ook het bovenaanzicht van een platgedrukte jumping card., Licht je werkwijze toe. | ||
UITWERKING | |
1. | |
2. | |
3. | |
4. | |
5. | |
6. | |
7. | |
8. | |
9. | |
10. | |
11. | |
12. | |
13. | |
14. | |
15. | |
16. | |
17. | |
18. | |
19. | |
20. | |
21. | |
22. | |
23. | |